Laatste nieuws
levenseinde

Artsen zien eerder af van levensverlengende zorg

2 reacties

ARTS EN PATIËNT

Zorgpersoneel maakt andere keuzes voor laatste levensfase dan algemeen publiek

 

Onderzoek van KNMG en V&VN laat zien dat artsen en verpleegkundigen anders aankijken tegen medisch handelen rond het levenseinde dan het algemene publiek. Zo is er relatief weinig animo voor reanimatie, dialyse en beademing. Toch adviseren ze deze interventies aan hun patiënten.

Het wordt vaker verondersteld – ook in de literatuur: zorgverleners maken rond het eigen levenseinde andere keuzes dan ‘gewone’ patiënten.1 De KNMG onderzocht in samenwerking met de beroepsorganisatie van verpleegkundigen en verzorgenden V&VN de opvattingen van artsen en verpleegkundigen over hun eigen levenseinde en de wensen die zij daarover hebben. En inderdaad: zorgverleners gaan minder ver in pogingen het leven te verlengen.

De KNMG raadpleegde het eigen artsenpanel, V&VN voerde deze raadpleging uit onder haar achterban. Dezelfde vragenlijst is ook voorgelegd aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van het project ‘Niet alles wat kan, hoeft. Passende zorg in de laatste levensfase’ door een breed samengestelde stuurgroep, ingesteld door de KNMG.

 

Grote verschillen

Zorgverleners hebben veel vaker concreet nagedacht over het eigen levenseinde dan het algemene publiek (artsen 33%, verpleegkundigen 49%, publiek 14%) en bespreken dit ook vaker met hun naaste(n). Geconfronteerd met een hypothetische situatie van een beperkte levensverwachting voor zichzelf, zeggen zorgverleners minder vaak alle levensverlengende behandelingen aan te zullen grijpen en vaker te kiezen voor kwaliteit van leven, ook als dat ten koste gaat van levensverlenging. Van het publiek zegt 13 procent iedere levensverlengende behandeling aan te zullen grijpen, terwijl dit bij artsen (2%) en verpleegkundigen (3%) veel lager ligt.

Met name reanimatie, dialyse en beademing springen eruit. Hier bestaan grote verschillen tussen het algemene publiek en zorgverleners. Zo zegt 55 procent van het algemene publiek voor reanimatie te kiezen, terwijl maar 10 procent van de artsen en verpleegkundigen daarvoor zegt te kiezen. Bij beademing (31 versus 7%), dialyse (70 versus 30 en 21%) en grote operaties (57 versus 15 en 12%) zien we soortgelijke verschillen tussen het algemene publiek en zorgverleners. Tussen artsen en verpleegkundigen onderling zijn weinig verschillen te zien.

Enige nuancering ten aanzien van het onderzoek is uiteraard gepast: zorgver-leners zijn over het algemeen immers hoger opgeleid en zullen vaak ook wat ouder zijn. Maar ook als we zorgverleners vergelijken met oudere, hoger opgeleide Nederlanders blijven de verschillen overeind, al zijn ze dan minder extreem.

 

Sterfelijkheid

Hoe komt het dat gewone burgers zulke andere keuzes rond het levenseinde zeggen te maken dan zorgverleners? Mogelijk komt dit omdat zij vaker in aanraking komen met lijden en de dood. Zoals een verpleegkundige stelt: ‘Ik heb vele mensen zien overlijden, daardoor ben ik anders tegenover de dood komen te staan.’ Ook lijkt het erop dat mensen die weinig in aanraking komen met de geneeskunde daar een te positief beeld van hebben. Zo blijkt er brede steun te zijn voor de stelling dat patiënten te hoge verwachtingen hebben van de genees-kunde. Opvallend is dat niet alleen zorgverleners deze mening zijn toegedaan, maar dat ook het algemene publiek dit vindt (publiek 78%, artsen 95%, verpleegkundigen 92%).

Aan dat beeld lijken zorgverleners overigens zelf ook mee te helpen. Zoals een arts zegt: ‘De hedendaagse geneeskunde is geworden tot slachtoffer van het eigen succes. Wij zullen veel vaker het slechte nieuws van onze beperkingen aan de patiënt moeten overbrengen.’ Een andere stelt: ‘Artsen gaan te veel mee in de ontkenning van sterfelijkheid. Artsen zouden met patiënten sterfelijkheid moeten bespreken; dat maakt de weg vrij om voorlichting te geven over hoe zo’n laatste fase zich voltrekken kan.’

Zowel artsen als het algemene publiek zijn dan ook in meerderheid van mening dat artsen meer oog hebben voor de mogelijkheden dan voor de beperkingen van de geneeskunde (publiek 78%, artsen 72%). Dat blijkt ook uit het feit dat opvallend veel artsen (42%) weleens aan een patiënt een mogelijk levensverlengende behandeling hebben voorgesteld waar ze zelf niet voor zouden hebben gekozen; 11% heeft dit zelfs regelmatig gedaan. Dat is niet per se een probleem: ‘Wie ben ik om iemand te weerhouden van een agressieve behandeling als dat voor deze persoon de beste manier is ermee om te gaan?’ Artsen worstelen hier soms wel mee: ‘Ik merk nu ik weer in de kliniek werk dat het toch moeilijk is om te stoppen met behandelen; als arts denk ik dan toch snel dat er misschien nog wel een behandeling is.’ Ook verpleegkundigen zeggen regelmatig (25%) behandelingen te adviseren waar zij zelf niet voor zouden hebben gekozen.

 

Vooral ‘anderen’

Opvallend is verder dat volgens de ondervraagden het vooral ‘anderen’ zijn die (te) ver gaan met behandelen. Zo is een meerderheid van het publiek (67%) het eens met de stelling dat patiënten vaak mogelijk levensverlengende behandelingen ondergaan waar zij zelf niet voor zouden kiezen.

Zorgverleners (artsen 73%, verpleegkundigen 69%) zijn het eens met de stelling dat zij zelf aan het einde van hun leven voor minder ingrijpende behandelingen kiezen dan patiënten. Of dat betekent dat zij ook daadwerkelijk andere keuzes maken rond het levenseinde kan op basis van dit onderzoek uiteraard niet worden geconcludeerd. Zoals een arts zegt: ‘Als je nog gezond bent, is het moeilijk om je te verplaatsen in een ernstig zieke toestand. Menig patiënt heb ik zijn grenzen steeds zien verleggen. Ik denk zelf niet anders te zijn.’

 

Hoge verwachtingen

De resultaten van dit onderzoek sluiten aan bij eerder onderzoek van Medisch Contact en de KNMG.2 Ook daaruit bleek dat patiënten vaak te hoge verwachtingen hebben van de geneeskunde en zich niet makkelijk neerleggen bij de dood. Artsen hebben mede daardoor de neiging aan het eind van het leven te lang door te behandelen, ook omdat zij het vaak moeilijk vinden het naderende levenseinde te bespreken. Dit onderzoek toont daarnaast de verschillen aan tussen de opvattingen en verwachtingen van de zorgverlener en de patiënt. Voor zorgverleners is het van belang zich bewust te zijn van deze discrepantie, zodat zij beter kunnen inspelen op de soms te hoge verwachtingen die de patiënt heeft van een voorgestelde behandeling. Als de patiënt voor een bepaalde behandeling kiest, welke verwachtingen heeft die daar dan bij? Zijn die verwachtingen reëel? Is er daadwerkelijk sprake van shared decision making? Zouden zorgverleners hun eigen opvattingen over de waarde van een bepaalde behandeling niet meer moeten laten meewegen? Ook toont dit onderzoek opnieuw het belang aan van tijdig spreken over het levenseinde. In rust de verschillende mogelijkheden en de angsten en verwachtingen bespreken voorkomt dat er in een noodsituatie belangrijke beslissingen moeten worden genomen.

In het project ‘Passende zorg in de laatste levensfase’ is een aantal mechanismes beschreven die niet-passende zorg in de laatste levensfase veroorzaken. Ook is een groot aantal interventies voorgesteld, variërend van het sneller en makkelijker bespreken van het naderende levenseinde, meer aandacht voor wat de patiënt nog wil met zijn leven, het aanpassen van richtlijnen tot het anders financieren van het zorgstelsel. Het project wordt afgesloten met het congres ‘Niet alles wat kan, hoeft’.

 

Auteurs:

Gert van Dijk, ethicus, KNMG, Utrecht, en Erasmus MC, Rotterdam

Eric van Wijlick, beleidsadviseur, KNMG

Eveline van Dieten, hoofd Communicatie & Public Affairs, KNMG

Marjolein van Meggelen, V&VN/adviseur palliatieve zorg IKNL


Contact:

g.van.dijk@fed.knmg.nl

cc: redactie@medischcontact.nl

Geen belangenverstrengeling gemeld



Onderzoek

Het onderzoek is in november 2015 uitgevoerd onder artsen, verpleegkundigen en een steekproef uit de Nederlandse bevolking. De vragenlijst werd door 1780 artsen uit het KNMG-artsenpanel ingevuld (uitgenodigd 4623, respons 39%, 626 huisartsen, 1101 specialisten, 53 onbekend). De vragenlijst onder verpleegkundigen werd door 542 verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en verzorgenden ingevuld via een onlinevragenlijst. Tegelijkertijd werd een vrijwel identieke vragenlijst voorgelegd aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking uit TNS NIPObase. Hierbij werden 1230 personen aangeschreven van wie er 856 daadwerkelijk de enquête hebben ingevuld (respons 70%).


De belangrijkste resultaten:

Heeft u wel eens nagedacht over het levenseinde?

Publiek: 14% regelmatig en concreet, 45% wel over nagedacht, niet concreet.

Verpleegkundigen: 49% regelmatig en concreet, 48% wel over nagedacht, niet concreet.

Artsen: 33% regelmatig en concreet, 57% wel over nagedacht, niet concreet.


Kwaliteit of levensverlenging?

Publiek: 13% grijpt iedere levens-verlengende behandeling aan, 33% kiest voor kwaliteit, ook als dat ten koste gaat van lengte, 41% kiest voor zo lang mogelijk leven, maar niet als dat ten koste gaat van de kwaliteit, 13% ziet af van iedere levensverlenging.

Verpleegkundigen: 3% grijpt alles aan, 61% kiest voor kwaliteit, ook als dat ten koste gaat van levens-verlenging, 26% zo lang mogelijk, maar niet ten koste van kwaliteit, 8% ziet af van iedere levens-verlenging.

Artsen: 2% grijpt alles aan, 59% kiest voor kwaliteit, ook ten koste van levensverlenging, 32% zo lang mogelijk, maar niet ten koste van kwaliteit, 6% ziet af van iedere levensverlenging.


Stel, u bent op oudere leeftijd, en/of heeft een beperkte levens-verwachting. Welke behandeling wilt u nog?

Publiek: 55% reanimatie, 31% beademing, 70% dialyse, 57% grote operatie, 58% chemo-therapie, 53% ingrijpende diagnostiek, 55% vocht/voeding, 66% bestraling.

Verpleegkundigen: 10% reanimatie, 7% beademing, 21% dialyse, 12% grote operatie, 23% chemotherapie, 14% ingrijpende diagnostiek, 25% vocht/ voeding, 45% bestraling.

Artsen: 10% reanimatie, 7% beademing, 30% dialyse, 15% grote operatie, 26% chemotherapie, 20% ingrijpende diagnostiek, 27% vocht/voeding, 59% bestraling.


Stellingen:

Artsen hebben meer oog voor mogelijkheden dan voor beperkingen geneeskunde.

Publiek: 78% steun

Artsen: 72% steun


Patiënten hebben te hoge verwachtingen van de geneeskunde.

Publiek: 78% steun

Artsen: 95%

Verpleegkundigen: 92%


Artsen kiezen aan het einde van hun leven vaak voor minder ingrijpende behandelingen dan patiënten.

Artsen: 73% zegt ja

Verpleegkundigen: 69% zegt ja


Ik (arts/verpleegkundige) heb een patiënt weleens een mogelijk levensverlengende behandeling voorgesteld waar ik zelf niet voor zou hebben gekozen.

Artsen: 11% regelmatig, 31% enkele keer, 20% nooit, 4% nooit en zou ik ook nooit doen, 33% n.v.t.

Verpleegkundigen: 4% regelmatig, 21% enkele keer, 40% nooit, 20% nooit zou ik nooit doen, 15% n.v.t.


Het publiek is een andere stelling voorgelegd:

Patiënten ondergaan vaak mogelijk levensverlengende behandelingen waar ik zelf niet voor zou kiezen.

67% is het hier helemaal/enigszins mee eens.


KNMG: Artsen denken anders over levensverlengende zorg dan publiek

Voetnoten:

1. Ken Murray, Why Doctors Die Differently, Wall street Journal, February 25, 2012. Joseph J. Gallo, Life-Sustaining Treatments: What Do Physicians Want and Do They Express Their Wishes to Others?, J American Geriatrics Society 51: 961-969, 2003.

2. Joost Visser, ‘De arts staat in de behandelmodus’, Medisch Contact, nr. 22 - 01 juni 2012, p. 1326-1329.

Download dit artikel (PDF)


Lees ook:
levenseinde reanimatie beademing onderzoek
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • L.W. Boland

    Jeugdarts, DIEMEN Nederland

    https://decorrespondent.nl/4077/Deze-hersenchirurg-wilde-iets-zinnigs-doen-met-zijn-leven-en-deed-dat-met-zijn-dood/91713953727-28f76863
    Indrukwekkend stuk over een indrukwekkende neurochirurg, die zijn eigen naderende dood in een boek heeft vastgele...gd.

  • Boland

    Jeugdarts, DIEMEN Nederland

    Dit artikel geeft duidelijk het verschil tussen artsen/verpleegkundigen enerzijds en de patiënten/betrokkenen anderzijds aan wat betreft de kijk op langer doorbehandelen en zware behandelingen bij uitzichtloze ziekte tóch nog proberen.
    Een verschil ...aan kennis en ervaring ligt hieraan (mede) tn grondslag.
    Ik denk dat wij als samenleving het gesprek over het levenseinde veel te laat op de agenda zetten. Namelijk pas wanneer we er concreet mee geconfronteerd worden, zelf of een naaste.
    Ik vind dat het levenseinde onderwerp van gesprek moet zijn in diverse dagelijkse gelegenheden. Bijvoorbeeld op school bij levensbeschouwing, mens&maatschappij, verzorging. Wat is het bezwaar om jongeren te laten reflecteren op hoe zij denken over het einde? De dood zou meer onderdeel van ons leven moeten zijn, en niet moeten worden weggestopt tot het onvermijdbare laatste moment. Als je op reis gaat denk je tevoren toch ook niet alleen over de heenreis na maar ook over de terugreis? Ik ben ervan overtuigd dat integratie van het einde in ons leven uiteindelijk ons leven aangenamer maakt.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.