Laatste nieuws
Wetenschap

Beter voorbereid op de volgende ramp

Bij de opvang van de slachtoffers van het neergestorte vliegtuig op Schiphol in 2009 is heel veel goed gegaan, maar ook veel niet, en daar wordt van geleerd. Garanties dat alles bij een volgende ramp goed loopt, zijn er niet, zegt traumachirurg Carel Goslings van het AMC.

Op 25 februari 2009 stortte een passagiersvliegtuig neer in een weiland vlakbij Schiphol. Negen mensen overleden, 120 raakten gewond. Arts-onderzoeker Ingri Postma onderzocht tot in detail hoe de opvang na de ramp is verlopen en promoveerde op dit onderwerp. Het lezen van het proefschrift stemt somber: van de gewonden was na 3,5 uur de helft nog niet in een ziekenhuis. Pas na zes uur was iedereen opgevangen in een ziekenhuis. In sommige ziekenhuizen kwamen te veel slachtoffers terecht, terwijl andere nog capaciteit over hadden. Ook werd een deel van de patiënten naar ziekenhuizen gebracht die relatief ver weg lagen, terwijl dichterbij nog plek was. Van de mensen met een wervelfractuur was ruim een vijfde niet geïmmobiliseerd tijdens vervoer. Bij bijna een vijfde van alle patiënten was niet de volledige beeldvorming zoals die in de ATLS staat voorgeschreven uitgevoerd.

Kortom: er ging veel niet goed. En dat in een regio waar nog niet zo lang daarvoor ook ernstige, grootschalige incidenten hadden plaatsgevonden: de Bijlmerramp en de Volendamse cafébrand.
Traumachirurg Carel Goslings was de promotor van Postma, en beaamt dat er veel mis ging. Met een belangrijke nuancering: ‘Heel veel is ook wél goed gegaan, en uiteindelijk is er niemand tijdens transport of in de ziekenhuizen overleden, en zijn er weinig letsels gemist. Het is natuurlijk ook makkelijk praten vanuit het ziekenhuis, dat werkt een stuk eenvoudiger dan in een modderig weiland. Protocollen zijn belangrijk en het is goed om na te gaan hoe we kunnen zorgen dat die beter worden nageleefd. Maar het wil niet zeggen dat het altijd slechter afloopt als ze niet worden gevolgd. Soms gaat het ook over details: op de SEH’s is in hoofdlijnen volgens het ATLS-systeem gewerkt, maar soms zijn er bijvoorbeeld niet genoeg röntgenfoto’s gemaakt, wat volgens protocol wel zo hoort. Deels omdat de apparatuur er niet was, deels wellicht omdat daar in die chaotische situatie niet aan is gedacht. Gelukkig heeft dat weinig consequenties gehad, maar het kan wel beter.’

Wat Goslings betreft zijn de belangrijkste aandachtspunten een goed werkend centraal meldpunt en op elkaar afgestemde protocollen: ‘Dat is ingewikkeld, omdat er zoveel partijen betrokken zijn bij de rampopvang: ambulancediensten, ziekenhuizen, veiligheidsregio’s, provincies, gemeentes. Maar het is van belang dat de hoofdverantwoordelijke ervoor zorgt dat er een goed uniform protocol komt, waarin al die partijen zich kunnen vinden én vooral dat het wordt uitgevoerd. Daarvoor zal je moeten opleiden, trainen en oefenen.’

In de ziekenhuizen is er in ieder geval veel aandacht voor het onderwerp, zegt Goslings: ‘De elf traumacentra in Nederland hebben de taak om de traumazorg in de regio goed te organiseren, en daar zijn ze hard mee bezig. Maar dat is helaas nog geen garantie dat alles goed zal gaan bij een volgende ramp.’ In Goslings eigen regio is al het een en ander veranderd, vertelt hij: ‘In Amsterdam hebben we een veel reëlere inschatting gemaakt van hoeveel bedden er beschikbaar zijn op welke tijd en voor welke categorie patiënten. De meldkamer van de ambulance weet nu dat in ziekenhuis A tijdens kantooruren zoveel capaciteit is, en ’s nachts zoveel, en dat er binnen een uur zoveel extra capaciteit kan worden gecreëerd.’ De traumachirurg heeft ook in zijn eigen centrum veranderingen doorgevoerd: ‘Door met een team, met onder meer een traumachirurg, een radioloog, anesthesioloog en een SEH-arts, op een rustig moment naar de SEH te gaan, om echt na te gaan: als er nu opeens tien zwaargewonden binnen zouden komen, zouden er dan bijvoorbeeld genoeg intubatiekarren zijn? En mobiele röntgenapparatuur? Hoe kunnen we dat regelen? Dit onderzoek heeft ons geholpen om zo kritisch te kijken naar de eigen praktijk.’

Sophie Broersen

Brace for impact! A thesis on medical care following an airplane crash, proefschrift Ingrid Postma, promotie 6 juni, UvA

Lees ook:

Beroepsgeheim hindert hulp na ramp onnodig 

Handreiking slachtofferinformatie bij rampen


Beeld uit het onderzoek naar de ramp
Beeld uit het onderzoek naar de ramp
Wetenschap veiligheid ambulancediensten
  • Sophie Broersen

    Sophie Broersen was journalist bij Medisch Contact van 2008 tot 2021. Na haar studie geneeskunde en huisartsopleiding ging zij als journalist aan de slag. Bij Medisch Contact schreef zij over geneeskunde en zorg in de volle breedte: van wetenschap tot werkvloer, van arts-patiëntrelatie tot zorg over de grens. Samen met de juristen van de KNMG becommentarieerde zij tuchtzaken. Na haar journalistieke carrière is zij in 2021 weer als arts gaan werken.  

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.