naar overzicht
5 minuten leestijd
Achter het nieuws

NZa wil weten wat opleiden specialist echt kost

1 reactie
Getty Images
Getty Images

De Nederlandse Zorgautoriteit trekt een jaar uit om te onderzoeken of er een actueel prijskaartje kan worden gehangen aan de aios-opleiding in ziekenhuizen. Dat onderzoeksresultaat kan eventueel leiden tot een aanpassing van de vergoeding die ziekenhuizen voor die opleidingen krijgen.

Binnen de afdeling Kinderwgeneeskunde van het Radboudumc werd enkele jaren geleden besloten om aiossen ‘los te koppelen van de bedrijfsvoering’, zo valt te lezen op de site van het ziekenhuis. Dit betekent dat een aios geen productie-eisen krijgt opgelegd. ‘Als een aios bijvoorbeeld aangeeft dat hij het nog niet aankan om tijdens het poliklinisch spreekuur elk kwartier een patiënt te zien, kunnen we besluiten elk halfuur een patiënt in te boeken’, licht kinderarts-endocrinoloog en opleider kindergeneeskunde Janiëlle van der Velden de praktijk van die keuze toe.

‘We wilden het leerproces centraal plaatsen’, motiveert Van der Velden deze aanpak. ‘Aiossen zijn wel bij productie betrokken. Maar we zeggen niet: dit moet je aan productie draaien. Op deze manier kun je een opleiding op maat geven, meer individualiseren. Een aios doet iets pas zelfstandig als hij daaraan toe is.’ De beslissing om zo te werken, was volgens het Radboudumc destijds een unieke keuze. Het betekende niet alleen dat aiossen in financieel opzicht dus soms minder geld in het ziekenhuislaatje brengen. Het was ook aanpassen voor de artsen in de vakgroep.

Prijskaartje

Wat is het prijskaartje dat hangt aan het opleiden van een aios? Dat is de vraag waar over de toezichthouder NZa (Nederlandse Zorgautoriteit) zich komend jaar gaat buigen. De NZa wil weten hoeveel geld er daadwerkelijk nodig is voor de bekostiging van de 34 verschillende medische vervolgopleidingen die binnen ziekenhuismuren plaatsvinden.

In dat onderzoek wil de toezichthouder nagaan of er een onderscheid kan en moet worden gemaakt tussen de kosten voor de opleiding, de kosten van onderzoek waar aiossen zich tijdens hun opleiding mee bezighouden, én de kosten en opbrengsten van de zorg die een aios tijdens de opleiding levert. Want aiossen die patiënten behandelen, leveren immers ook geld op voor het ziekenhuis. Maar de vraag is ook weer hoeveel, want hoe ziet dit er onder de streep uit als een aios bijvoorbeeld langer een dure operatiekamer benut dan een door de wol geverfde chirurg nodig zou hebben gehad voor diezelfde operatie?

Ziekenhuizen krijgen jaarlijks in totaal zo’n 850 miljoen euro van VWS om de aios-opleidingen mee te betalen. Dat komt neer op zo’n 130 tot 150 duizend euro per opleidingsplaats; academische ziekenhuizen krijgen een iets lager bedrag dan algemene ziekenhuizen. Dit systeem bestaat sinds 2006, en de hoogte van die bedragen is in het verleden door het ministerie van VWS vastgesteld. De bedragen staan, behalve indexering, al die tijd vast.

Beter onderbouwen

De NZa, die sinds 2013 verantwoordelijk is voor de toekenning van die zogenaamde beschikbaarheidbijdragen, ‘zit het niet lekker’ dat er geen actuele onderbouwing is voor de bedragen, licht NZa-projectleider Michaël Hochheimer toe. De maatschappelijke discussie over de zorguitgaven is voor de NZa niet de aanleiding. ‘Maar dit is zoveel, dit willen we wel beter kunnen onderbouwen. We moeten kunnen uitleggen aan burgers, het veld of de rechter als dat nodig is dat we niet te veel geld beschikbaar stellen. Ook om niet met Europese regelgeving – die bepaalt dat we niet te veel beschikbaar mogen stellen – in de knoop te komen.’

Tien jaar geleden probeerde adviesbureau Berenschot al eens tevergeefs de reële kostprijs per opleiding te berekenen. Dat lukte toen niet, onder andere door de verschillende manieren waarop lokaal de opleidingen vorm werden gegeven. Een deelonderzoek enkele jaren later, naar de kostprijs van vijf opleidingen binnen topklinische ziekenhuizen, leverde alleen de constatering op dat snijdende opleidingen het duurst waren, beschouwende het goedkoopst en ondersteunende de middencategorie vormden.

De NZa wil en kan zich voor het eigen onderzoek niet alleen baseren op historische gegevens, omdat die er dus bijna niet zijn. ‘Een uitdaging’, noemt Hochheimer de voorgenomen rekenkundige toer dan ook. ‘De vraag is of en hoe het kan om een bedrag tot in detail te bepalen, en of dat recht doet aan de verschillen tussen ziekenhuizen.’ Daarom is het streven om ‘met experts uit het veld inzichtelijk te maken wat een opleiding zou moeten kosten’. ‘Wat is de realiteit? Daar willen we professionals over horen. Dat is spannend, want het gaat over veel geld.’

Laconiek

In een voortraject heeft de NZa afgelopen maanden al met belanghebbenden contact gehad om te polsen welke vragen er tijdens het kostenonderzoek moeten worden gesteld. Partijen als de Federatie Medisch Specialisten (FMS), de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) reageren dan ook vrij laconiek op de komst van de cijferexercitie. Ze vinden het te vroeg om nu al op eventuele gevolgen in te gaan.

‘Het is van belang inzichtelijk te maken hoe publiek geld besteed wordt’

Een FMS-woordvoerder noemt het onderzoek ‘niet meer dan logisch’ aangezien het om ‘publiek geld’ gaat, ‘dus is het van belang inzichtelijk te maken hoe dat geld besteed wordt’. Een woordvoerder van de NFU noemt het ‘goed dat er periodiek wordt gekeken naar de kosten van de zorg en dus ook van de medisch-specialistische vervolgopleidingen’. Een zegsman van de NVZ vat het onderzoek samen als ‘een pittige uitdaging voor de NZa’, waarbij de NVZ ‘graag meedenkt’.

Het bestuur van de beroepsvereniging voor aiossen De Jonge Specialist (DJS) meldt in een schriftelijke reactie waarde te hechten aan ‘kwalitatief hoogstaande’ opleidingen – een verantwoordelijkheid die ziekenhuizen volgens DJS hebben door het aannemen van deze subsidies. ‘Instellingen zouden de beschikbaarheidbijdrage niet mogen inzetten voor productiedoeleinden.’

Het DJS-bestuur vindt verder dat de bijdragen kostendekkend moeten zijn, zodat er vergoedingen en tijd voor opleidingsactiviteiten uit betaald kunnen worden. De vereniging hecht eraan dat aiossen geen eigen bijdrage voor hun opleidingen moeten betalen.

Verschuiving van geld

Het doel van het onderzoek is om uiteindelijk te komen tot een landelijk gemiddeld bedrag, per specialisme, voor de op dit moment reële kosten om een aios op te leiden. De insteek is niet op voorhand om de bijdrage te verlagen, benadrukt Hochheimer. ‘De intentie is open. Na het onderzoek volgt dan een volgende stap.’ Het is de NZa die deze vervolgstap kan bepalen; de toezichthouder mag zelfstandig de hoogte van de vergoedingsbedragen bepalen. Daar komt geen minister of Tweede Kamer meer aan te pas. Een eventuele verhoging of verlaging van de bijdragen betekent volgens Hochheimer ‘een verschuiving van geld’: van opleiding naar zorg, of omgekeerd. Zo’n verschuiving is volgens hem toegestaan, ‘tenzij blijkt dat er nu geld aan andere zaken dan opleiden of zorg wordt besteed’.

Het onderzoek moet volgend jaar voor de zomer zijn afgerond. Dan is er nog een jaar de tijd om te bepalen of het resultaat noopt tot een aanpassing van de beschikbaarheidbijdragen. Zo’n keuze moet voor juni 2021 worden gemaakt om per 2022 van kracht te kunnen zijn – vandaar dat de NZa inschat dat op zijn vroegst in 2022 mogelijk wordt gesleuteld aan de hoogte van de bijdragen. 

lees ook

Download dit artikel (PDF)

Achter het nieuws
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • W.J. Duits

    bedrijfsarts, Houten

    Het is een bijzonder initiatief NZa, misschien is het ook de moeite om dan ook de kostprijs van medische behandelingen eens te berekenen? Want als u de kosten van de opleidingen wilt berekenen, dan moeten de kostprijzen van alle behandelingen ook ber...ekend en bekend gemaakt kunnen worden. Zou de kostenstructuur in de zorg wel eens heel duidelijk kunnen maken.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.