Laatste nieuws
Henk Maassen
Henk Maassen
8 minuten leestijd

Fiona Godlee: 'Ik heb nooit tegen mannen hoeven vechten'

Plaats een reactie

Fiona Godlee, de eerste vrouwelijke hoofdredacteur van BMJ

De eerste vrouwelijke hoofdredacteur van British Medical Journal staat nauwelijks stil bij ‘the woman thing’. Toch valt het Fiona Godlee op dat ze vaak de enige vrouw is in een panel van deskundigen. ‘We moeten de beste mensen rekruteren.’

beeld: Mark Thomas Photography

Tavistock Square Gardens is een wat onooglijk parkje in Londen. Prominent in het midden ervan staat een beeld van Mahatma Gandhi, in zijn karakteristieke kleermakerszit. Een eindje verderop staan bronzen bustes van twee beroemde vrouwen: schrijfster Virginia Woolf en Louisa Aldrich-Blake, de Britse Aletta Jacobs. Zij was de eerste vrouwelijke chirurg-anesthesioloog in Groot-Brittannië. Ze staat hier niet helemaal toevallig, want tegenover het park ligt het in neoklassieke stijl opgetrokken gebouw van de eerbiedwaardige British Medical Association (BMA). 
Op de derde verdieping werkt Fiona Godlee. Zij is de eerste vrouwelijke hoofdredacteur van British Medical Journal – de wekelijkse uitgave van de BMA –  en dat maakt haar als vanzelf tot één van de hedendaagse opvolgers van Louisa Aldrich-Blake, en dus tot een gezaghebbende stem in de Britse medische wereld en ver daarbuiten. 

Scheefgroei


Godlee – lang, vriendelijk, innemende lach – heeft het druk, haar vorige afspraak is een kwartier uitgelopen en in minder dan een uur moet ze haar kantoor alweer verlaten. Ze excuseert zich omstandig. Tijdens het interview lijkt het soms alsof ze hardop denkt. Een paar keer vraagt ze: ‘Am I making any sense?’


Ze heeft, zegt ze, nauwelijks stilgestaan bij ‘the woman thing’. Het feit dat twee van de belangrijkste medische vakbladen (de andere is JAMA) nu door een vrouw worden geleid, ziet ze simpelweg als een weerspiegeling van de verhoudingen in de geneeskunde.


Godlee verwacht niet dat er over een paar jaar nog debat zal zijn over het thema vrouwen en geneeskunde. ‘Althans, ik hoop van niet. Dat gepraat labelt vrouwen voortdurend als de “ander”. Zo blijven mannen de norm. Ik zou veel liever spreken over diversiteit in geneeskunde.’ Wat weer niet betekent, dat ze niets te zeggen heeft over de feminisering van haar vak.


Integendeel. Kortgeleden schreef ze in BMJ: ‘De geneeskunde kan wachten op een meer gelijkwaardige en diverse samenleving; of zelf de leiding daarin nemen.’ In het Verenigd Koninkrijk dreigt onwenselijke scheefgroei, waarschuwt Godlee. ‘We zien hier de opkomst van blanke vrouwen en van niet-blanke mannen. Ik vind dat we moeten streven naar een medische professie die meritocratisch en representatief is. We moeten, anders gezegd, in de eerste plaats de beste mensen rekruteren. En ten tweede zou het goed zijn als de samenstelling van de beroepsgroep ruwweg een afspiegeling is van de populatie van patiënten.’

Vrees


In april van dit jaar publiceerde BMJ een beschouwing van een Britse arts die vindt dat er inmiddels te veel vrouwelijke medische studenten zijn. Daardoor dreigt het gevaar van een massale keuze voor medische disciplines met de minste werkdruk. Veel vrouwen zullen bovendien in deeltijd willen werken en regelmatig (vanwege kinderen) hun loopbaan onderbreken. Geen aanlokkelijk perspectief, vond deze man.  


Helemaal geen onbegrijpelijke vrees, vindt Fiona Godlee. ‘Om een goede dokter te worden, moet je veel patiënten in verschillende omstandigheden zien. Vrouwen – en mannen – die voor dit vak kiezen, moeten geen easy ride verwachten. Het is een hard beroep. Maar iets makkelijker kan het wel. Veel vrouwen hebben de vaardigheden, intelligentie, motivatie en roeping om ver te komen en de gelegenheid daartoe moeten we ze wel bieden. En dus zijn gezinsvriendelijke regelingen als moederschapsverlof, mogelijkheden om je loopbaan tijdelijk te onderbreken en deeltijdwerken juist hard nodig. Intussen zien we in dit land inderdaad dat vrouwen in toenemende mate voor specialismen kiezen die weliswaar een grote werkdruk kennen, maar ook de mogelijkheid bieden voor een flexibeler invulling van de werktijden, zoals kinder­geneeskunde of spoedeisende geneeskunde.’

Verschillen


De medische praktijk kan volgens Godlee een gevarieerd palet aan vaardigheden op het gebied van communicatie, technisch kunnen, en leiderschap goed gebruiken. En daarin kunnen verschillen tussen mannen en vrouwen mogelijk een rol spelen. ‘Vrouwen hebben grotere empathische gaven dan mannen. Mannen zijn meer doelgericht, vrouwen zijn beter in lateraal denken en beter in multitasking. En dat zijn niet alleen eigenschappen waarbij artsen baat hebben. De komst van meer vrouwen in leidinggevende posities zou kunnen zorgen voor meer facilitair en minder hiërarchisch en competitief management.’


Maar je moet de verschillen ook weer niet overdrijven, relativeert Godlee. Ze denkt even na, schiet in de lach en flapt er dan uit: ‘Je zult toch te maken krijgen met chirurgen. They are a breed, you know. Tot ik bewijs zie dat vrouwen minder handig zijn dan mannen, kan dat niet de verklaring zijn voor het feit dat er, althans in mijn land, nog steeds veel minder vrouwen dan mannen zijn die voor een loopbaan in de chirurgie kiezen.’


Later in het interview komt ze daar – als om haar stelling kracht bij te zetten – nog even op terug. Ze vertelt dat ze zelf altijd graag met haar handen heeft gewerkt. ‘Niet dat ik chirurg wilde worden. Maar als ik niet het artsenvak was ingegaan, dan was ik zeker meubelmaker geworden. Ook nu nog zeg ik wel eens gekscherend: als ik de loterij win, dan ga ik me daarop toeleggen.’

Vrouwen zijn nog steeds ondervertegenwoordigd in de hoogste echelons van de geneeskunde, ook in uw land.


‘Dat is zo. Ik had het eerlijk gezegd nooit zo opgemerkt. Misschien omdat ik steeds zowel door mannen als door vrouwen in mijn loopbaan ben aangemoedigd. Maar door mijn huidige positie merk ik de laatste jaren dat ik vaak de enige vrouw ben in een panel van deskundigen. Of dat ik zit te luisteren naar een gezelschap dat volledig uit mannen bestaat. Hoe dat komt, weet ik niet precies. Mogelijk gaan vrouwen minder gauw op uitnodigingen in, omdat ze denken dat ze niet aan de verwachtingen kunnen voldoen. Ik krijg vaak van die formulieren toegestuurd voor ‘Who is who-achtige’ boeken en databases waarin de gegevens zijn te vinden van vooraanstaande deskundigen. Ik vul ze nooit in. Ik ga nou iets heel seksistisch zeggen: ik denk dat mannen veel meer geneigd zijn om dat wel te doen. Vrouwen zijn te zelfkritisch, zei mijn voorganger Richard Smith ooit. Mannen stappen eerder en zonder reserves de trap op naar boven. Maar ik wil niet generaliseren, hoor.’


In haar blog op de BMJ-website maakte ze deze zomer bekend dat ze haar netwerk van excellente vrouwen in de geneeskunde bewust gaat vergroten, zodat ze altijd evenveel mannen als vrouwen kan noemen als ze wordt benaderd door een congresorganisator. ‘En hoewel ik niet wil doorgaan voor een zeur, zal ik het probleem steeds aan de orde stellen zodra ik merk dat ik weer eens de enige vrouw in zo’n panel ben.’

Noemt u zichzelf een feminist?
‘Ja, maar ik heb zelf nooit het gevoel gehad dat ik tegen mannen moest vechten. Zo zou ik feminisme ook niet definiëren. Misschien omdat ik geluk heb gehad en tot dusver steeds heb kunnen doen wat ik wilde. Ik zie mijn moeder als een feministe, hoewel ze een traditioneel huwelijk had, kinderen kreeg en daarna niet meer werkte. Ze was een belangrijke, stimulerende kracht in mijn leven. Ze kreeg twee jongens en twee meisjes en ze heeft ze nooit, op welke manier dan ook, verschillend behandeld. Ik heb er nooit bij stilgestaan dat van vrouwen iets anders werd verwacht dan van mannen. Feminisme betekent voor mij gelijkwaardigheid en gelijke kansen scheppen voor mannen en vrouwen. Lange tijd gold: traden meer vrouwen toe tot een professie, dan leed het vak statusverlies. Dat had alles te maken met de positie van vrouwen in de maatschappij. Die is verbeterd, maar nog niet genoeg.’ 

U heeft eens gezegd dat u lange tijd het contact met patiënten miste en dat u lang nodig heeft gehad om uzelf als iets anders dan dokter te omschrijven. Hoe is het nu: ziet u zichzelf nog als een dokter?


Ze glimlacht. Aarzelend antwoordt ze: ‘Ja, ik ben bang van wel. Misschien dat sommige mensen dat belachelijk vinden. Ik heb een tijdje buiten de geneeskunde gewerkt, maar daar werd ik ongelukkig van. Ik heb de klinische geneeskunde ook niet verlaten omdat ik er geen plezier meer aan beleefde. Ik vond het een emotioneel en sociaal zeer bevredigend vak. Maar ik vreesde dat de klinische  praktijk mij intellectueel onvoldoende zou uitdagen. De geneeskunde als vak kan ik echter niet missen. Gelukkig voelt mijn werk bij BMJ nog altijd als erg medisch.’


Toen ze zes jaar was, wist Godlee al dat ze dokter wilde worden. Geen wonder, ze is ‘erfelijk belast’. Met ironie: ‘It’s a sad story. Ik kom uit een gezin van dokters. Mijn vader was oncoloog, mijn beide broers en zus zijn huisarts. Mijn vader komt uit een quakerfamilie. Zoals je misschien weet zijn veel quakers in de geneeskunde terechtgekomen. Eén van mijn verre voorvaderen was de wijnhandelaar Joseph Jackson Lister (1786-1869), die de achromatische microscoop uitvond; zijn zoon was de beroemde chirurg Joseph Lister (onder andere grondlegger van de antiseptische wondbehandeling, hm).’

Het verhaal gaat dat u ooit te rade bent gegaan bij de complementaire geneeskunde. Klopt dat?
Koeltjes, alsof ze een bekentenis aflegt: ‘Mijn zoontje had als baby last van koliek. Ik denk dat de meeste vrouwen in zo’n situatie, waarin de traditionele geneeskunde niets te bieden heeft, wat verder kijken. Als het maar niet schaadt. Eerlijk gezegd, weet ik niet of het heeft gewerkt. Ik weet wel dat ik als arts patiënten die zoiets doen, nooit de deur zou wijzen. Mijn uitgangspunt is dat je patiënten nooit mag misleiden. Dat wil zeggen: je mag nooit beweren dat een behandeling werkt, terwijl daarvoor geen enkel bewijs bestaat. Homeopathie werkt niet en ik weet ook dat voor de werkzaamheid van de meeste andere alternatieve geneeswijzen geen enkel bewijs bestaat. Met acupunctuur als mogelijke uitzondering.’

Het is het eind van haar werkdag. Fiona Godlee moet zich haasten om de trein van half zes naar Cambridge te halen. Ze gaat naar huis. Haar woorden nauwkeurig kiezend, bijna verlegen, alsof ze nog een bekentenis doet, zegt ze: ‘Mijn man was boer, later was hij bij de marine, maar nu werkt hij niet meer. Hij past op de kinderen – ze zijn zes en negen jaar. Ze vinden dat ik veel te hard werk. Hij regelt het huishouden. Ik weet het, ik ben bevoorrecht. Ik heb het zeer luxueus geregeld.’ MC


Portret

Dr. Fiona Godlee (1961) is hoofdredacteur van BMJ sinds 2005. In 1985 behaalde ze haar artsexamen. Ze volgde een opleiding in Cambridge en Londen tot general physician (huisarts). Ze werkte als artsassistent in het Whittington Hospital in Noord-Londen. Daar zag ze veel slacht­offers van drugs en geweld. Een harde leerschool, zegt ze terugkijkend, maar wel inspirerend en met veel sterke vrouwelijke artsen als collega’s.


Vanaf 1990 schrijft ze vooral over geneeskunde, met een onderbreking in 1994 toen ze aan de Harvard universiteit studie maakte van de wijze waarop uitkomsten van medisch onderzoek het best in de alledaagse praktijk zijn toe te passen.


In het verlengde daarvan stond ze aan de wieg van BMJ Clinical Evidence, dat overzichten biedt van de best beschik­bare evidence voor behandelingen en waarvan wereldwijd al meer dan een miljoen artsen gebruikmaken. 


Fiona Godlee woont in de buurt van Cambridge, is getrouwd en heeft twee kinderen.


Verhouding BMA en BMJ

Fiona Godlee: ‘British Medical Journal (BMJ) is niet het huis­orgaan van de British Medical Association (BMA). Zo worden we vaak geafficheerd, maar zo zien we onszelf niet. We zijn onafhankelijk; we hebben onze eigen kijk. Dat betekent overigens niet dat ik in BMJ voortdurend en ongefundeerd kritisch zou kunnen zijn over het beleid van de BMA. Dan zou ik het niet lang volhouden als hoofdredacteur. Ik moet er overigens wel bij zeggen dat we het enige van de grote medische tijdschriften zijn die nog nooit zijn hoofdredacteur heeft ontslagen.’
BMJ heeft zich onder leiding van Godlee ontwikkeld tot een blad dat in de eerste plaats online publiceert. De gedrukte editie omvat wekelijks een deelverzameling van alles wat op de website verschijnt. ‘Toch denk ik dat de gedrukte versie van BMJ nog lang zal bestaan. Vooral Britse lezers stellen het blad op prijs. Bovendien werkt het businessmodel. Dat verschuift wel, maar tot dusver zijn adverteerders nog wat huiverig om online te gaan.’

Beeld: Mark Thomas photography

Klik hier voor de pdf van dit artikel


  • Henk Maassen

    Henk Maassen is sinds 1999 journalist bij Medisch Contact, met speciale belangstelling voor psychiatrie en neurowetenschappen, sociale geneeskunde en economie van de gezondheidszorg. Hij stelt wekelijks de Media & Cultuur-pagina’s samen.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.