Complementaire geneeskunde (3)

Collega Renckens vraagt om te komen met positieve resultaten van complementaire behandelwijzen (MC 30-31/2004: 1193). Graag willen we wijzen op de onlangs verschenen meta-analyse in Rheuma-tology (22 juni, 2004) over de behandeling van epicondylitis lateralis met acupunctuur.

In recente Cochrane-reviews is gebleken dat er tot op heden geen hard bewijs voor bestaat dat conventionele therapieën effectief zijn bij de tenniselleboog. Chirurgische interventies, injecties met corticosteroïden, fysiotherapie, aanbrengen van een brace en TENS ontberen een solide wetenschappelijke basis. Daarentegen zijn uit 53 studies met behulp van de JADAD-schaal zes gerandomiseerde gecontroleerde studies van hoge kwaliteit geselecteerd die significant positief waren over de behandeling met acupunctuur. Uitgaande van evidence-based medicine zou elke patiënt met een tennis-elleboog allereerst naar een acupuncturist moeten worden doorverwezen.

Het onwrikbaar vasthouden aan het dogma dat een complementaire behandelwijze als acupunctuur niet kán werken, blijkt moeilijk te veranderen, ondanks de aanwezigheid van hard bewijsmateriaal. De uitspraak van collega Renckens dat kwalitatief goed uitgevoerde en georganiseerde zorg van alternatieve artsen nutteloos is, getuigt hier eveneens van. Het verdient aanbeveling om eerst onbevooroordeeld een mogelijk veelbelovende therapie te onderzoeken, zeker als dit de patiënt en de maatschappij ten goede komt.

In British Medical Journal (16 maart 2004) is bijvoorbeeld een kosten-batenanalyse gepubliceerd met betrekking tot het inzetten van acupunctuur bij migraine. Uit de studie bleek dat patiënten ook op lange termijn minder migraineaanvallen hebben, minder medicatie behoeven en minder dagen verzuimen van het werk.

Wordt het niet tijd om de steeds populairder wordende complementaire behandel-wijzen serieus te nemen en effectieve en kostenbesparende complementaire therapieën te integreren in onze praktijk? Is dit niet een van onze hoofdtaken als arts jegens de patiënt en de maatschappij?

Bosch en Duin, juli 2004

David J. Kopsky en prof. dr. Jan M. Keppel Hesselink, artsen, respectievelijk secretaris en voorzitter Stichting voor Onderzoek op het gebied van Complementaire Behandelwijzen (IOCOB)