Tuchtrecht
Antina de Jong
5 minuten leestijd
Tuchtrecht

Klager twee keer te laat, dus niet-ontvankelijk

2 reacties
Getty Images
Getty Images

Sinds 1 april 2019 moet iemand die een klacht indient bij een tuchtcollege 50 euro griffierecht betalen. Wie niet – of te laat – betaalt, heeft pech: de klacht wordt dan niet in behandeling genomen. Er is geen hardheids­clausule: als de klager niet kan be­talen, moet hij of zij die 50 euro maar ergens anders vandaan halen.

Tuchtrechters waren destijds niet enthousiast over deze wetswijziging, omdat zij vonden dat het tuchtrecht – dat de kwaliteit van de gezondheidszorg moet bewaken en bevorderen – laagdrempelig toegankelijk moet blijven.

In deze zaak heeft de klager inderdaad het griffierecht niet (op tijd) betaald, en hij is dus niet-ontvankelijk in zijn klacht verklaard. Hij tekent beroep aan, dat de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege op 18 december 2019 afwijst en verstuurt naar de gemachtigde van de klager. Die tekent namens de klager verzet aan tegen deze voorzitters­beslissing. Dat komt per aangetekende brief (verstuurd op 31 december) op 3 januari binnen. Maar het moest vóór 3 januari binnen zijn. Het CTG is onvermurwbaar: jammer voor u dat uw gemachtigde vakantie had in deze eindejaarsperiode, daardoor de beslissing pas laat zag en dat de aangetekende brief er rondom de jaarwisseling drie dagen over deed. Hij had ook een koerier in kunnen schakelen of kunnen faxen, vindt het CTG. Dat is dan weer niet zo laagdrempelig allemaal. De niet-ontvankelijkverklaring blijft in stand.

Sophie Broersen, arts/journalist

mr. Antina de Jong, adviseur gezondheidsrecht

download de ingekorte uitspraak (in pdf)

Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg d.d. 23 november 2020

Volledige uitspraak

Beslissing op het verzet in de zaken onder nummers C2019.281, C2019.282, C2019.283, C2019.284 en C2019.285 van A., wonende te B. (C.), appellant, klager in eerste aanleg, gemachtigde: mr. H.A. Staal, advocaat te Laag-Keppel, tegen D., huisarts, E. huisarts, F. huisarts, G., destijds kinderarts, H., kinderarts, verweerders in beide instanties, gemachtigde: mr. drs. S. Slabbers, verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 28 juni 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen D., huisarts, E., huisarts, en F., destijds arts in opleiding tot huisarts, een klacht ingediend. Op 2 juli 2019 heeft klager bij dat college tegen G., destijds kinderarts, nu arts, en tegen H., kinderarts, een klacht ingediend. Bij beslissing van 15 augustus 2019, onder nummers 133/2019, 134/2019, 135/2019, 136/2019 en 137/2019, heeft de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle de klacht niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het verschuldigde griffierecht niet (op tijd) van klager is ontvangen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft bij beslissing van 18 december 2019 de beroepen afgewezen.

Tegen deze beslissing heeft klager verzet aangetekend en een verzetschrift ingediend.

Verweerders hebben een schriftelijke reactie gegeven.

Het verzet is behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 18 september 2020. Partijen zijn niet verschenen maar hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden mr. H.A. Staal en mr. drs. S. Slabbers.

2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzet

2.1 In artikel 73b, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) is bepaald dat klager en de beklaagde tegen een beslissing van de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege schriftelijk verzet kunnen aantekenen bij dit college. De termijn die daarvoor is gegeven is veertien dagen na de verzending van het afschrift van de beslissing van de voorzitter.

2.2 Een afschrift van de beslissing van de voorzitter van 18 december 2019 is bij brief van dezelfde datum aan klager verstuurd. Klager had daarom, mede gelet op artikel 1, eerste lid jo. artikel 3, eerste lid Algemene termijnenwet, tot uiterlijk 3 januari 2020 de gelegenheid om schriftelijk verzet aan te tekenen. Het verzetschrift, gedateerd 31 december 2020, is op 3 januari 2020 per post door het Centraal Tuchtcollege ontvangen. Het verzetschrift is dus na afloop van de verzettermijn en daarmee te laat, ingediend.

2.3 Het Centraal Tuchtcollege ziet zich gesteld voor de vraag of de bepaling van artikel 73, zevende lid, Wet BIG, dat gaat over de beroepsprocedure bij het Centraal Tuchtcollege, analoog op de verzetprocedure kan worden toegepast. In dit artikel is bepaald dat, wanneer het beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend, niet‑ontvankelijkverklaring achterwege blijft indien de indiener aantoont dat hij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat deze bepaling zich leent voor analoge toepassing. Hoewel een artikel als artikel 73, zevende lid, Wet BIG voor de verzetprocedure ontbreekt, blijkt uit de wetsgeschiedenis niet dat de wetgever de mogelijkheid van een verschoonbare termijnoverschrijding voor de verzetprocedure uitdrukkelijk heeft willen uitsluiten. Het is dan ook niet aannemelijk dat het ontbreken van een met artikel 73, zevende lid, Wet BIG overeenkomende bepaling voor de verzetprocedure berust op een bewuste keuze van de wetgever. Zo'n keuze zou ook niet voor de hand liggen gezien de korte duur van de verzettermijn.  Het Centraal Tuchtcollege zal daarom nagaan of klager het verzet heeft ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs van hem verlangd kon worden.

2.4 Klager voert aan dat de termijnoverschrijding is te wijten aan het feit dat de beslissing van de voorzitter van 18 december 2019 door zijn gemachtigde is ontvangen in de periode dat deze met vakantie was. Hierdoor heeft de gemachtigde pas op 30 december 2019 kennisgenomen van deze beslissing. Hij heeft vervolgens meteen het verzetschrift opgesteld en dit de volgende dag, op 31 december 2019, aangetekend verstuurd.

2.5 Het Centraal Tuchtcollege overweegt als volgt. De beslissing van de voorzitter is op 18 december 2019 verstuurd. Van een professionele gemachtigde in een tuchtprocedure mag worden verwacht dat hij bij afwezigheid toereikende maatregelen treft om ervoor te zorgen dat in die periode zijn zaken worden waargenomen. Dat heeft de gemachtigde kennelijk niet gedaan omdat hij pas op 30 december 2019 van de beslissing van de voorzitter heeft kennisgenomen en toen het verzetschrift heeft opgesteld, dat hij de volgende dag, 31 december 2019, aangetekend heeft verstuurd.

2.6 Daar komt bij dat, wie een poststuk op oudejaarsdag 2019 bij PostNL aanbiedt er, anders dan klager betoogt, niet op mag vertrouwen dat dit poststuk op de eerstvolgende werkdag, te weten 2 januari 2020, wordt bezorgd. De gemachtigde had daarom zekerheidshalve, om een eventuele vertraging bij de postbezorging te ondervangen, het verzetschrift ook per fax kunnen versturen of per koerier kunnen laten bezorgen. Ook dat heeft hij niet gedaan.

2.7 Omdat het handelen van de, professionele, gemachtigde voor risico van klager komt, acht het Centraal Tuchtcollege niet aangetoond dat klager het verzet heeft aangetekend zo spoedig als dit redelijkerwijs van hem verlangd kon worden.

2.8 Omdat geen andere feiten en omstandigheden zijn aangevoerd of gebleken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, is de conclusie dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het verzet omdat dit te laat is aangetekend. Het Centraal Tuchtcollege komt dus niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het verzet. Dit betekent dat de beslissing van de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege van 18 december 2019 in stand blijft.

2.9 Om redenen aan het algemeen belang ontleend gelast het Centraal Tuchtcollege de publicatie van deze uitspraak.

3. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  • verklaart klager niet-ontvankelijk in het verzet;
  • bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; H. de Hek en Y.A.J.M. van Kuijck, leden‑juristen en F.M.M. van Exter en M.G.M. Smid‑Oostendorp, leden‑beroepsgenoten en E.D. Boer, secretaris. Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2020.

Tuchtrecht
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Dolf Algra

    commentator, opiniemaker zorg en sociale zekerheid, Rotterdam

    Dat er griffie recht a raison van 50 euro is ingevoerd vind ik een prima idee. Het werpt een kleine doch noodzakelijke drempel op om 'gratis klagen' tegen te gaan. Niets is gratis. Ook klagen niet.

    Het is mij uit deze casus beschrijving niet helde...r geworden of de klager NIET of NIET OP TIJD heeft betaald.

    Even zo goed. Er zijn spelregels - zoals het op tijd betalen van je griffierecht. En het lijkt me niet meer dan redelijk je daaraan te houden. Zelfs in Nederland. Dus klager moet gewoon beter opletten. Voor het geval hij/zij een klacht wenst in te dienen.

    Je hebt nu eenmaal procedures. Zelfs in Nederland

  • A.Wilschut-Verhoef

    algemeen arts, homeopathie, Barendrecht

    Als je een organisatie met een machine zou mogen vergelijken, dan heb ik het gevoel dat deze machine nodig wat smeerolie moet gaan gebruiken, om te voorkomen dat er slijtage optreed en de zaak gaat vastlopen. Op meer plaatsen kan ik het oliekannetje... niet vinden. Maar wanneer de maatschappij met chips werkt heb je niet veel aan een oliekannetje. Dus de tijdgeest houdt niet van smeerolie.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.