Laatste nieuws
Sophie Broersen
3 minuten leestijd
Wetenschap

Depressie bij kanker niet altijd herkend

Plaats een reactie

Depressieve stoornissen worden niet altijd herkend bij patiënten met kanker. De diagnose is lastig, maar het is van belang om deze te stellen, want goede behandeling levert veel op. In drie bladen uit de Lancet-familie wordt op dit thema ingegaan.

Is dit normaal voor een patiënt met kanker, of niet? Dat is waar het om draait als het gaat om het stellen van de diagnose depressie bij patiënten met een maligne aandoening. Dat valt lang niet altijd mee, zegt gz-psycholoog Anneke van Wijk van het Helen Dowling Instituut (gespecialiseerd in psychologische zorg aan mensen met kanker en hun naasten). ‘Vermoeidheid, slaapstoornissen en moeizame concentratie kunnen door een depressie worden veroorzaakt, maar ook door kanker, of kunnen een bijwerking van de behandeling zijn. Hetzelfde gaat op voor angst en somberheid; die treden sowieso op bij mensen die de traumatische diagnose kanker te verwerken krijgen. Wij krijgen soms patiënten verwezen die ontroostbaar huilden op het spreekuur bij de oncoloog. Van wie wij later zeggen: ‘Dat was een normale reactie, geen stoornis’. Wij proberen het onderscheid te maken door te letten op die symptomen die meer specifiek zijn voor depressie, zoals veel gedachten aan de dood, de dood zien als uitweg. Of ernstige anhedonie, niet meer goed voor zichzelf zorgen, niets meer om het uiterlijk geven.’

Overdiagnostiek lijkt minder een probleem dan het tegenovergestelde, blijkt uit onderzoek van Jane Walker e.a., dat in The Lancet Psychiatry verschijnt. Zij analyseerden gegevens van een screeningsprogramma dat bij 21.000 patiënten (70% vrouwen) met kanker werd toegepast. Die screening bestond uit een vragenlijst en – bij een verhoogde kans op depressie – een gesprek. Bij patiënten met longkanker kwam een depressieve stoornis het meest voor: 13 procent, gevolgd door gynaecologische kanker (11%) en borstkanker (9%). Vrouw, jong en arm zijn verhoogden de kans. Het maakte niet uit of de diagnose kanker recentelijk was gesteld of meer dan een jaar eerder. Maar liefst driekwart van de patiënten werd niet behandeld voor de aandoening.

Van Wijk durft niet te zeggen of onderdiagnostiek in Nederland een groot probleem is, maar weet dat lang niet bij alle patiënten de juiste diagnose wordt gesteld: ‘Artsen en verpleegkundigen herkennen natuurlijk wel als het niet goed met iemand gaat, maar er zijn mensen die zichzelf beter voordoen dan ze zich eigenlijk voelen, voor de buitenwereld, en ook voor zichzelf.’ In de regio waar Van Wijk werkt, wordt in ziekenhuizen veel gebruikgemaakt van de zogenaamde lastmeter, een makkelijk te gebruiken instrument, waarbij wordt gevraagd naar problemen die patiënten met kanker ervaren, op onder meer het psychosociale vlak. ‘Als er sprake is van een depressie, zou dat hieruit naar voren moeten komen. Vervolgens kan een behandeling worden ingezet.’ Of deze vorm van screening in alle ziekenhuizen is geïmplementeerd, is niet duidelijk.

Het diagnosticeren van een depressieve stoornis is wel zinvol, zeker als die wordt gevolgd door een goede behandeling, zegt David Kissane in een commentaar in The Lancet Psychiatry. Hij wijst erop dat de kans op voortijdig overlijden hoger is bij kankerpatiënten met een depressie, dat ze minder therapietrouw zijn, vaker zelfmoord plegen, vaker om euthanasie verzoeken en een lagere kwaliteit van leven hebben. En dat terwijl behandeling wel degelijk wat op kan leveren, blijkt uit de publicatie van resultaten naar een geïntegreerde, multidisciplinaire behandeling van deze patiënten. Jane Walker en Michael Sharpe schrijven erover in The Lancet Oncology en the Lancet. De helft van de patiënten kreeg deze interventie, die bestond uit intensieve begeleiding door een verpleegkundige die wekelijks met een psychiater overlegde. De andere helft kreeg de gebruikelijke zorg door hun vaste hulpverlener, die op de hoogte was gebracht van de diagnose. In de interventiegroep waren er minder depressieve en angstklachten, minder pijn en vermoeidheid en een betere kwaliteit van leven.

Sophie Broersen

Lancet Psychiatry, 2014. Doi:10.1016/S2215-0366(14)70345 en 70313-X
Lancet, 2014. Doi: 10.1016/S0140-6736(14)61231-9
Lancet Oncol, 2014. Doi: 10.1016/S1460-2045(14)70343-2


Lees ook:





Beeld: Getty
Beeld: Getty
Wetenschap psychiatrie kanker psychologie depressie oncologie
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.