Als een dief in de nacht
Plaats een reactie‘Het was in het jaar onzes Heren dertienhonderdachtenveertig dat in de voortreffelijke stad Florence de dood en verderf zaaiende pestilentie uitbrak, die door de invloed van de hemellichamen of door Gods rechtmatige toorn om onze wandaden als straf over de stervelingen werd uitgestort.’ Zo opent – afgezien van de proloog – een van de twee ultieme boeken over besmetting en quarantaine, de raamvertelling Decamerone van de Italiaan Giovanni Boccacio (1313-1375). Tegen de kwaal, gaat hij verder, hielp doktersadvies noch medicijn en vervolgens verhaalt hij vrij plastisch over de gruwelijke details. En over zeven jonge vrouwen en drie jongemannen die besloten de stad te ontvluchten en zich terug te trekken op het Toscaanse platteland. Om in hun afzondering de tijd door te komen vertellen ze elkaar grappige, dramatische, en pikante verhalen, die de hartstochten en tekortkomingen van de mens blootleggen. Ze overleven allemaal de Zwarte Dood.
Het andere boek is uiteraard De Pest van Albert Camus (1913-1960), dat zich in de twintigste eeuw afspeelt. De ziekte grijpt om zich heen in het Algerijnse Oran, dat wordt afgesloten van de buitenwereld. Een arts doet er alles aan om de verspreiding te stoppen, en laat zo, om oud-MC-columnist Luc Bonneux te citeren, zien dat ‘verzet het leven de moeite waard maakt geleefd te worden’.
Quarantaine is in de literaire fictie niet altijd een garantie voor overleven. Meest angstaanjagende voorbeeld is Het masker van de Rode Dood, een van de mooiste verhalen van Edgar Allan Poe (1809-1849). Een hertog heeft zich met een duizendtal vrienden opgesloten in zijn kasteel, waar zij zich veilig wanen voor de pestilentie die de Rode Dood heet. Als de epidemie op zijn hevigst is, organiseert de hertog een gemaskerd bal. Klokslag twaalf uur merken de gasten een figuur op die tot dan toe aan hun aandacht is ontsnapt. De spookachtige verschijning heeft zich ‘verstout zich als de Rode Dood te vermommen’. ‘Zijn gewaad was met bloed bevlekt, en zijn brede voorhoofd, en zijn gehele gezicht, was op dezelfde afschuwelijke wijze besprenkeld.’ De hertog en zijn gasten storten zich op de man, rukken hem zijn doodsgewaad en masker af, en constateren tot hun afgrijzen dat er niets overblijft. ‘Men herkende de aanwezigheid van de Rode Dood. Hij was gekomen als een dief in de nacht.’ De quarantaine waarin de happy few dachten gevrijwaard te zijn van het gruwelijke virus heeft niet gewerkt.
Ook niet te versmaden: de meesterlijke roman De Geruchten van Hugo Claus (1929-2008). De locatie: een Vlaams dorp anno 1966. Daar breekt een fatale ziekte uit. Mensen krijgen hoge koorts, zweren, soms vreemde psychotische visioenen en allemaal worden ze blauw (in plaats van rood, zoals bij Poe). Uiteindelijk gaan ze dood aan deze ‘West-Vlaamse pest’. Met veel pijn en moeite wordt de pestilentie de kop ingedrukt, maar de prijs is hoog. Uiteindelijk blijken bij Claus de ziekte en de geruchten erover – fakenieuws zouden we nu zeggen – even besmettelijk en even dodelijk.
Decamerone, De Pest, Het masker van de Rode Dood en De Geruchten zijn alle in de handel of antiquarisch verkrijgbaar. Wie meer wil lezen over hoe besmetting is verbeeld in romans, verhalen, poëzie en film kan terecht bij de bundel Besmet (redactie: Arko Oderwald e.a.), die in de reeks Literatuur en Geneeskunde van het VUmc is verschenen bij De Tijdstroom.
- Er zijn nog geen reacties