Federatienieuws
René Heman
2 minuten leestijd
Federatienieuws

Ook ‘foute grappen’ kunnen niet. Nooit.

Plaats een reactie

De discussie over #MeToo heeft in de samenleving veel losgemaakt. En nu heeft Medisch Contact onderzocht hoe het staat met seksueel grensoverschrijdend gedrag in onze werkomgeving. In dit nummer staan de resultaten – en die liegen er niet om.

1028 studenten, coassistenten en artsen – 29 procent van de respondenten – geven aan dat zij minstens eenmaal een seksueel grensoverschrijdende situatie hebben meegemaakt. Variërend van een foute grap tot handtastelijkheden, meestal ten koste van een (vrouwelijke) student of coassistent. Voor mij is glashelder: dit mag en kan absoluut niet. Nul is de norm. Het kan nooit, het kan nergens, het kan op geen enkele manier.

Natuurlijk: in elke werkomgeving geldt dat iedereen zich veilig moet voelen. Maar in de medische wereld geldt dat nog wel meer dan elders. De relaties in onze werksituatie zijn immers uiterst kwetsbaar. Artsen in opleiding zijn afhankelijk van hun opleider, jonge artsen van de senioren en patiënten van de arts. En waar de afhankelijkheid zo groot is, moet je nóg zorgvuldiger met elkaar omgaan dan normaal. Seksueel grensoverschrijdend gedrag is daarbij onaanvaardbaar. En waar uit de enquête bleek dat het ook patiënten (of hun familieleden) zijn die zich schuldig maken aan dit soort laakbaar gedrag, dan is het aan de artsen om hen daarop aan te spreken en vooral om zelf het goede voorbeeld te geven.

Zeker in de medische wereld moet iedereen zich veilig voelen

Daarom is het goed dat ook binnen de gezondheidszorg hier veel aandacht voor is, zodat we er een eind aan kunnen maken. De bouwstenen daarvoor hebben we al. Twee jaar geleden heeft de KNMG het basisdocument Optimaal functioneren opgesteld. Dat document zegt: we spreken elkaar aan op ons functioneren. We spreken een collega die zich niet volgens de normen gedraagt erop aan en staan ook zelf volledig open voor kritiek. En dat geldt dus ook als het gaat om seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Aanspreken moet. Al is het maar omdat collega’s zich vaak niet bewust lijken van het feit dat hun gedrag aanstootgevend was. Ze maakten maar een grapje. Ze wilden juist een compliment maken. Dat kan best zo zijn. Maar als ook maar één student of (jonge) arts zich door iemands gedrag ongemakkelijk voelt, dan is het zaak excuus te maken en te zorgen dat het nooit meer gebeurt. En wie twijfelt moet zich maar bedenken: zou ik die grap ook maken als mijn dochter erbij was? Dat is meestal wel een goede indicatie.

We spreken elkaar dus aan op ons gedrag. En als dat lastig is, dan roepen we de hulp in van de vertrouwenspersoon. Het was een opmerkelijke uitkomst van de enquête dat vrijwel niemand van de collega’s die een slechte ervaring had gehad, de vertrouwenspersoon had ingeschakeld. Misschien is het een goed idee om het bestaan van de vertrouwenspersoon nog eens extra onder de aandacht te brengen.

Alleen als we bereid zijn elkaar werkelijk aan te spreken op verkeerd gedrag – al dan niet geholpen door de vertrouwenspersoon – én de cultuur creëren om aangesproken te worden, kunnen we ertoe bijdragen dat de medische omgeving een veilige plek is om te leren en te werken.

René Héman, voorzitter artsenfederatie KNMG

lees ook

Federatienieuws 23 - 2018 (pdf)

Federatienieuws KNMG
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.