Tuchtrecht
Uitspraak tuchtcollege

Huidskleur noemen is nog geen discriminatie

Plaats een reactie

TUCHTRECHT

Het kan haast niet anders of de klager in deze zaak heeft zijn huisarts echt helemaal verkeerd begrepen. Hij heeft het idee dat die hem discrimineerde, door hem geen cholesterolpillen voor te schrijven vanwege zijn huidskleur.

De huisarts bracht het risicoprofiel van zijn patiënt in kaart, aan de hand van de NHG-Standaard, en stelde vast dat medicatie niet nodig was. In die standaard staat ook dat de kans op hart- en vaatziekten bij ‘sommige allochtone groepen’ hoger is dan gemiddeld. Het moet bijna wel zo zijn dat de huisarts daar iets over gezegd heeft.

Het lijkt erop dat de patiënt het volgende heeft onthouden van het gesprek: ‘Omdat u een donkere huidskleur hebt, geef ik u geen pillen.’ Heel vreemd, want het zou juist logischer zijn als de huisarts had gezegd: ‘Op basis van de standaard is medicatie niet nodig, maar vanwege uw huidskleur acht ik dat toch verstandig.’ Hoe is het mogelijk dat dit misverstand niet ergens in de route naar het Centraal Tuchtcollege toe is opgelost?

Zou het te maken hebben met verkeerde woordkeuze? Als de huisarts inderdaad het woord ‘neger’ gebruikte, zoals klager beweert, kan dat de communicatie daarna hebben bemoeilijkt. Wat u er ook van vindt: huidskleur en komaf zijn meer dan ooit tevoren beladen onderwerpen. Let dus op uw woorden, want het is zo jammer als u het goed bedoelt, maar de boodschap totaal verkeerd wordt begrepen. Dat is niet overmatig politiek correct, dat is professioneel.

Sophie Broersen, arts/journalist

Diederik van Meersbergen, jurist






Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.214 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mw. mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, jurist bij VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.


1.        Verloop van de procedure

A.–hierna klager–heeft op 12 december 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen huisarts C.–hierna de arts–een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 april 2015, onder nummer 14/436 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 19 november 2015, waar uitsluitend is verschenen de arts, bijgestaan door zijn gemachtigde.

De zaak is van de zijde van de arts kort toegelicht.


2.        Beslissing in eerste aanleg

2.1.      In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld:

“2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1       Op 25 februari 2013 en 5 maart 2013 is klager bij verweerder, zijn huisarts, op consult geweest in verband met te hoge cholesterol.

2.1       In het journaal staat bij 5 maart 2013:

E HVR-profiel: Groen gebied: 3% kans 10 jr HV-zkt

O SystRR: 130

O Diast. RR: 85

E hypercholesterolaemie

Verweerder heeft klager bij dat consult geen medicijnen voorgeschreven”.

2.2.      De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in:


"3. Het standpunt van klager en de klacht

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder klager heeft gediscrimineerd door hem geen medicijnen te geven in verband met zijn te hoge cholesterolgehalte.


"4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan”.

2.3.      Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:


“5. De overwegingen van het college

5.1       Klager heeft gesteld dat verweerder hem heeft gezegd dat hij een neger is en dat het daarom niet noodzakelijk was om medicatie voor te schrijven. Verweerder heeft aangevoerd dat hij klager nooit discriminerend heeft willen benaderen, en dat het hem spijt als klager dat wel heeft ervaren.

5.2       Met betrekking tot de te hoge cholesterol heeft verweerder aangevoerd dat het risicoprofiel van klager op hart- en vaatziekten in de komende 10 jaar 3% was, en dat het beleid is om in dat geval geen medicatie voor te schrijven. Mogelijk heeft verweerder daarbij vermeld dat bepaalde mensen met een donkere huidskleur, zoals bijvoorbeeld D., meer risico lopen.

5.3       Naar het oordeel van het college heeft verweerder op goede gronden besloten om, gelet op alle omstandigheden van deze patiënt, geen medicatie voor te schrijven, zodat hem wat dat betreft geen verwijt kan worden gemaakt. Voor zover de opmerking betreft over het risico op hart- en vaatziekten voor mensen met een donkere huidskleur, is het college van oordeel dat deze opmerking geen onheuse bejegening oplevert, nu het een feitelijke constatering betreft en geen waardeoordeel over een bepaalde bevolkingsgroep. Het is spijtig dat klager dat wel zo heeft ervaren, maar objectief gezien valt verweerder in dezen geen verwijt te maken.

5.4       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt”.


3.        Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2.1.


4.        Beoordeling van het beroep

4.1.         In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2.         De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Voorts is ter zitting aangevoerd dat de beroepsgronden niet duidelijk  zijn, zodat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep.

4.3.         In beroep heeft klager nogmaals aangegeven dat hij meent dat de arts hem heeft gediscrimineerd en dat hem medicijnen hadden moeten worden voorgeschreven in verband met zijn cholesterolgehalte. Het Centraal Tuchtcollege maakt daaruit op dat klager het Regionaal Tuchtcollege verwijt dat het zijn klachten ten onrechte heeft afgewezen. Op die klachten is de arts in zijn verweerschrift in beroep ook ingegaan. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt dan ook het niet-ontvankelijkheidsverweer van de arts.

4.4.         Voor zover klager in beroep nieuwe klachten naar voren brengt, moeten die worden gepasseerd.

4.5.           Op grond van de NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement M84 was het voorschrijven van medicatie in verband met een te hoog cholesterolgehalte in het geval van klager, zoals ook blijkt uit de feiten in (de tweede) overweging 2.1 in samenhang met overwegingen 5.2 en 5.3 van het Regionaal Tuchtcollege, niet geïndiceerd. De arts heeft daarom op goede gronden besloten klager geen medicatie voor te schrijven.

4.6.         Het is niet uitgesloten dat de arts tijdens het consult een opmerking heeft gemaakt over het risico op hart- en vaatziekten voor mensen met een donkere huidskleur. Zoals het Regionaal Tuchtcollege heeft overwogen, betreft dat echter geen waardeoordeel maar een feitelijke constatering. Mensen met een donkere huidskleur lopen meer risico op hart- en vaatziekten. De arts kan geen discriminatie worden verweten door daarover een opmerking te maken.

4.7.         Uit het voorgaande volgt dat het beroep van klager moet worden verworpen.


5.        Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter, mr. J.P. Fokker en

mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en drs. M.A.P.E. Bulder-van Beers en

drs. F.M.M. van Exter, leden-beroepsgenoten en mr. B.J. Broekema-Engelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 januari 2016.



huisartsen
  • Sophie Broersen

    Sophie Broersen was journalist bij Medisch Contact van 2008 tot 2021. Na haar studie geneeskunde en huisartsopleiding ging zij als journalist aan de slag. Bij Medisch Contact schreef zij over geneeskunde en zorg in de volle breedte: van wetenschap tot werkvloer, van arts-patiëntrelatie tot zorg over de grens. Samen met de juristen van de KNMG becommentarieerde zij tuchtzaken. Na haar journalistieke carrière is zij in 2021 weer als arts gaan werken.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.