Laatste nieuws
Evert Pronk
Evert Pronk
9 minuten leestijd
interview

De beladenheid van het tuchtrecht

Plaats een reactie

‘Artsen weten niet goed wat het tuchtrecht behelst’, zegt mr. R.A. Torrenga

In het ideaalbeeld van mr. R.A. Torrenga, voorzitter van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, zien artsen het tuchtrecht als een gewoon mechanisme van verantwoording voor professioneel handelen. De angst voor het tuchtrecht is angst voor het onbekende, vindt hij. Het zijn twee werelden. ‘Juristen spelen met woorden, artsen met levens.



Sinds 1 juni 2001 is mr. R.A. Torrenga voorzitter van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Hij is de eerste voorzitter die deze betrekking voltijds uitvoert. Voor zijn voorgangers was het voorzitterschap een bijbaan. Aan het eind van de vorige eeuw ontstond de roep om een professionelere aanpak en is gezocht naar iemand die deze functie voltijds wil vervullen.


De belangstelling voor medische aangelegenheden heeft Torrenga van jongs af aan meegekregen. Zijn vader was gynaecoloog. Zijn broer ook. ‘Ik ben een verdwaalde jurist in een medisch geslacht. Mijn kinderen studeren geneeskunde.’


Toen Torrenga in de jaren tachtig als rechter in Groningen werkte, heeft hij een geruchtmakend euthanasieproces voorgezeten. Dat was een strafzaak waarbij een psychiater iemand die in uitzichtloos lijden verkeerde, actief hielp bij zelfdoding. ‘De rechtbank heeft die zaak voor het eerst getoetst aan een criterium dat erop neerkwam dat euthanasie onder omstandigheden is te beschouwen als medisch handelen en - mits aan strenge voorwaarden is voldaan - buiten de reikwijdte van het strafrecht valt. Aan die criteria werd overigens niet voldaan en er volgde een schuldigverklaring zonder oplegging van straf. Onder meer uit deze zaak bleek dat mijn interesse voor de medische wereld groot is.’


Nadat hij een korte periode ook als plaatsvervangend voorzitter van het regionaal tuchtcollege in Groningen had gewerkt, verhuisde Torrenga naar het gerechtshof van Amsterdam. Daar heeft hij vaak in de kamer gezeten die beroepen van tuchtzaken behandelde. ‘De ontmoeting tussen deze zo uiteenlopende disciplines en de juristerij was zo boeiend dat mijn interesse voorgoed was gewekt.’

Professionalisering


De roep om professionalisering van het Centraal Tuchtcollege was het gevolg van kritiek op de te lange doorlooptijden van tuchtzaken. Bovendien kreeg het Centraal Tuchtcollege met de komst van de Wet BIG alle beroepszaken tegen BIG-geregistreerden, waardoor veel meer mankracht nodig was. Torrenga’s voorganger, mr. J.J.R. Bakker, heeft er voor hij met pensioen ging voor gezorgd dat er een fulltimevoorzitter kwam.


De professionalisering werpt zijn vruchten af. In 2000 werden er 307 zaken afgehandeld, in 2001 waren dat er 436. De doorlooptijd bedraagt momenteel ongeveer 200 dagen. Torrenga: ‘Natuurlijk is het niet wenselijk dat een beroep langer duurt dan strikt noodzakelijk, maar een kortere doorlooptijd dan de huidige kan echt niet. Als er beroep wordt ingesteld, is dat al een vaste tijd nadat de beslissing is gevallen. Je bent een aantal maanden aan voorbereiding kwijt voordat een zaak zittingsrijp is. Nadat de tegenpartij op de hoogte is gesteld van het beroep, krijgt deze de gelegenheid om daarop schriftelijk verweer te voeren, waarvoor natuurlijk enige tijd moet worden gegund.’


‘Bovendien worden er verschillende zaken op één dag behandeld’, gaat Torrenga verder. ‘Dat betekent dat wij zaken zodanig moeten clusteren dat de leden-beroepsgenoten bij de verschillende zaken inzetbaar zijn. Dat is natuurlijk van invloed op de planning.


Het clusteren loopt volgens Torrenga ‘heel redelijk’. Kritiek op de samenstelling van het college is er maar weinig. ‘De wet biedt de mogelijkheid om leden van het college te wraken, maar dit heeft zich tot nu toe gelukkig nog niet voorgedaan. Als het CT daar aanleiding toe ziet, roepen we nog andere deskundigheid in dan die van de leden-beroepsgenoten. Alle betrokken partijen hebben overigens de mogelijkheid om deskundigen aan te dragen. Dat gebeurt ook regelmatig.


Het aantal beroepszaken is ten opzichte van 2000 iets gedaald. Torrenga kan niet inschatten wat hieraan ten grondslag ligt. ‘Het aantal tuchtzaken is zo klein dat een kleine fluctuatie in absolute aantallen procentueel al heel wat lijkt. Als er daadwerkelijk een significante daling is en dat lagere aantal structureel blijkt, dan is dat wellicht het gevolg van het instellen van de klachtencommissies in de ziekenhuizen. Voor veel patiënten is de mogelijkheid om ergens met hun klachten terecht te kunnen al voldoende. Ook speelt misschien een rol dat veel klachten voortkomen uit gebrek aan communicatie, en dat met name de jongere artsen daar beter in opgeleid zijn.’

Rouwproces


Voor Torrenga heeft het tuchtrecht twee pijlers. Het is een instrument van kwaliteitsbewaking en het doet recht aan het individuele klachtrecht. Zijn voorganger heeft eens gezegd dat het tuchtrecht bovendien een onderdeel van een rouwproces moet kunnen zijn. Torrenga vindt dit te sterk uitgedrukt maar wil ook weer niet stellen dat het een oneigenlijke functie van het tuchtrecht is. ‘Het is wel een feit dat een tuchtzaak soms onderdeel van een rouwproces is. Je kunt mensen nu eenmaal niet voorschrijven hoe zij een verlies moeten verwerken. Stel dat je een kind verliest. En je hebt sterke twijfel of er medisch adequaat is gehandeld. Als het voor de verwerking van het leed nodig is om dit uit te zoeken, dan is dat mijns inziens geen oneigenlijk gebruik van het tuchtrecht.’


‘Voor het tuchtrecht als instrument van kwaliteitsbewaking is het een nadeel dat het afhankelijk is van het betrekkelijke toeval dat er een klager moet zijn. Het zou dan ook goed zijn als de Inspectie voor de Gezondheidszorg vaker dan nu het geval is, zaken aanbrengt. De inspectie heeft daar helaas weinig tijd en middelen voor. Hopelijk verandert dat nog eens.’


Torrenga betreurt de beladenheid die het medisch tuchtrecht onder artsen kenmerkt. ‘Mijn ideaal is dat het medisch tuchtrecht zodanig evolueert dat het door de beroepsbeoefenaren wordt gezien als een gewoon mechanisme van verantwoording voor professioneel handelen. De huidige beladenheid kan een steeds defensievere geneeskunde in de hand werken. Dat is een groot gevaar.’


Maar waar komt dan die beladenheid vandaan? ‘De artsen zijn daar zelf medeveroorzaker van omdat men niet goed weet wat het tuchtrecht behelst. Het zou een goede zaak zijn als er in de medische opleiding meer aandacht aan het tuchtrecht wordt besteed.’


‘Er zijn echter nog meer oorzaken voor de angst voor het tuchtrecht’, vervolgt Torrenga. ‘Ik denk dat een arts - en dan met name de huisarts - een hoge mate van vertrouwen in de eigen bekwaamheid nodig heeft. Een huisarts moet in ontzettend korte tijd bepalen of iets pluis of niet-pluis is. En soms zit je er dan gewoon naast, ook al heb je zorgvuldig gehandeld. Het is moeilijk om daar verantwoording voor af te leggen en dat maakt een tuchtrechtprocedure angstig.’


‘Daarnaast hebben veel artsen wantrouwen tegen juristen en rechters. Het is moeilijk om daar generaliserend iets over te zeggen, maar het zijn twee totaal verschillende denkwerelden. Juristen spelen met woorden, artsen spelen met levens. Een rechter zoals ik weet dat er altijd een hogere instantie is die je oordeel kan vernietigen. Het vonnis over de euthanasiezak in Groningen werd later nog door het hooggerechtshof in Leeuwarden vernietigd en omgezet in een voorwaardelijke straf. Dat hoort bij je functie en daar slaap je geen nacht minder goed om. Voor een arts is het een life event als anderen oordelen over je handelen. Terwijl het heel goed kan zijn dat een arts voorbeeldig heeft gehandeld en er toch een tuchtzaak volgt. Dan is het niet meer dan een toetsingsmoment dat je met het volste vertrouwen tegemoet kunt zien.’

Fatale meningitis


Nog een oorzaak voor de beladenheid ziet Torrenga in het risico dat onlosmakelijk is verbonden met achteraf oordelen. ‘In een tuchtzaak heeft de rechter vrijwel altijd informatie die de arts niet had op het moment dat hij een beslissing moest nemen. Bij een fatale meningitis leef je met de wetenschap dat het niet tijdig is opgemerkt. Maar waar het om gaat is of de betrokken arts adequaat heeft gehandeld. Een deel van de angst van de arts voor het tuchtrecht komt voort uit de onzekerheid of het college wel capabel is om te oordelen aan de hand van de destijds beschikbare gegevens. Tijdens een zitting is het mijn taak als voorzitter om ervoor te zorgen dat dit correct gebeurt. Ik wijs er nogal eens op - ook in de richting van de klagers - dat men moet abstraheren van de wetenschap achteraf.


‘Je moet je als lid van een tuchtcollege van dag tot dag realiseren dat je arbeid een heel precaire is. De bevoegdheid om te beoordelen, stelt ook de eis van een grote bescheidenheid ten opzichte van je eigen oordeelsvorming. Een arts die in een tuchtcollege plaatsneemt, moet dan ook bepaalde eigenschappen bezitten. In het Centraal Tuchtcollege hebben we beroepsgenoten van hoog niveau. Maar dit is natuurlijk wel het oordeel van een niet-medicus’, glimlacht Torrenga.


Op de aanstelling van de beroepsleden in het tuchtcollege heeft het Centraal Tuchtcollege geen doorslaggevende invloed. De KNMG heeft een stevige vinger in de pap. ‘Als wij iemand niet in het college willen, komt hij er ook niet. Andersom kunnen wij niet bewerkstelligen dat iemand die wij graag in het tuchtcollege zouden willen hebben, er ook inderdaad komt terwijl de KNMG het geen geschikte kandidaat acht.’

Gezag


Uit het jaarverslag 2001 van het Centraal Tuchtcollege kan worden opgemaakt dat er wordt getracht meer openheid van zaken over de werkzaamheden van het Centraal Tuchtcollege te geven. Er is een website in de maak waarop straks alle uitspraken geanonimiseerd worden gepubliceerd. Bovendien is het aantal in de Staatscourant gepubliceerde zaken het afgelopen jaar bijna verdubbeld.


De openheid is volgens Torrenga van belang voor de gezagspositie van het tuchtcollege. ‘Als rechter ontleen je maar een heel klein deel van je gezag aan je staatsrechtelijke positie. Deze staatsrechtelijke positie is weliswaar ijzersterk - je wordt immers door de koningin benoemd en bent vrijwel niet te ontslaan - maar je hebt alleen maar gezag als je beslissingen gezag hebben. Het gezag van het tuchtrecht hangt af van de visie van de beroepsgroep op het doel van het tuchtrecht. Als artsen het onzin vinden wat wij als tuchtcollege doen, dan is er een probleem. Maar ook bij de klagers moet je gezag hebben. Deze moeten weten dat wij niet een college zijn waarin collega’s elkaar de hand boven het hoofd houden.’

Onzin


De wet kent een aparte voorziening om tot publicatie van een uitspraak te bevelen als een tuchtcollege besluit dat een uitspraak zodanig belangwekkend is dat de beroepsgroep daar kennis van moet nemen.


Dat gebeurt in de Staatscourant en de uitspraak wordt dan aan de redactie van Medisch Contact ter publicatie aangeboden. Een van de regionale tuchtcolleges heeft aangegeven terughoudend te zijn met het ter publicatie aanbieden van tuchtzaken omdat de toon in de discussies in de brievenrubriek van Medisch Contact niet altijd ‘hoffelijk’ is. ‘Onzin’, vindt Torrenga. ‘Het is juist goed dat men discussieert. Het is soms alleen vervelend dat wij niet aan de discussie mogen deelnemen. Om bijvoorbeeld te wijzen op een onjuiste uitleg van de strekking van een uitspraak. Soms lezen medici iets in een uitspraak dat niet zo bedoeld is. Als rechter kun je niet in de pen klimmen en een en ander recht zetten, want dan voeg je iets toe aan een gegeven eindoordeel dat kennelijk onvoldoende is gemotiveerd en ruimte biedt voor een onjuiste lezing. Als je kijkt naar de functie van het tuchtrecht als kwaliteitsbewaker dan is het jammer dat wij in zo’n discussie geen partij mogen zijn. Maar staatsrechtelijk mag het niet.’


Torrenga noemt de commentaren op rechterlijke uitspraken een belangrijke bron voor het recht. ‘Het genereert nieuwe inzichten. De kritieken in onder andere Medisch Contact op onze uitspraken waarin wij stellen dat artsen in bestuursposities niet ontvankelijk zijn voor het tuchtrecht omdat er geen sprake is van het verlenen van individuele zorg, bespreken wij intern. Een rechter die niet ontvankelijk is voor kritiek, die groeit niet.’


Voor de goede orde maakt Torrenga duidelijk dat het Centraal College niets te zeggen heeft over de regionale tuchtcolleges. De verhouding tussen het Centrale en de regionale tuchtcolleges is namelijk geen hiërarchische verhouding.

Rechteloos


Wat doet Torrenga eigenlijk als een arts hem of een van zijn kinderen onprofessioneel behandelt? Daar heeft hij eigenlijk nog nooit over nagedacht. ‘Hoewel je als voorzitter een bijzondere positie hebt, ben je natuurlijk niet rechteloos. Ik geloof echter niet dat ik zelf snel een tuchtzaak zal beginnen. Mede dankzij mijn werk heb ik geleerd te relativeren. Ik zou een arts er veel eerder persoonlijk op aanspreken en het daarbij laten.’


Zijn artsen niet uitermate voorzichtig als zij de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege op hun spreekuur hebben? Torrenga schatert. ‘Ik loop niet met mijn functie te koop. Laatst kreeg ik een injectie en toen vroeg de verpleegkundige wat ik eigenlijk doe in het dagelijkse leven. Ik zei: Zet u eerst die spuit maar, dan vertel ik daarna wel waar mijn werk uit bestaat.’

 

Foto: Hans Oostrum

Brieven


1. J.L. Baggen, huisarts - MC 23/2002

interview
  • Evert Pronk

    Evert Pronk is een van de twee adjunct-hoofdredacteuren bij Medisch Contact. Hij houdt zich bezig met de online ontwikkeling van Medisch Contact, nascholingen, evenementen, boeken en andere uitgeefkansen. Het perspectief van de artsen staat hierbij centraal. Uitgeven vanuit de inhoud, is zijn devies.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.