Nieuws
Marloes de Moor
12 minuten leestijd

Is er een dokter in de zaal?

Plaats een reactie

Dokter word je niet voor niets. Je wilt graag mensen helpen. Maar als dat plotseling nodig is, bijvoorbeeld tijdens een ongeval op straat, kun je dat dan ook? Marloes de Moor

Vier studenten en een aios over de hulpplicht

In principe heeft iedere burger een hulpplicht, maar van een geneeskundestudent wordt net iets meer verwacht. In Arts in Spe nummer 1 van 2009 schreven we daar uitgebreid over. Je rechtspositie verschilt niet van die van een gewone burger, maar je kennis van zaken – zeker als ouderejaars – wel. Soms kun je met datgene wat je in colleges en tijdens coschappen hebt geleerd al een eind komen. In ernstige gevallen, waarbij je kennis en ervaring eenvoudigweg tekortschieten, is het echter verstandiger de hulp aan professionals over te laten.

Maar hoe bepaal je dat? Hoe weet je of je capabel genoeg bent om in te springen? Het zijn dilemma’s waar elke student vroeg of laat mee te maken kan krijgen.

Als je eenmaal aios en BIG-geregistreerd bent, verandert de situatie helemaal. Het BIG-register (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) is een Nederlandse databank, waarin (para)medisch professionals zijn opgenomen. Je bent daarmee door de wet bevoegd om je beroep uit te oefenen en voor anderen herkenbaar als deskundige. Dat brengt met zich mee dat je ook wettelijk aansprakelijk bent voor de negatieve gevolgen van je handelen.

Hoewel je als aios altijd nog een supervisor hebt die je om raad kunt vragen, ben je toch voor een belangrijk deel zelf verantwoordelijk voor wat je doet. Daarom is het zaak om steeds te anticiperen en de gevolgen van je handeling tijdig te overzien. Bij elke situatie zul je de afweging moeten maken: kan ik dit? Ben ik ervaren en bekwaam genoeg? Of moet ik hier hulp bij vragen? Vier geneeskundestudenten en een aios vertellen hoe zij met deze situaties omgaan.

Joyce Struik (26), vierdejaars aan de Vrije Universiteit

‘Mijn kennis bepaalt grotendeels hoe bekwaam ik me voel. Ik bepaal voor mezelf of ik goed genoeg ben om te helpen. Bij een verstuikte enkel of hyperventilatie weet ik wel ongeveer wat ik moet doen, maar een grote wond is een ander verhaal. Het kan wel eens een dilemma zijn, want ik wil graag helpen, maar ook zeker geen fouten maken.

Ik maakte een keer een fietsongeluk mee. ’s Nachts fietste ik naar huis en voor me reed een jongen met een meisje achterop. Zij stapte ineens af en ik fietste tegen hen aan. We lagen alle drie op de grond. Het meisje had geen pijn, maar vroeg de hele tijd ‘wat doe ik hier, waar ben ik?’ Het was duidelijk dat ze aan geheugenverlies leed. Ik dacht aan een hersenschudding, maar het kon ook erger zijn. Daarom raadde ik hun aan naar het ziekenhuis te gaan, maar dat wilden ze niet. Ze hadden het idee dat het wel weer ging. Ik was toen tweedejaars en herinnerde me de colleges over een inklemming van de hersenen. Die kun je constateren door in de ogen van de patiënt te schijnen. ‘Laat ik dat dan in elk geval uitsluiten’, dacht ik. Met mijn fietslampje scheen ik in haar pupillen. Als de pupillen zich niet vernauwen, kan dat wijzen op een hersenbloeding met inklemming van de hersenen. Het was weliswaar geen gebundeld licht, dus niet zoals het hoort, maar beter dan niets. Alles wat er aan ziektebeelden tussen ligt, kon ik ter plekke niet onderzoeken.

Uiteindelijk vertrouwde ik erop dat ze veilig thuis zouden komen. Ik heb nog wel het nummer van de jongen gevraagd en ben nagegaan of ze die nacht naar de Spoedeisende Hulp zijn gegaan – het bleek van wel en ze had inderdaad alleen een hersenschudding – en de dagen erna heb ik contact gehouden en een kaartje gestuurd. Volgend jaar ga ik coschappen lopen en ik denk dat dat veel zal helpen. Dan doe je praktijkervaring op en krijg je steeds meer kennis van zaken.’

Luuk Ouwerkerk (24), zevendejaars aan de Universiteit Leiden

‘Ik zat in het vliegtuig vanuit Paramaribo waar ik een zesweeks coschap kindergeneeskunde had gedaan. Om drie uur ’s nachts werd er omgeroepen of er een arts of verpleegkundige aan boord was. Ik vertelde de stewardess dat ik in opleiding was tot basisarts. Ze vroeg me meteen om mee te komen, omdat ik wel zou kunnen helpen. Een passagier was onwel geworden. Ik ging mee, maar wist niet wat er aan de hand was. Zou ik moeten reanimeren? Was het een noodsituatie? Dat was wel even spannend. Op de grond lag een man van ongeveer 65 jaar. Hij bewoog niet, was niet aanspreekbaar en zweette erg. Ik ging in mijn hoofd meteen het abc af. Hoe is de ademhaling, hoe ziet iemand eruit, zit er iets in de mond, ademt hij goed door, hoe is de hartslag? Omdat ik niet zeker wist of de toestand zou verslechteren, vroeg ik of er een AED of andere medische instrumenten aan boord waren. Een AED hadden ze niet en dat verbaasde me nogal. Maar reanimeren bleek gelukkig ook niet nodig. Wel hadden ze een stethoscoop en ik probeerde naar de longen te luisteren. Maar het geluid was te zwak en werd bovendien overstemd door de vliegtuigmotoren.

De man kwam langzaam weer bij en was nog een uur in de war. Een stewardess vroeg me of het mij noodzakelijk leek om eerder te landen. Iemand die nog geen arts is zou in principe kunnen adviseren om een vliegtuig vroegtijdig te laten landen. Dat schoot toen wel even door mijn hoofd. De man was op dat moment weer stabiel, dus ik adviseerde gewoon op Schiphol te landen. Daar werd wel de medische staf ingelicht. Ik maakte alvast een differentiaaldiagnose en een plan voor de artsen die de man op Schiphol zouden opvangen. Op basis van (hetero)anamnese en lichamelijk onderzoek leek het me verstandig om hem naar het ziekenhuis te sturen voor een hersenscan en hartonderzoek. Op Schiphol heb ik gesproken met de artsen die ons opvingen. Later hebben zij mij gebeld om te vertellen hoe het is afgelopen en dat de man inderdaad is opgenomen in het ziekenhuis met deze onderzoeken.

Het was een situatie die je niet snel zult meemaken. Voor mij het bewijs dat ik in noodsituaties geconcentreerd kan blijven en in staat ben goed na te denken over wat ik moet doen. Toevallig had ik mij kort daarvoor nog afgevraagd wat ik in zo’n situatie zou doen: meteen eropaf stappen of blijven staan? Ik ben nog geen arts, maar je weet aan de hand van de theorie wel waar je op moet letten. Tijdens de lessen over Spoedeisende Hulp heb ik zoveel rijtjes in mijn hoofd gestampt, dat ik meteen op de automatische piloot het abc afga. Soms is er twijfel. Dan denk je ineens: doe ik het wel goed? Maar in een noodsituatie moet je nu eenmaal de leiding nemen en doen wat het beste voor de patiënt is.’

Marchien Fieren (34), aios anesthesiologie in het Spaarneziekenhuis

‘Toen ik nog coassistent was, heb ik samen met een andere coassistent een man gereanimeerd die onwel werd in de Kalverstraat. Even ging door mijn hoofd dat ik dat nooit eerder had gedaan, maar ik had weinig tijd om erover na te denken. En dat is maar goed ook, want hij overleefde het. Je bent als coassistent weliswaar nog niet BIG-geregistreerd, maar dat mag je er nooit van weerhouden om levens te redden.

Als arts-assistent ben ik BIG-geregistreerd en dat betekent dat ik nu ook aansprakelijk ben. De eindverantwoordelijkheid ligt bij de supervisor, maar ik heb voor een belangrijk deel mijn eigen verantwoordelijkheid. Ik kan immers niet bij elke handeling terugvallen op mijn supervisor en zeggen dat hij het goed vond en dat ik het dus daarom deed. Soms is dat een dilemma: wat doe je als je je niet kan vinden in het beleid van je supervisor? En stel dat het misgaat, wat dan? Gelukkig kunnen we dat onderling goed bespreken.

Ik bepaal voor mezelf in hoeverre ik bekwaam genoeg ben. Het is een overweging die ik elke dag opnieuw maak. Ik weet van mezelf wat ik wel en niet goed kan. Sommige handelingen heb ik pas drie keer gedaan, andere meer dan honderd keer. Wakker flexibel intuberen zal ik bijvoorbeeld niet zelfstandig doen. Het is een lastige handeling waar je zeer ervaren voor moet zijn. Ik ben nog niet bekwaam om dat alleen te doen. Voordat ik aan een verrichting begin, vraag ik me af of ik het zelfstandig kan, of er hulp in de buurt is en of er een plan B is. Bij elke patiënt bekijk ik van tevoren wat voor problemen ik kan verwachten en wat de risico’s zijn. Op grond daarvan maak ik keuzes.’

Ellen Lohmann (25), zesdejaars aan de Universiteit Leiden

‘Ik heb weinig situaties meegemaakt waarin ik te hulp moest schieten. Toen ik nog geen praktijkervaring had, was ik sowieso terughoudend. Ik zou dan meteen de hulp van professionals inschakelen. Nu heb ik coschappen gelopen en heb daardoor meer ervaring. Bij bijvoorbeeld een neurologisch probleem weet ik wel ongeveer welke vragen ik moet stellen en kan ik iets betekenen voor de ander. Toch zou ik vrij snel de Eerste Hulp bellen, omdat ik mezelf op bepaalde vlakken nog niet goed genoeg vind. Alleen als ik de enige ben zou ik natuurlijk helpen en doen wat binnen mijn mogelijkheden ligt. Als er echter andere medici aanwezig zijn die meer ervaring hebben, laat ik dat liever aan hen over. Af en toe vragen vrienden of kennissen me advies bij kwaaltjes. Ik ben ook daar meestal terughoudend in. Als ik zie dat iets niet pluis is, stuur ik ze door naar de huisarts. Bij kleinere aandoeningen zoals een verzwikte enkel kijk ik er wel naar en adviseer ik om het been omhoog te houden en het te koelen. Maar dat zijn in principe dingen die iemand zelf ook nog wel kan bedenken.’

Marloes Goedhart (24), vijfdejaars aan de Vrije Universiteit

‘Ik heb een bijbaan als manager bij McDonald’s en heb daar regelmatig eerste hulp moeten bieden. Zo werd er een keer een jongen in elkaar geslagen. Hij had een hoofdtrauma. Het enige wat ik kon doen was zo snel mogelijk het ziekenhuis bellen. Van neurologische testen wist ik niets af. Een collega liep brandwonden op toen een waterspuit in de frituurpan viel en het vet explodeerde. Ik belde eerst 112 en wist meteen: koelen, koelen, koelen en met dekens omwikkelen totdat de ambulance kwam.

Als er ergens iets gebeurt, ben ik altijd de eerste die gaat kijken of er misschien hulp nodig is. Daarom ben ik ook arts geworden. Het is een gevoel dat in me zit. Het is wel eens lastig te bepalen, of ik goed genoeg ben. Het hangt af van wat ik heb geleerd. Mijn schoonvader komt vaak bij mij met een hele lijst vol kwalen van vrienden en kennissen. Samen discussiëren we er dan over wat het zou kunnen zijn. Dat vind ik leuk om te doen, maar meestal verwijs ik ze door naar de huisarts. Ik wil er wel zeker van zijn dat ik echt iets kan betekenen voor een patiënt. Als ik twijfel en denk dat ik niet deskundig genoeg ben om goed te handelen, laat ik de hulp liever over aan iemand die meer ervaring heeft. Die grens vervaagt bij levensbedreigende situaties. Ik weet dat ik niet bekwaam genoeg ben om bijvoorbeeld een onverwachte bevalling in een tram te begeleiden, maar als het naast me zou gebeuren, zal ik geen moment twijfelen te helpen. Als ik iemand kan redden, zal ik het maximale eruit halen en doen wat binnen mijn mogelijkheden ligt.’

Ellen Lohmann (25), zesdejaars aan de Universiteit Leiden

‘Ik heb weinig situaties meegemaakt waarin ik te hulp moest schieten. Toen ik nog geen praktijkervaring had, was ik sowieso terughoudend. Ik zou dan meteen de hulp van professionals inschakelen. Nu heb ik coschappen gelopen en heb daardoor meer ervaring. Bij bijvoorbeeld een neurologisch probleem weet ik wel ongeveer welke vragen ik moet stellen en kan ik iets betekenen voor de ander. Toch zou ik vrij snel de Eerste Hulp bellen, omdat ik mezelf op bepaalde vlakken nog niet goed genoeg vind. Alleen als ik de enige ben zou ik natuurlijk helpen en doen wat binnen mijn mogelijkheden ligt. Als er echter andere medici aanwezig zijn die meer ervaring hebben, laat ik dat liever aan hen over. Af en toe vragen vrienden of kennissen me advies bij kwaaltjes. Ik ben ook daar meestal terughoudend in. Als ik zie dat iets niet pluis is, stuur ik ze door naar de huisarts. Bij kleinere aandoeningen zoals een verzwikte enkel kijk ik er wel naar en adviseer ik om het been omhoog te houden en het te koelen. Maar dat zijn in principe dingen die iemand zelf ook nog wel kan bedenken.’

Marchien Fieren (34), aios anesthesiologie in het Spaarneziekenhuis

‘Toen ik nog coassistent was, heb ik samen met een andere coassistent een man gereanimeerd die onwel werd in de Kalverstraat. Even ging door mijn hoofd dat ik dat nooit eerder had gedaan, maar ik had weinig tijd om erover na te denken. En dat is maar goed ook, want hij overleefde het. Je bent als coassistent weliswaar nog niet BIG-geregistreerd, maar dat mag je er nooit van weerhouden om levens te redden.

Als arts-assistent ben ik BIG-geregistreerd en dat betekent dat ik nu ook aansprakelijk ben. De eindverantwoordelijkheid ligt bij de supervisor, maar ik heb voor een belangrijk deel mijn eigen verantwoordelijkheid. Ik kan immers niet bij elke handeling terugvallen op mijn supervisor en zeggen dat hij het goed vond en dat ik het dus daarom deed. Soms is dat een dilemma: wat doe je als je je niet kan vinden in het beleid van je supervisor? En stel dat het misgaat, wat dan? Gelukkig kunnen we dat onderling goed bespreken.

Ik bepaal voor mezelf in hoeverre ik bekwaam genoeg ben. Het is een overweging die ik elke dag opnieuw maak. Ik weet van mezelf wat ik wel en niet goed kan. Sommige handelingen heb ik pas drie keer gedaan, andere meer dan honderd keer. Wakker flexibel intuberen zal ik bijvoorbeeld niet zelfstandig doen. Het is een lastige handeling waar je zeer ervaren voor moet zijn. Ik ben nog niet bekwaam om dat alleen te doen. Voordat ik aan een verrichting begin, vraag ik me af of ik het zelfstandig kan, of er hulp in de buurt is en of er een plan B is. Bij elke patiënt bekijk ik van tevoren wat voor problemen ik kan verwachten en wat de risico’s zijn. Op grond daarvan maak ik keuzes.’


VvAA bouwt aan eerste kennisplatform

Recht in het hart van de gezondheidszorg: alles wat je moet weten over je (rechts)positie anno nu

VvAA bundelt kennis op tal van terreinen. Een van die domeinen is ‘aansprakelijkheid en recht’. De (rechts)positie van (para)medici staat onder druk. Hun gezag is niet meer vanzelfsprekend. Wet- en regelgeving wijzigt, er komen steeds meer samenwerkingsverbanden en patiënten worden mondiger. Als zorgprofessional krijg je hoe dan ook te maken met – soms complexe – juridische vraagstukken. Of het nou gaat om een contract voor samenwerking in een maatschap of met andere zorgprofessionals of een geschil met een patiënt, een stevig juridisch klankbord is voor elke zorgprofessional onmisbaar. VvAA wil haar kennis op dit vlak graag delen met haar leden.

Het thema ‘aansprakelijkheid en recht’ is het eerste in een reeks waar VvAA kennis over specifieke thema’s wil bundelen, uitbouwen en delen. Dit doen we met een online platform, onderzoek en inhoudelijke bijeenkomsten. Andere thema’s die volgen zijn bijvoorbeeld geldstromen in het hart van de gezondheidszorg en vrouwen in het hart van de gezondheidszorg. Het kennisplatform kun je vinden op www.vvaa.nl/rechtinhethart.


PDF van dit artikel

beeld: Thinkstock, iStockphoto
beeld: Thinkstock, iStockphoto
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.