Laatste nieuws
Ludi Koning
6 minuten leestijd
coschappen

Afrika geen proeftuin voor coassistenten

15 reacties



Geneeskundestudenten verslikken zich in te grote verantwoordelijkheden

Mara Simons (pseudoniem), coassistent en columnist bij Medisch Contact, speelde een soort Dokter Bibber in een Zuid-Afrikaanse operatiekamer (MC 22/2012: 1367): een beetje oefenen met een echt chirurgenmes, wat gekke friemels uit een buik halen en tot slot een poging tot hechten. Met als verschil met het populaire kinderspel, dat alle handelingen werden uitgevoerd op een echte patiënt. De patiënte in kwestie eindigt met medewerking van Simons in een subfertiele status als een van haar ovaria zonder duidelijke indicatie wordt verwijderd.

Simons schreef haar buitenlandervaringen op in een aantal columns zonder haar gedrag van een kritische voetnoot te voorzien. Het is inmiddels een bekend fenomeen, de avontuurlijke coassistent die op het vliegtuig stapt naar zo’n spannend ontwikkelingsland, met een doos vol troep die de Nederlanders niet meer hoeven: afgekeurde, ‘maar nog steeds prima bruikbare’ zwachtels, naalden en door familie ingezamelde (tweedehands) knuffelbeesten en kleding. Staat zo goed op je cv. Bovendien denken ze oprecht dat ze een groot verschil zullen gaan maken. Die gedachte is fout. Het wordt tijd dat aan deze ronduit neokolonialistische praktijk snel een einde komt.

Rare gebruiken
Toen ik nog studeerde, volgde ik een tropencursus die door de faculteit aangeboden werd ter voorbereiding op een coschap of stage in een ontwikkelingsland. De laatste bijeenkomst zouden studenten die ons voor waren gegaan hun ervaringen met ons delen. De avond begon met een groepje giechelende meisjes die een jaar terug naar een Mid-Afrikaans land waren vertrokken. Om de beurt deden ze een stukje van de presentatie: de mensen waren zo vriendelijk geweest en het eten was best lekker. Maar ze hadden soms wel rare gebruiken hoor. Bovendien was er nauwelijks internetverbinding, heel primitief allemaal. Er werden foto’s getoond van schattige bruine kindjes die op de onderzoekstafel zaten en van een vrouw die aan het bevallen was. (Probeer dat eens bij een patiënt in Nederland: ‘Mag ik misschien een foto van uw gezwel maken voor op mijn Facebook, mevrouw De Vries?’) Tot slot kwam er nog een praktijkvoorbeeld. De inheemse arts-assistent had gevraagd of ze misschien een dienst wilden draaien, hij moest nodig een nacht slaap inhalen. Nadat de arts-assistent had beloofd telefonisch bereikbaar te zijn voor noodgevallen, besloten ze het te doen. Het was per slot van rekening een unieke ervaring, waarmee ze ongetwijfeld – eenmaal terug in Nederland – goede sier konden maken.

Doofpot
Het is niet moeilijk te raden wat er gebeurde: een jonge patiënte werd ernstig ziek, kreeg hoge koorts en ging zienderogen achteruit. De telefoon van de arts-assistent bleek (verrassing!) uit te staan. Ze overwogen nog de chef de clinique te waarschuwen, maar waren bang dat de arts-assistent dan in de problemen zou komen (ik verzin het helaas niet…). Na elkaar luttele minuten verschrikt aangekeken te hebben, kwam het groepje tot een besluit. Nee, ze startten geen antibiotica. Ze gingen naar bed...

De volgende ochtend was de jonge vrouw overleden. De chef de clinique riep woedend zijn team ter verantwoording tijdens het ochtendoverleg. De arts-assistent ‘redde’ de dames (en zichzelf) tot hun grote opluchting door te stellen dat het allemaal heel snel was gegaan en dat er geen tijd meer was geweest voor ingrijpen. Een sterker staaltje ‘in de doofpot stoppen’ heb ik nog niet meegemaakt in mijn korte carrière. Een kunst die men een toekomstig arts niet vroeg genoeg kan aanleren natuurlijk (ik hoop dat mijn sarcasme duidelijk is). De presentatie werd besloten met het excuus van de arts-assistent dat ze gemakshalve maar voor waar hadden aangenomen: ‘Het is natuurlijk heel erg dat de vrouw is overleden, maar achteraf gezien is het zo snel gegaan dat een antibiotica-infuus toch te laat was gekomen.’

Een voormalig tropenarts die de avond leidde, merkte op dat antibiotica over het algemeen wel degelijk vrij snel aanslaan. Meer tijd voor discussie was er niet, de volgende spreker stond te trappelen. Deze pas afgestudeerde arts vertelde over zijn Zuid-Afrikaanse stage op de Spoedeisende Hulp waar het bloed hem om de oren vloog en vetes tussen plaatselijke bendes voor de deur werden uitgevochten. Regelmatig hechtte hij wonden die 24 uur oud waren, omdat patiënten weigerden in het ziekenhuis te blijven. Een aanwezige docent merkte terecht op dat evidencebased medicine overal ter wereld geldt en dat er dus ook in Zuid-Afrika na zes uur niet meer gehecht kan worden. ‘Ja zeg’, verdedigde de jongeman zich, ‘je moet toch wat. Iedereen deed het, hoor.’

Weerloze patiënten
Opmerkelijk was dat, ondanks de protesten van de aanwezige docenten, de buitenlandgangers zich van geen kwaad bewust waren. Hoe schokkender de verhalen, hoe primitiever de omstandigheden die zij maar mooi met eigen ogen gezien en meegemaakt hadden, hoe trotser ze leken. Het is allesbehalve fraai als je tijdens je coschappen al je eerste medische fout met dodelijke afloop hebt gemaakt. Maar daar met nauwelijks een spoortje kritische zelfreflectie voor uitkomen, is gewoon ongehoord. Deze coassistenten waren niet naar het buitenland gegaan om extra kennis op te doen, maar om doktertje te kunnen spelen op weerloze, onwetende patiënten. Dergelijke stages hebben niks meer te maken met een goede arts worden, maar alles met sensatiezucht en zelfverheerlijking. Zou ook Mara Simons naar Zuid-Afrika afgereisd zijn, zodat ze weer wat mooie stukjes kon tikken?

Ik wil niet beweren dat een buitenlandse stage geen verrijking van de geneeskundeopleiding is, ik ben alleen van mening dat zo’n stage in een gestructureerde omgeving met een ervaren opleider en een degelijk stageplan moet plaatsvinden. Dit zijn niet geheel toevallig vaak ook de voorwaarden die de geneeskundefaculteiten stellen aan hun studenten die naar een ontwikkelingsland willen. Het is des te schrijnender dat dit soort uitwassen desondanks geen uitzondering lijken te zijn. De faculteiten zouden daarom nog eens kritisch moeten kijken naar andere mogelijkheden om te voorkomen dat geneeskundestudenten te grote verantwoordelijkheden op zich nemen in een situatie waar te weinig begeleiding is.

Onethisch
Wellicht kunnen studenten, voordat ze hun vliegticket boeken, een toets of gesprek krijgen waarin hun zelfstandigheid en vaardigheden in het omgaan met situaties zoals hierboven beschreven, getest worden. Weet je niet waar je grenzen liggen en hoe je die correct aangeeft, dan kun je maar beter wachten tot je wat meer (levens)ervaring hebt.

De geneeskundestudent zou bovendien bij zichzelf te rade moeten gaan: kan ik een dergelijke stage aan? Wil ik met mijn beperkte kennis verantwoordelijkheden nemen die ik in Nederland nooit zou krijgen? Mijn antwoord daarop was: nee. Ik denk namelijk dat het bepaald niet eenvoudig is om in een ontwikkelingsland je uitsluitend op te stellen als student. Studenten moeten zichzelf niet voor de gek houden dat als jij het niet doet, iemand anders het wel doet (een ovarium verwijderen zonder indicatie of een wond hechten die ouder dan zes uur is). Of dat zonder jouw aanwezigheid een patiënt sowieso overleden was, dus dat je dan best wat mag experimenteren. Want een onethische handeling blijft even onethisch als die wordt uitgevoerd op een patiënt die in minder fortuinlijke omstandigheden geboren is.

Mara Simons had, voordat ze haar mes in de patiënte zette, de chirurg uit kunnen leggen dat in tegenstelling tot wat gebruikelijk is in het Zuid-Afrikaanse curriculum, geneeskundestudenten in Nederland niet opgeleid worden tot het doen van basale chirurgische ingrepen. Dat iets praktijk is in een ander land, betekent namelijk niet dat je je daar maar meteen aan moet conformeren.

Verantwoordelijkheid nemen is ook en vooral je grenzen kennen. Een patiënt in een ontwikkelingsland is evenveel waard en verdient net zulke goede zorg als een Nederlandse patiënt; van een gecertificeerde arts met voldoende ervaring en opleiding. De dokter uithangen kun je later nog genoeg.

Ludi Koning, (basis)arts en promovendus

Correspondentieadres: dokterkoning@gmail.com;
c.c.: redactie@medischcontact.nl


 


Samenvatting
● Een stage of coschap in een ontwikkelingsland lijkt tegenwoordig een must voor het cv van de moderne arts.
● Veel geneeskundestudenten geven echter niet de grenzen van hun medische kunde aan en richten daardoor veel schade aan in het buitenland.
● Studenten moeten hun motieven om naar een ontwikkelingsland te gaan kritisch tegen het licht houden.
● De faculteiten moeten toetsen of een student geschikt is voor zo’n stage


Lees ook:

beeld: Corbis
beeld: Corbis
<b>PDF van dit artikel</b>
coschappen over de grens buitenland Afrika ontwikkelingslanden
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Dingeman Rijken

    Medical Officer, Holy Cross (Zuid-Afrika)

    Met veel interesse het artikel gelezen; heel herkenbaar. Het is jammer dat de Nederlandse universiteiten (muv Nijmegen) geen actieve rol speelt in de selectie van buitenlandse ziekenhuizen en de voorbereiding / begeleiding van co-assistenten.

  • jos van roosmalen en thomas van den akker

    gynaecoloog (, leiden/amsterdam

    Ludi Koning schetst in Medisch Contact van 26-10-2012 een wel heel ongenuanceerd beeld, door te stellen dat “veel coassistenten onherstelbare schade aanrichten in het buitenland, omdat ze medische handelingen verrichten die ze nog lang niet beheersen...”. Het lijkt ons dat iemand die basisarts en promovenda is, toch door moet hebben dat haar eigen “realiteit” naar alle waarschijnlijkheid berust op een beperkt aantal waarnemingen.
    Onze ervaring is anders. Na 25 jaar verantwoordelijk te zijn geweest voor het uitzenden van coassistenten naar een groot aantal landen in sub-Sahara Afrika (JvR) en het begeleiden van vele coassistenten in een districtsziekenhuis in Malawi (TvdA), concluderen wij dat de door Koning beschreven uitwassen wel degelijk tot de uitzonderingen behoren, in tegenstelling tot wat zij beweert. De studenten begrijpen over het algemeen best dat zij geen verschil kunnen maken en kennen hun grenzen. Mits begeleiding en supervisie door lokale artsen gegarandeerd zijn, doen zij belangrijke ervaring op. Slechts één keer heb ik (JvR) in al die jaren ernstig met mijn ogen geknipperd bij het verslag van een teruggekeerde coassistent en hem - toen hij vermeldde dat alle keizersneden die hij alleen had verricht goed waren afgelopen- moeten aanspreken op het feit dat hij ver buiten zijn boekje was gegaan en geluk had gehad. Van de ruim 30 coassistenten in het Malawische ziekenhuis, is er slechts één over de schreef gegaan en daarop aangesproken (TvdA).
    Onze studenten waren regelmatig betrokken bij onderzoeksprojecten in districtsziekenhuizen waarbij door middel van obstetrische audit ernstige maternale en perinatale morbiditeit besproken werd, met als doel substandaard zorgfactoren te identificeren die een rol hadden gespeeld bij de slechte afloop. Anders dan dat Koning stelt, leerden zij dus juist het tegenovergestelde van “in de doofpot stoppen”. Dit is ook na te lezen in een tweetal proefschriften die uit deze activiteiten voortvloeiden: van een Tanzaniaanse collega en van een van ondergetekenden (TvdA).1-2
    Bij ons gaat geen student het vliegtuig in zonder een gedegen voorbereiding, waaronder een reeks colleges en een persoonlijk gesprek, waarin de vele aspecten verbonden aan een co-schap in een dergelijke transculturele setting uitvoerig aan de orde komen. Op grond van deze ervaringen zien wij geen reden dergelijke stages af te raden. Integendeel: de overgrote meerderheid van geneeskundestudenten verslikt zich echt niet in te grote verantwoordelijkheden, en keert terug als een breder georiënteerd mens en medicus.

    Jos van Roosmalen, LUMC en VUMC
    Thomas van den Akker, LUMC

    1. Angelo Sadock Nyamtema. Safe motherhood: leading change in the maternal health care system in Tanzania: application of oerations research. Academisch proefschrift, VUMC 2012.
    2. Thomas van den Akker. Safe motherhood: Medical mirrors: maternal care in a Malawian district. Academisch proefschrift, VUMC 2012.

  • Mark van den Baar

    ,

    Ik heb met kromme tenen genoemd artikel gelezen. Jammer dat iemand denkt op basis van een voorlichtingsavond alle wijsheid in pacht te hebben. In bijzonder het stuk over het hechten van wonden na 6 uur en dat evidenced base medicine overal ter wereld... geldt. De periode van 6 uur, ook wel de Friedrichse periode genoemd, is gebaseerd op een cavia onderzoek uit 1896. In mijn studie hiernaar, "is time to closure a factor in the occurence of infection in traumatic wounds? A prospective cohort study in a Dutch level 1 trauma centre" (Emerg Med J 2010 27: 540-543) blijkt er geen evidence te zijn voor de genoemde 6 uur.

    Verder kan ik, met een jaar ervaring als traumachirug in Zuid-Afrika, ter geruststelling medelen dat in Kaapstad het niveau van de gezondheidszorg niet veel onder doet voor de nederlandse situatie en dat (buitenlandse) studenten op een verre van onetische manier werkzaam zijn.

  • Belia Klaassen

    huisarts, Dar es Salaam Tanzania

    De reactie van collega Koning op de column van Mara Simons verraste mij. Als huisartsen in Dar es Salaam, een kuststad in Tanzania, worden mijn echtgenoot en ik regelmatig geconfronteerd met ervaringen van Nederlandse coassistenten. De feedback die w...ij van hen krijgen over de medische misstanden in een middelgroot ruraal ziekenhuis, zijn schokkend. Dit is extra hard omdat wij hier zelf jarenlang getracht hebben wat kennis over te dragen.
    Deze co’s krijgen een verkeerde indruk van Afrika. Ik zou in hun geval pleiten voor een meer structurele aanpak door en betere feedback naar de uitzendende universiteit. Co’s moeten een plek kiezen waar ze iets zinnigs kunnen doen onder goede begeleiding. Zoals in een andere ex-werkplek van ons, die nog steeds een samenwerkingsverband heeft met Nederland. Tot nu toe is dit echter geen erkende coassistentenstageplek.
    Het is jammer dat het zo moeilijk is geworden voor jonge artsen om (gemotiveerd te worden) voor langere tijd in de tropen te gaan werken. Als wij coassistenten na hun stage vragen of die interesse er is, krijgen wij zelden een positief antwoord. Natuurlijk, sinds eind jaren ’90, zijn de tijden veranderd en de ouderwetse tropenartsen met de gedegen opleiding werden als ouderwets en ‘belerend’ ervaren.
    Ik ben het met Koning eens dat een tropenstage alleen zin heeft voor de meer gemotiveerde, geselecteerde studenten in een geselecteerde plek met goede begeleiding. Ik hoop dat universiteiten en uitzendende organisaties jonge artsen blijven enthousiasmeren en de juiste attitude bijbrengen: een (aanstaande) tropenarts moet een open, maar bescheiden instelling hebben en de grenzen van zijn medisch handelen kennen.

  • José Wetsteyn

    , oud-tropenarts, ex-voorzitter begeleidingscommissie tro

    Wildgroei aan coschappen in de tropen is slecht voor de patiënten aldaar, de collega-artsen ter plekke, voor de coassistent zelf, maar ook een blamage voor de universitaire supervisor, die zijn/haar handtekening zet onder een ‘tropencoschap’, zonder ...te beseffen wat zo’n coschap inhoudt en welke voorwaarden eraan verbonden moeten zijn en dus ook voor de faculteit!
    Het kan beter en zinvoller, getuige het ‘tropencoschap’ van het AMC/UvA, dat sinds 1995 bestaat en door meer dan 400 co’s is gelopen. Dat vergt echter wel inzet van de faculteit, de supervisor en de co.
    De begeleidingscommissie, bestaande uit drie specialisten, het Bureau Internationale Betrekkingen en twee studenten, zorgt voor affiliatiecontracten met Afrikaanse plattelandsziekenhuizen. De commissieleden onderhouden contact met de supervisoren in Afrika. Daardoor kan bij problemen (ziekte, heimwee, raciale onrusten) snel overlegd worden.
    Het tropencoschap is meestal het laatste coschap. Na inloting wordt van de co verwacht dat hij de lokale (voer)taal aanleert. Hiervoor zijn ervaren taaldocenten beschikbaar, maar de kosten zijn voor de co.
    De co moet de tropencursus volgen. Naast de medische kennisoverdracht, komen de lokale omstandigheden, technische (on)mogelijkheden, het gewenste gedrag en de grenzen van hun verantwoordelijkheid ter sprake. Na terugkeer levert de co een verslag in alsmede de officiële beoordeling van de lokale supervisor. Dit wordt beproken in het eindgesprek met een van de artsen uit de begeleidingscommissie.
    De co’s overlappen elkaar zodat de reeds aanwezige co de nieuwkomer wegwijs kan maken en als klankbord kan dienen voor de eerste – vaak heftige – kennismaking met de uitheemse geneeskunde. Kortom, dit tropencoschap stelt eisen aan de ziekenhuizen en artsen in de tropen, aan de begeleiding in het AMC, maar vooral aan de co’s zelf.
    Geen proeftuin dus, maar een indrukwekkende, leerzaam coschap.

  • Elmarie van Dijk

    (co-assistent Tanzania september-december 2012),

    In Tanzania, waar ik mijn laatste coschap loop, las ik met ergernis het artikel van Ludi Koning. Met ergernis, omdat zij met haar dappere maar inadequate reactie, net als Mara Simons, de plank misslaat. Met woorden als ‘sensatiezucht’ en ‘zelfverheer...lijking’ zet ze de coassistent in Afrika weg als een egoïstische, onverschillige student.

    Inderdaad, ‘ een onethische handeling blijf even onethisch als die wordt uitgevoerd op een patiënt die in minder fortuinlijke omstandigheden geboren is’. Maar hiervoor het woord ‘experimenteren’ gebruiken gaat te ver. Dagelijks neem ik hier beslissingen waarvan ik (nog) niet zeker weet of het de beste behandeling is, maar waar géén keuze maken duidelijk NIET de beste optie is. Natuurlijk zoek ik waar mogelijk naar supervisie, maar helaas kunnen mijn begeleiders hier (met hun beperkte kennis, ervaringen en tijd) vaak niet veel méér betekenen. En ’s avonds…dan gaan de boeken open om toch zoveel mogelijk ‘evidence based’ geneeskunde te bedrijven.

    Ludi schrijft terecht: ‘Een patiënt in een ontwikkelingsland is evenveel waard en verdient net zulke goede zorg als een Nederlandse patiënt; van een gecertificeerde arts met voldoende ervaring en opleiding.’ … maar als er geen arts in de buurt is in een land met 0,02! artsen per 1000 inwoners (in Nederland is dat 2,9 op 1000) dan kan een bijna-basisarts zeker een bijdrage leveren!

    Toch ben ik blij met haar artikel. Ook ik denk dat het belangrijk is dat studenten goed nadenken voor ze aan een dergelijke stage beginnen en dat universiteiten in de begeleiding veel kunnen verbeteren. Maar gelukkig kiezen er nog steeds coassistenten voor een coschap in Afrika om een bredere kijk op de geneeskunde te ontwikkelen, hun kennis in te zetten waar nodig en om vervolgens met de opgedane kennis en persoonlijke ontwikkeling een goede arts in Nederland (of misschien wel in Afrika) te zijn.

  • Harry H.J. Wegdam

    Ex-chirurg Techiman Ghana,

    Ik onderschrijf het artikel van Ludi Koning over de uitspraken van Mara Simons. Even in het vliegtuig stappen om in Afrika te gaan helpen, is een overschatting van jezelf en een onderschatting van waar je naar toegaat.
    Toen ik chirurg in Ghana was (...1996-2009) kreeg ik vaak aanvragen van jonge geneeskundestudenten die een poosje in een Afrikaanse setting wilden komen werken. Onze voorwaarden waren echter duidelijk: pas in de laatste fase van je coschappen, altijd met z’n tweeën en vanuit een gestructureerde achtergrond. Dat betekende dat ze goed voorbereid dienden te komen. Vooral het Nijmeegs Institute for International Health voldeed daaraan. Ze hadden een serieus introductieprogramma en alleen co’s die dit doorliepen, kwamen in aanmerking. Ik heb rond de 60 co’s uit Nijmegen mogen ontvangen, die dan gedurende drie maanden verbleven. Bij aankomst werd gekeken naar de wensen van de co en wat wij in onze setting konden aanbieden. Een onderzoekje of verslag was meestal onderdeel van het verblijf.
    Zij waren echt overtallig, dus niet essentieel voor het verrichten van het dagelijkse werk; daardoor konden ze breed meegenieten van het medische scala. Gedurende de hele periode was er dagelijks contact met de opleider. Het ging bijna altijd voortreffelijk met die meegebrachte achtergrond in die specifieke setting.
    Er bestaan nu nog veel contacten met deze groep en ik ben ervan overtuigd dat een dergelijke periode voor een co medebepalend kan zijn voor het medisch denken als arts later in Nederland. Meelopen in een echt kraptemodel laat in de geest nu eenmaal diepe sporen na. Aan beide kanten van de tropenstage moeten de zaken dan natuurlijk kloppen: goede voorbereiding in Nederland en goede opvang in de tropen.

  • co assistent

    co assistent

    Beste Mara,

    In je reactie schrijf je: "Met verbazing heb ik het artikel ‘Afrika geen proeftuin voor co-assistenten’ gelezen,waarin Ludi Koning mij beschrijft als een op sensatie beluste co-assistent"

    Mocht je, na de 2 pagina's tellende reacties op... jouw originele column (MC 22/2012: 1367) EN alle onderstaande reacties van collegas die zich goed kunnen vinden in het schrijven van Ludi Koning, nog steeds niet door hebben dat bovengenoemde column ongepast, onvolwassen en niet co-assistent waardig was, wordt het misschien tijd om je vakken "communicatie en attitude" te herkansen.

    vr gr

    mede coassistent

  • Mara Simons

    coassistent,

    Met verbazing heb ik het artikel ‘Afrika geen proeftuin voor co-assistenten’ gelezen,waarin Ludi Koning mij beschrijft als een op sensatie beluste co-assistent, die oefent met doktertje spelen op weerloze Afrikaanse patiënten en zelfstandig organen u...it lichamen trekt. Ik wil hier een aantal zaken rechtzetten. Ja, ik heb tijdens de beschreven operatie de huid opengesneden, waarbij mijn hand werd geleid door de chirurg in kwestie. Ja, ik heb gehecht, maar dat doen co’s in Nederland ook. En ja, ik heb geassisteerd bij een OK, waar het er vrij bizar aan toe ging. Maar zelf operaties uitvoeren, zelf een ovarium verwijderen? Natuurlijk niet. Wellicht ten overvloede, maar een column is geen operatieverslag, waarin sec de verrichte handelingen worden beschreven, maar een stuk proza dat gebruik maakt van stijlfiguren en waarin de interpretatie van de schrijver een rol speelt.
    In essentie ben ik het uiteraard eens met Koning: een coschap in Afrika is niet bedoeld om als co-assistent vast te proeven aan verantwoordelijkheden die je nog lang niet hoort te krijgen, noch om vaardigheden te oefenen op patiënten waar je dat in Nederland nog niet mag. Alleen ken ik zelf geen enkele co-assistent voor wie dit de motivatie was om drie maanden naar Afrika te vertrekken, en schaar ik mezelf ook absoluut niet onder deze groep.
    Mijn tropencoschap was voor mij een unieke ervaring. Niet omdat ik met mijn scalpel mocht staan zwaaien op OK, maar omdat ik voor even deel uit maakte van een compleet andere werkomgeving, met andere gebruiken en omgangsvormen. Niet omdat ik zelfstandig nachtdiensten mocht draaien, maar omdat ik hier keihard geconfronteerd werd met de verschillen tussen het westen en Afrika die zoveel verder reiken dan alleen het ziekenhuis en de geneeskunde op zich. Het is jammer dat Koning aan deze zeer waardevolle ervaringen in haar artikel en video compleet voorbij gaat.

  • Stefan Damen

    Chirurg, Lelystad

    Graag wil ik reageren op uw stuk in het medisch contact nr 43 met de titel ‘Afrika geen proeftuin voor coassistenten’.
    Ik heb een kritische noot op uw opmerking over evidence based medicine. Het gaat om de opmerking dat een wond niet meer gehecht ka...n worden na 6 uur .

    U refereert hierbij aan de Friedrichse periode welke is gebaseerd op experimenten op Cavia’s in 1898. Friedrich maakte wonden bij cavia’s, infecteerde deze met modder en stof en maakte ze schoon na intervallen van 30 minuten. Alle cavia’s waarbij de wonden schoongemaakt waren voor 6uur na aanbrengen overleefden dit experiment. Alle Cavia’s waarbij de wonden na 8,5 uur schoongemaakt werden overleden. Deze informatie werd 40 jaar later gebruikt in WOII waarbij werd afgesproken dat 6 uur een veilige tijd was om wonden te sluiten. Deze termijn van 6 uur wordt nog steeds voor waarheid aangenomen.
    De Friedrichse periode is dus gebaseerd op een experiment bij cavia's meer dan 100 jaar geleden waarbij deze studie geen randomisatie had, geen statistische controle en ook niet meer is herhaald. De hieruit afgeleidde 6 uur is derhalve niet echt evidence based, zoals u in uw artikel aangeeft.
    Eea is na te lezen in een recente studie van van den Baar. (Van Den Baar, M. et al. Is Time to Closure a Factor in the Occurrence of Infection in Traumatic Wounds? A Prospective Cohort study In a Dutch level 1 Trauma Centre Emerg Med J 2010;27(7):540-543.)

    De conclusie uit het artikel van van den Baar is dat er geen reden is om de Friedrichse periode van 6 uur voor het sluiten van traumatische wonden aan te houden. Een interval van 19 uur wordt gesuggereerd in andere studies waarbij dit interval mogelijk nog verder opgerekt kan worden.

  • H.F.P.M. van Alem

    Specialist ouderengeneeskunde, NIEUWERKERK AD IJSSEL

    Vanuit puur nederlands perspectief geredeneerd snijdt dit artikel zeer veel hout. Dat sluit echter niet uit dat ook in afrikaanse landen of ziekenhuizen een nederlandse coassistent zodanig ingepast kan worden dat er europese opleidingsnormen worden n...agestreefd.
    In de jaren 70/80 betoogde Prof Van Amelsvoort ten overstaan van zijn nijmeegse medische studenten, dat voor iedere aankomend arts een aantal maanden werkzaam zijn in een derde wereld land een enorme eye opener is.
    Zelf van de nijmeegse school kan ik dat na een aantal jaren in een ghanees ziekenhuis met nederlandse co-assistenten alleen maar beamen. Voornoemd artikel kan daarom ook een aanzet zijn tot het beter organiseren van " coassistentschappen in buitenlandse i.c. derde wereld ziekenhuizen ".

  • D. Schaap

    HAIO, HUIZEN

    Hulde.

    Misschien voor de volledigheid aardig te vermelden dat op veel plaatsen in Nederland de Friedrichse periode van 6 uur niet meer aangehouden wordt. De periode was niet bepaald EBM, de nieuwe houding om hem niet meer te hanteren echter des te ...meer.

  • W.J. Duits

    Bedrijfsarts, HOUTEN

    Het is inderdaad opvallend te noemen hoe kennelijk co-assistenten op deze wijze kunnen omgaan met dit handelen. Het is echter schokkend te noemen dat de Universtiteit/de opleiding hier schijnbaar niets aan doet. Wat geven wij tegenwoordig onze studen...ten geneeskunde nog mee? Als ouder van een geneeskunde student heb ik me verbaasd over het gebrek aan voorbereiding op het gaan werken met mensen en welke verantwoordelijkheid dat met zich meebrengt. Als arts zijn wij een van de weinige, misschien zelfs wel enige beroepsgroep die mensen tot op de huid en dieper mogen aanraken. Wij krijgen het vertrouwen dat mensen hun diepste persoonlijke ervaringen vertellen. In het hele curriculum ben ik nog nergens tegengekomen dat dit hele bijzondere aspect van ons vak wordt besproken. Bij een bachelor uitreiking wordt er gesproken over hoe leuk het allemaal is en hoe fijn de studenten zijn betrokken in hun leerproces, zelfs het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde schijnt gezwicht te zijn voordeze opleukingscultuur. Het blijkt dat de gekleurde omslag in overleg met studenten is gemaakt, waar hebben we het over! Zullen we onze studenten weer een gewoon vertellen dat het een voorrecht is om met mensen te mogen werken, maar dat dit grote verantwoordelijkheden met zich meebrengt en dat het geen computerspelletje is. Patient overleden, game-over.

  • JP Driessen

    AIOS kno, Rotterdam

    Bravo!

    "Want een onethische handeling blijft even onethisch als die wordt uitgevoerd op een patiënt die in minder fortuinlijke omstandigheden geboren is."

    Het had niet beter verwoordt kunnen worden. Ook (misschien wel juist!) van co-assistenten ma...g verwacht worden dat zij hun grenzen aan kunnen geven, en zich bewust zijn van de leerling positie waar zij zich in bevinden. Wellicht ligt hier ook een taak bij de universiteiten, om stage-gangers zich meer bewust te maken van dit feit.

    Opvallend hoeveel co-assistenten vertrekken naar onder-ontwikkelde landen, onder het mom daar het verschil te kunnen maken. Terwijl zij, eenmaal opgeleid tot specialist, deze drang niet meer hebben....

  • Longarts

    Longarts, Nederland

    Met toenemende ergernis heb ik dit artikel gelezen. Hoe kunnen de co-assistenten schaamteloos over hun stage en blunders vertellen zonder enig besef van wat er is gebeurt? waar blijft hun zelfkritiek en besef? Hebben ze iets van geleerd? Uit hun antw...oorden destilleer ik dat ze niks van hebben geleerd. En de universiteiten doen niks met deze informatie?? Een mensen leven is overal even waardevol en de verantwoordelijkheid naar de medemens/ patiënt is en moet overal hetzelfde zijn ook al ben je co-assistent. Hoe zullen deze jonge collega's zich verder ontwikkelen?

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.