Laatste nieuws
Simone Paauw
Simone Paauw
5 minuten leestijd

Aanvankelijk kon Van Delft amper een wondje hechten

Plaats een reactie

Onmachtig, onzeker en daardoor angstig

De jonge arts Theo van Delft krijgt als dienstplichtige net voor de oorlog een summiere opleiding oorlogschirurgie. ‘We leerden vooral hoe een veldhospitaal eruitzag.’ Voor een gewonde soldaat een brief aan Mutti schrijven, was soms de belangrijkste hulp die hij kon bieden.

Theo van Delft (1913) studeerde 30 juni 1939 af als arts aan de geneeskunde­opleiding in Utrecht. Anderhalve maand later werd hij opgeroepen voor de mobilisatie. Hij kreeg een officiersopleiding en daarna een opleiding oorlogschirurgie, samen met andere net afgestudeerde artsen, zoals de later bekende Pieter Baan. Van Delft: ‘We waren piepjong en hadden absoluut geen chirurgische ervaring. Alleen tijdens coschappen hadden we een beetje mee gekeken. We konden hooguit een wondje hechten. De opleiding bestond dan ook vooral uit leren hoe een veldhospitaal eruitzag, oorlogswonden verbinden en patiënten zo snel mogelijk afvoeren naar het ziekenhuis.’

Maanden gingen voorbij. De dreiging van een op handen zijnde oorlog voelde Van Delft niet. ‘Ik wist natuurlijk wel dat al die strenge maatregelen niet voor niets waren, maar een idee over de eventuele rampen die ons te wachten stonden, had ik niet.’

De ongerustheid sloeg toe toen de jonge compagniearts op 8 of 9 mei midden in de nacht werd opgeroepen om zich onmiddellijk te melden bij zijn eigen onderdeel. Dat kreeg de opdracht de Moerdijkbrug bij Dordrecht te verdedigen, maar het bevond zich op dat moment nog in Heeze. De compagnie vertrok op motoren en rijwielen naar ­Dordrecht. Maar bij Poederoijen (bij Zaltbommel) werden ze onder vuur genomen. De verbandwagen werd getroffen en ze waren in één klap alle materialen kwijt.

Geruststellen
Toen het onderdeel aankwam in Dordrecht was het aan de oostkant van de stad nog relatief rustig. Theo van Delft vorderde twee woningen en richtte daar een eerstehulppost in. Al snel werden er gewonden binnengebracht. Van Delft: ‘Op dat moment hadden we nog contacten met het ziekenhuis. Zodoende kwam er een ambulance die vier gewonden meenam. De tweede compagniearts ging mee als begeleiding. Daarna kon ik geen contact meer krijgen met het ziekenhuis en ook de tweede arts kwam niet meer terug.’

Zeker acht of tien ernstig gewonden kreeg de arts onder zijn hoede. Ook brachten de hospitaalsoldaten een zwaargewonde Duitser binnen. ‘Het zei mij niets dat hij een Duitser was, ik heb gedaan wat ik kon. Maar eigenlijk kon ik niet veel doen. Alleen het schaarse materiaal dat de hospitaalsoldaten en ik zelf in onze tassen hadden, was voorhanden. Ik was onmachtig, onzeker en daardoor angstig in die dagen. Terwijl de gewonden dringend moesten worden geopereerd, heb ik vooral met ze gesproken om ze gerust te stellen. De Duitse soldaat vroeg mij een brief te schrijven voor zijn Mutti. Dat was de belangrijkste hulp die ik kon bieden.’

Plotseling waren de Duitsers er, vertelt Van Delft. Hij weet niet meer of zijn eenheid op dat moment was overwonnen of dat Nederland al was gecapituleerd. De Duitsers namen de gewonden over en brachten hen naar het ziekenhuis. De Nederlandse officieren werden afgevoerd naar een militair kamp. Omdat hij dienstplichtig militair was, werd hij al na veertien dagen krijgsgevangenschap met een kaartje op de trein naar huis gezet. De beroepsmilitairen moesten blijven.

Riskant
Na de hectische eerste dagen en weken, verliep de rest van de bezettingstijd een stuk rustiger voor Van Delft. Er waren weinig huisartsen die hun praktijk beëindigden, maar na een tip kon hij zich vestigen in Moergestel, waar nog geen huisarts was. Hij kreeg woon- en praktijkruimte in de helft van een woning. Van Delft plaatste een naambordje, toen was de praktijk een feit. ‘In het begin liep het helemaal niet zo goed. Pas toen ik in april 1941 trouwde, kwamen er meer patiënten. In een getrouwde arts had men kennelijk meer vertrouwen.’

Het is rustig in Moergestel. Van de bezetting merkt Van Delft bijna niets. Wel is hij via zijn goede vriend Taminiau zijdelings betrokken bij het Medisch Contact. Taminiau blijkt later een voorman van deze artsenorganisatie. Als in 1941 alle artsen lid moeten worden van de door de Duitsers ingestelde Artsenkamer, wordt Van Delft gebeld door Taminiau. Die vraagt hem of Van Delft de inschrijfformulieren voor de Artsen­kamer wil ophalen bij artsen in zijn regio, zodat zij zich niet meer kunnen inschrijven.

Van Delft: ‘Dat was misschien riskant, maar daar stond ik helemaal niet bij stil. De meeste artsen gaven het formulier gewoon mee. Alleen een arts in Oirschot zei dat hij zijn formulier naar de bisschop in Den Bosch had gestuurd om te laten beoordelen of hij zich als katholiek arts wel moest inschrijven. Maar hij zal het wel verkeerd geadresseerd hebben’, zegt Van Delft ironisch. ‘Na de oorlog kwam het naar boven in de archieven van de Artsenkamer.’

Verder dan deze actie ging het contact met het Medisch Contact niet. Van Delft had wel zijn vermoedens over de werkzaamheden van ­Taminiau, maar het was beter er niet te veel van te weten. Hij deed mee aan de bekende acties van het Medisch Contact, zoals de afplakactie.

Er waren natuurlijk allerlei tekorten, ook in Moergestel, maar echt geleden werd er niet. Van Delft kan zich geen patiënten herinneren met ziekten die aan de oorlog te wijten waren. Wel kan hij zich nog enkele voorvallen herinneren die veel indruk op hem gemaakt hebben. Zo verleende hij eens eerste hulp aan een Australische piloot van een neergestorte bommenwerper. Hoewel de Duitsers er al snel bij waren om de piloot op te pakken, was deze hem zeer erkentelijk. Na de oorlog heeft de piloot Van Delft nog twee keer bezocht.

Pikzwart haar
Ook werd hij eens geroepen naar Hilvarenbeek, buiten zijn werkgebied. Daar bleken vier onderduikers te zitten, onder wie één kind.

Van Delft: ‘Tot mijn enorme verbazing zag ik die man en zijn kind enkele dagen later in de andere helft van het huis waar ik woonde. Twee vrouwen, onder wie de moeder, bleken te zijn opgepakt, maar de man was ontsnapt met zijn kind. Zij hebben de rest van de oorlogstijd veilig doorgebracht bij de eigenaar van de woning. Het jongetje speelde veel met ons eigen zoontje. Dat vond ik wel angstig, omdat mijn zoontje pikzwart haar had. Ik was bang dat ze mijn zoontje ook zouden meenemen als de onderduikers zouden worden opgepakt. Dat mijn vrouw en ik net zoveel gevaar liepen, daar stonden we niet zo bij stil. Er waren zoveel dingen waar ik tijdens de bezetting niet bij heb stilgestaan. De bezetting was gewoon de realiteit, je leefde gewoon door.’ 

Simone Paauw

Theo van Delft: ‘Ik was bang dat ze mijn zoontje ook zouden meenemen als de onderduikers zouden worden opgepakt.’ beeld: De Beeldredaktie
Theo van Delft: ‘Ik was bang dat ze mijn zoontje ook zouden meenemen als de onderduikers zouden worden opgepakt.’ beeld: De Beeldredaktie
PDF van dit artikel
ambulance
  • Simone Paauw

    Simone Paauw deed de deeltijdopleiding journalistiek in Tilburg en werkt sinds 2008 als journalist bij Medisch Contact. Ze interviewt het liefst de ‘gewone arts’ met een bijzonder verhaal, bijvoorbeeld voor de rubriek Het Portret. (Gezondheids)recht en medisch tuchtrecht hebben haar bijzondere interesse. Ze heeft aandacht voor diversiteit en inclusie in de breedte, discriminatie en grensoverschrijdend gedrag (op de werkvloer) en de positie van vluchtelingen en vluchteling-artsen. Daarnaast schrijft ze over tal van andere onderwerpen.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.