Marcel Levi
Marcel Levi is internist, voorzitter van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en hoogleraar geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam.
Marcel Levi is internist, voorzitter van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en hoogleraar geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam.
Gezondheidszorggoeroe’s slingeren regelmatig onheilspellende berichten de wereld in dat zorg te duur wordt en we de komende jaren toch echt keuzes moeten maken. Daarmee bedoelen ze dat we moeten beknibbelen op verzekerde zorg en bepaalde zaken niet meer moeten aanbieden aan iedereen. Rantsoeneren dus.
Altijd gezellig om oud-medestudenten of collega’s uit de vervolgopleiding weer eens te zien. Naast hilarische anekdotes en visserslatijn over roemruchte belevenissen in ons gezamenlijk verleden, is vast gespreksonderwerp het spiegelen van de omstandigheden van jonge dokters van tegenwoordig met hoe het ons verging. Met alle memory bias, overdrijving en onvergelijkbare vergelijkingen die daarbij horen.
Verleden jaar werd na nogal wat moeite het Integraal Zorgakkoord (IZA) gelanceerd, dat beloofde de oplossing te zijn voor alle problemen in de gezondheidszorg. Zoals gebruikelijk bij dit soort documenten telt het tientallen pagina’s, volgeschreven met ronkende termen zoals ‘ambitieuze nieuwe zorgconcepten’, ‘innovatieve transities’ en ‘passende zorg’.
In de wachtkamer bij onze intensive care zitten bezorgde en verdrietige familieleden van kritisch zieke patiënten soms langdurig te wachten op flintertjes goed nieuws. Vrijwilligers doen hun best het deze mensen een beetje naar hun zin te maken, er worden koffie, thee en een vriendelijk woord geserveerd en er staat een automaat waaruit je een snack kunt trekken. Zaken als een gevulde koek, chocoladereep of een zakje chips.
Het is evident dat het geen makkelijke tijden zijn voor huisartsen in Nederland. Een toenemende zorgvraag van patiënten, forse (en gewenste) overhevelingen van zorg van tweede naar eerste lijn (waarbij de benodigde middelen maar vertraagd meeverhuizen) en een indrukwekkende bureaucratie hebben hun werk aanzienlijk verzwaard.
Alleen al deze maand ben ik tientallen malen gevraagd of ik alsjeblieft een artikel wil indienen bij een vaag en mij onbekend wetenschappelijk tijdschrift, soms over iets waar ik totaal geen verstand van heb. Of dat ik wellicht gasteditor wil zijn voor een special en ook nog een verzoekje of ik maar meteen hoofredacteur wil worden van weer een ander journal.
Het is alweer tientallen jaren geleden maar ik kan mijn nachtdiensten als beginnende arts-assistent interne geneeskunde nog levendig voor de geest halen. Het zijn veelal mooie herinneringen, maar het was zeker niet altijd leuk.
Al jaren geef ik patiënten met ingewikkelde of ernstige aandoeningen mijn persoonlijke e-mailadres. In heel heftige situaties, zoals patiënten in de laatste levensfase, geef ik zelfs mijn mobiele telefoonnummer. In mijn ervaring maken patiënten hiervan vrijwel nooit gebruik tenzij het echt niet anders kan. Wel vinden ze het prettig deze mogelijkheid te hebben, als een soort van verzekeringspolis voor het geval dat.
Kort geleden zag ik op de polikliniek een voorheen gezonde en sportieve 35-jarige vrouw die in korte tijd flink ziek was geworden. Zij had klachten van vermoeidheid, gewrichtspijnen in armen en benen, atypische huiduitslag en thoracale klachten die leken te passen bij een pleuritis. De schrandere coassistente had in haar differentiaaldiagnose een mogelijke systemische lupus erythematodes (SLE) opgenomen en dat leek mij ook zeker een optie.
Het is geen geheim dat de gezondheidszorg momenteel piept en kraakt in haar voegen. Van jeugdzorg tot ouderenzorg zijn er oplopende capaciteitstekorten. Ziekenhuizen en ggz-instellingen klagen en steunen onder hoge personeelslasten en door inflatie peperduur geworden spullen. Elk dubbeltje moet drie keer worden omgedraaid voor het kan worden uitgegeven.
Minister Kuipers heeft deze maand besloten om Trodelvy, een nieuw middel tegen tripelnegatieve borstkanker, niet te vergoeden via de basisverzekering. Dat is opmerkelijk, want het middel geeft een levensverlenging van ongeveer vijf maanden bij eindstadium borstkanker.
Ook ik ben ervan overtuigd dat analyse van genetische variatie en mutaties in het DNA zullen helpen om ziektes beter te begrijpen. En dat deze kennis wellicht ook bijdraagt tot betere therapie voor nu nog slecht te behandelen aandoeningen.
Er zijn tientallen artikelen die rapporteren hoe dokters zich dienen te kleden om maximaal vertrouwen bij hun patiënten te bewerkstelligen. Patiënten in de wachtkamer recenseren voorbijlopende dokters kennelijk streng op uiterlijk en vormen al een mening over professionaliteit, betrouwbaarheid en vriendelijkheid van voorbijflitsende artsen, die ze verder nog nooit hebben ontmoet, op basis van kleding, schoeisel of haardracht.
De universitair medische centra (umc’s) zijn elk in hun stad of zelfs in hun regio de grootste werkgever. En ook wat salarissen betreft zijn het bijzondere organisaties: er is een hele grote groep medewerkers (circa vijfduizend medisch specialisten) die behoort tot de 1 procent mensen in Nederland met het hoogste salaris en die zelfs de hoogste salarissen in de publieke sector ontvangt – velen van hen meer dan de minister-president.
Kortgeleden sprak een cardioloog in ons ziekenhuis me vriendelijk maar duidelijk aan omdat ik bij een 89-jarige patiënte, die had geklaagd over het grote aantal pillen dat ze elke dag moest slikken, de statine had gestopt.
‘Weet je zeker dat er geen sprake is van cardiale ischemie en zou deze patiënt toch niet beter af zou zijn op de CCU?’, vroeg ik de arts-assistent die me had gebeld tijdens de weekenddienst over een patiënt op de Spoedeisende Hulp. De assistent antwoordde dat de cardioloog ook nog even had gekeken en dacht van niet. Het zat me toch niet helemaal lekker.
Na een kleine 35 jaar als praktiserende dokter en vele tienduizenden patiëntencontacten dacht ik zo ongeveer wel te weten wat de beste manier was om met patiënten te communiceren, hun vertrouwen te geven en met empathie en vriendelijkheid te benaderen.
Met rondrazende pandemieën, forse kindersterfte, snel toenemende hart- en vaatziekten in zich ontwikkelende landen en overal in de wereld gezondheidsdreigingen door klimaatverandering en milieubederf zou je denken dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) genoeg te doen heeft.
In Nederlandse ziekenhuispoli’s worden heel veel second opinions gegeven. Naar schatting bestaat 5 procent van alle consulten bij nieuwe patiënten uit een tweede mening en in umc’s kan dat zelfs oplopen tot meer dan 10 procent van alle nieuwe patiënten.
Hoera, het is weer de tijd van asperges, nieuwe haring en natuurlijk de jaarrekeningen van ziekenhuizen. Inderdaad is dit jaar ‘hoera’ wel op zijn plaats. Want ondanks depressieve doemdenkerij, huilbuien, en onophoudelijke onheilspellende winstwaarschuwingen van serieus kijkende ziekenhuisbestuurders zijn die resultaten opperbest.
Afgelopen maand mocht ik in ons ziekenhuis een meterslange paarse krokodil helpen ophijsen als symbool van bureaucratie, administratieve regeldruk en afstempelcultuur die de gezondheidszorg in hun greep hebben.
De laatste tijd wordt weleens opgemerkt dat vertrouwen in wetenschap steeds meer ter discussie lijkt te staan. Interessant genoeg vind je dat schijnbare gebrek aan vertrouwen niet terug in grote enquêtes bij een breed publiek.
Opmerkelijke uitspraak van Ernst Kuipers in de Tweede Kamer deze maand. De minister zei dat de kwaliteit van de curatieve zorg in Nederland soms middelmatig is. Het is echter niet helemaal duidelijk wat hij daarmee bedoelde.
Naar schatting worden op dit moment in Nederland tienduizend klinische trials uitgevoerd waarin honderdduizenden patiënten zijn geïncludeerd. Deze inspanning draagt stukje bij beetje bij aan toename van onze kennis en steeds beter bewijs voor de behandeling van een breed scala aan ziektes. Een kleine twintig jaar geleden werd becijferd dat slechts 40 procent van de medische behandelingen onderbouwd was door wetenschappelijk onderzoek. Inmiddels is dit glas halfvol met een percentage van net geen 50 procent.