Tuchtrecht
Sophie Broersen Josine Janson
6 minuten leestijd
Uitspraak tuchtcollege

Patiënt was niet wilsbekwaam voor een tuchtklacht

Plaats een reactie

Het zal je maar gebeuren: er wordt een tuchtklacht tegen je ingediend, maar de patiënt zelf weet eigenlijk niet precies waar die over gaat. Dit is wat de specialist ouderengeneeskunde uit deze tuchtzaak overkwam. Deze ‘aardige, dementerende patiënte’ had volgens de arts geen begrip van tijd, plaats en locatie.

Ze wist dus ook niet zoveel van de klacht die haar dochter als gemachtigde van haar moeder had ingediend, ondertekend door de patiënte. Alleen was niet de dochter, maar de echtgenoot van de patiënte aangesteld als mentor. Dat mentorschap was ingesteld, omdat de vrouw niet in staat was haar ‘niet-vermogensrechtelijke’ belangen zelf behoorlijk waar te nemen.

Op zich mag een patiënt zonder toestemming van de mentor een klacht indienen, maar dan moet diegene daar wel over kunnen oordelen, oftewel ter zake wilsbekwaam zijn. Als dat niet zo is, kan een wettelijk vertegenwoordiger – in dit geval de mentor – namens de patiënt een klacht indienen. Die was het in dit geval uitdrukkelijk niet eens met de klacht. Afgaand op de verklaring van de arts vond het Centraal Tuchtcollege het aannemelijk dat patiënte zelf niet ter zake wilsbekwaam was. De mening van de dochter doet daar niets aan af. De klager is daarom niet-ontvankelijk in de klacht.


Auteurs

Sophie Broersen, arts en journalist

mr. Josine Janson, adviseur gezondheidsrecht


Download de ingekorte versie van dit artikel (PDF)


Voor meer uitspraken zie tuchtrecht.nl.


Centraal tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.048 van:

A., (voorheen) wonende te B.,

appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: C. (dochter),

tegen

D., specialist ouderengeneeskunde, werkzaam te B.,

verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. drs. P.A. de Zeeuw, als jurist verbonden aan DAS-Rechtsbijstand te Amsterdam.

1. Verloop van de procedure

A. – hierna klaagster – heeft op 8 november 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen specialist ouderengeneeskunde D. – hierna de arts – een klacht ingediend. Bij beslissing van

22 januari 2019, onder nummer 2018-294 heeft dat College klaagster niet-ontvankelijk verklaard in de klacht.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 13 augustus 2019, waar zijn verschenen de gemachtigde (dochter) van klaagster (vergezeld door mevr. E. en mevr. F.) alsmede de arts (vergezeld door haar echtgenoot) en bijgestaan door mr. drs. P.A. de Zeeuw. Klaagster is op 18 mei jl. overleden.

De gemachtigde van klaagster alsmede de arts en haar gemachtigde hebben de respectieve standpunten met betrekking tot de ontvankelijkheid van klaagster ter terechtzitting nader toegelicht.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

            “2. De overwegingen

Beoordeeld moet worden of klaagster ontvankelijk is in de klacht, die zij zonder toestemming van haar mentor heeft ingediend.

Bij de vraag naar de ontvankelijkheid van klaagster stelt het College het volgende voorop. In artikel 65, lid 1 sub a, van de Wet BIG is bepaald dat een tuchtklacht aanhangig kan worden gemaakt door een rechtstreeks belanghebbende. Bij een rechtstreeks belanghebbende dient uiteraard in de eerste plaats te worden gedacht aan de patiënte van een aan tuchtrecht onderworpen beroepsbeoefenaar. Ook anderen dan patiënte kunnen als rechtstreeks belanghebbende worden aangemerkt. Tot die anderen behoort in dit dossier de wettelijke vertegenwoordiger van klaagster, haar mentor (mentorschap ingesteld ten behoeve van klaagster d.d.

3 september 2018 rechtbank Den Haag, zaaknummer: 6778991 EJ VERZ 18-65296) en tevens echtgenoot de heer G.. Uit de beschikking van de rechtbank blijkt dat het mentorschap ten behoeve van klaagster is ingesteld omdat zij als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle haar

niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Hieronder valt de behandeling van klaagster door verweerster, waar klaagster over klaagt. Niet is gebleken dat de situatie van klaagster na de instelling van het mentorschap anders is geworden. Het is door de inhoud van het klaagschrift, alsmede het aanvullende klaagschrift (beide ingediend na de instelling van het mentorschap) aannemelijk geworden dat klaagster ter zake van het indienen van de klacht wilsonbekwaam is. Daar komt bij dat haar mentor voornoemd bij brief dd. 7 januari 2019, ingekomen bij het College op 9 januari 2019 uitdrukkelijk stelt dat hij niet instemt met indiening van de klacht door klaagster noch met het optreden van C. als gemachtigde van klaagster. Het komt er dus op neer dat klaagster zelf niet in staat is haar belangen deugdelijk te behartigen, terwijl haar mentor/echtgenoot niet instemt met de klacht. Dit betekent dat klaagster niet in de klacht kan worden ontvangen. De omstandigheid dat het klaagschrift is ingediend door de dochter als gemachtigde van die klaagster maakt dit niet anders.”

3. Beoordeling van het beroep

Procedure

3.1 De gemachtigde (dochter) van wijlen klaagster beoogt in beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen.

3.2 De arts heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij stelt zich op het standpunt dat het Regionaal Tuchtcollege klaagster terecht niet ontvankelijk heeft verklaard in haar klacht en verzoekt het beroep van klaagster te verwerpen.  

Beoordeling van het beroep.

3.3 Het Centraal Tuchtcollege overweegt het volgende. In artikel 65 lid 1 onder a Wet BIG is bepaald dat een tuchtklacht aanhangig kan worden gemaakt door een rechtstreeks belanghebbende. Rechtstreeks belanghebbende is in de eerste plaats de patiënt(e) van een aan tuchtrechtspraak onderworpen beroepsbeoefenaar die een klacht heeft over zijn of haar behandeling. Maar ook anderen dan de patiënt(e) kunnen als rechtstreeks belanghebbenden worden aangemerkt. Tot die anderen behoren onder meer de wettelijk vertegenwoordigers van de patiënt(e), zoals zijn of haar mentor in geval van mentorschap. Hierbij geldt echter steeds als uitgangspunt dat de patiënt(e) die daartoe behoorlijk in staat is, zelf degene is die beslist over het al of niet indienen van een klacht met betrekking tot zijn of haar behandeling (zie Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 1 oktober 2013, ECLI:NL:TGZCTG:2013:110). In het eerste lid van artikel 1:454 van het Burgerlijk Wetboek en de daarbij behorende memorie van toelichting is dit uitgangspunt uitdrukkelijk verwoord. Gelet hierop, en  het belang van het klachtrecht in ogenschouw genomen, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat als uitgangspunt moet gelden dat een patiënt(e) die een mentor heeft zonder toestemming van die mentor een tuchtklacht kan indienen, en dat op dat uitgangspunt slechts een uitzondering kan worden gemaakt indien aannemelijk is dat de patiënt(e) ter zake van het al of niet indienen van die klacht wilsonbekwaam is (vgl. Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 7 december 2017, ECLI:NL:TGZCTG:2017:328). Het ligt op de weg van de aangeklaagde beroepsbeoefenaar om in voorkomende gevallen aannemelijk te maken dat de voor het indienen van een klacht vereiste wilsbekwaamheid bij de patiënt(e) ontbreekt.

3.4 Ten behoeve van klaagster is bij rechterlijke beslissing van 3 september 2018 het mentorschap ingesteld omdat zij als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle haar niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. De mentor stemt niet in met de door klaagster ingediende klacht. De in deze zaak relevante stukken zijn echter mede ondertekend door klaagster, waaronder het klaagschrift in eerste aanleg en het beroepschrift. De arts heeft zich op het standpunt gesteld dat klaagster wilsonbekwaam was en heeft ter zitting in beroep verklaard dat zij verschillende keren met klaagster over de ingediende tuchtklacht, die de behandeling van klaagster betrof, heeft gesproken, en dat klaagster in deze gesprekken geen enkele blijk gaf van herkenning van de klacht en van de procedure waarin deze werd behandeld. Klaagster was naar de mening van de arts een “aardige, dementerende patiënte”, die geen begrip meer had van tijd, plaats en locatie. Op specifieke vragen van de arts over de ingediende tuchtklacht antwoordde klaagster uitsluitend: “Weet ik niet”. Op basis van de verklaring van de arts acht het Centraal Tuchtcollege het aannemelijk dat klaagster niet (meer) beschikte over de voor het indienen van een tuchtklacht vereiste wilsbekwaamheid. Dat de gemachtigde van klaagster aan haar communicatie met klaagster een andere indruk heeft overgehouden kan daar niet aan af doen.

3.5 Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege in stand kan blijven en dat het beroep van klaagster wordt verworpen.

3.6 Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal de publicatie van deze beslissing worden gelast dan wel verzocht.

4. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, Tijdschrift voor Ouderen Verenso en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; L.F. Gerretsen-Visser en

J. Legemaate, leden-juristen en H.J. Hasper en P.J. Schimmel, leden-beroepsgenoten en

H.J. Lutgert, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 september 2019.

Voorzitter  w.g.                      Secretaris  w.g.

  • Sophie Broersen

    Sophie Broersen was journalist bij Medisch Contact van 2008 tot 2021. Na haar studie geneeskunde en huisartsopleiding ging zij als journalist aan de slag. Bij Medisch Contact schreef zij over geneeskunde en zorg in de volle breedte: van wetenschap tot werkvloer, van arts-patiëntrelatie tot zorg over de grens. Samen met de juristen van de KNMG becommentarieerde zij tuchtzaken. Na haar journalistieke carrière is zij in 2021 weer als arts gaan werken.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.