Nieuws

‘Ik had geen idee!’

Eerstegeneratiestudenten moeten alles zelf uitvinden

Plaats een reactie
Getty Images
Getty Images

Zo’n stuk of zestig neven en nichten heeft Bernard. Maar hij is de eerste van die generatie in zijn familie die een universitaire studie begint. En ook in zijn gezin is hij de eerste. Ruim een vijfde van de geneeskundestudenten is zo’n ‘eerstegeneratiestudent’.

Psychologie- en filosofiestudent Liza Diane Gordin van de Universiteit van Maastricht schreef een scriptieonderzoek naar toekomstige eerstegeneratiestudenten: middelbare scholieren wier ouders zelf geen hogere opleiding hebben gehad. Daar won ze verschillende awards mee; zo werd de scriptie afgelopen jaar genomineerd voor de Hoger Onderwijs Scriptie van de Landelijke Studentenvakbond (LSVb).

Uit haar scriptie kwam een aantal verschillen naar voren tussen middelbare scholieren met geen en scholieren met wél hogeropgeleide ouders. De leerlingen uit de eerste categorie verwachten zelf minder vaak naar het hoger onderwijs door te stromen dan de leerlingen uit de tweede categorie. En ook bij hun ouders liggen die verwachtingen over een vervolgopleiding lager. Verder houden deze leerlingen zich minder vaak bezig met acti­viteiten naast hun schoolwerk die het goed doen op hun cv. Plus ze hebben minder ­kennis over en een grotere weerzin tegen het aangaan van leningen. Allemaal zaken die hen kunnen benadelen bij de eventuele keuze om zelf aan een studie te beginnen.

Uit een van 2018 daterend onderzoek van De Geneeskundestudent, naar diversiteit en sociale inclusie, kwam naar voren dat zo’n 22 procent van de geneeskundestudenten een eerstegeneratiestudent is. Zij scoorden iets lager op de mate waarin ze zich onderdeel van de groep voelden dan studenten met hoogopgeleide ouders, maar er zat geen verschil in de mate waarin zij het gevoel hadden zichzelf te kunnen zijn.

Nooit bij stilgestaan

Frédérique Bleijenberg (23 jaar, vijfdejaars in Leiden), Pien van Riele (19 jaar, eerstejaars in Leiden), Bernard van de Meeberg (20 jaar, tweedejaars in Nijmegen) en Nour Alchazli (25 jaar, vierdejaars in Rotterdam) zijn ­eerstegeneratiestudenten geneeskunde.

Bernard van de Meeberg, 20 jaar, tweedejaars in Nijmegen
Bernard van de Meeberg, 20 jaar, tweedejaars in Nijmegen

Frédérique groeide in een samengesteld gezin op in Zeeuws-Vlaanderen. Haar moeder ging na haar vwo-diploma werken in een secretaressefunctie waar ze nog altijd werkt. Haar vader klom na een technische opleiding op in de bouwsector. Bernard is de oudste uit een gezin met vier kinderen, en samen met een broer die naar de universiteit wil de ‘enige met ambities in die richting’ van de circa zestig neven en nichten in zijn familie. ‘Best wel bijzonder.’ Zijn moeder was secretaresse tot aan haar trouwen, zijn vader deed mbo en klom daarna op in de bouwsector.

Pien had er nooit bij stilgestaan dat ze ‘eerste­generatiestudent’ is – tot haar moeder haar daarop wees. Haar ouders zijn beiden afkomstig van boerenbedrijven, en met een jongere broer is ze de eerste universiteitsganger in het gezin. Nour is enig kind van een vader die zonder hoger onderwijs ‘opklom in de ICT’ en een moeder die na de middelbare school ‘moest werken voor het geld’. Zelf kwam hij via vmbo, havo en vwo bij geneeskunde terecht toen zijn ­oorspronkelijke doel van piloot worden niet haalbaar bleek.

Alles eruit halen wat erin zit

Frédérique Bleijenberg, 23 jaar, vijfdejaars in Leiden
Frédérique Bleijenberg, 23 jaar, vijfdejaars in Leiden

Alle vier herkennen ze niet dat er lagere ­verwachtingen speelden. Op school was de grondtoon ‘je doet vwo, dus de universiteit’, aldus Frédérique. ‘En mijn ouders vinden dat je alles eruit moet halen wat erin zit. Mijn moeder kon door geldgebrek niet naar de universiteit en heeft mij aangemoedigd om mijn betere kansen te benutten.’ Het oorspronke­lijke vmbo-advies paste op dat moment, blikt Nour terug. ‘Mijn motivatie en interesse om te leren kwamen pas later.’

Toen Bernard de overstap maakte van een meer op algemene ontwikkeling gerichte scholengemeenschap naar een categoraal gymnasium, kwam hij terecht in een wereld ‘waar het heel normaal was dat een ouder arts, wetenschapper of manager was’. Met klasgenoten die een geneeskundestudie ambieerden besprak hij zaken als aanmelding. En hij had een docent filosofie die leerlingen ‘in de verwondering van wetenschap trok’. Bovendien was zijn moeder ‘autodidact’, waardoor hij over welk onderwerp dan ook wel thuis ‘een boek uit de kast kon pakken’. ‘Zij spoorde me aan te doen wat bij me paste. Ze herinnerde me eraan dat ik als kind al arts wilde worden. Ze kon er met me over meedenken. Ik hoefde niet alles op eigen houtje uit te zoeken.’

Pien van Riele, 19 jaar, eerstejaars in Leiden
Pien van Riele, 19 jaar, eerstejaars in Leiden

Alleen Pien had wel wat twijfels vooraf bij haar eigen capaciteiten. ‘Ik voelde wel een drempel. Ik zag tegen de studie geneeskunde op, had het beeld dat geneeskundestudenten heel goede cijfers haalden en heel gemotiveerd zijn. Ik was zelf niet degene met de beste ­cijfers.’ Zelf wikte en woog ze tussen een hbo-opleiding verpleegkunde en genees­kunde. ‘Ik had vooraf meer aversie tegen hbo. Het voelde gek om de kans die je hebt op het vwo niet te benutten.’

Heel onnozel

Het gebrek aan extracurriculaire activiteiten herkennen Nour, ­Frédérique en Pien wel. Fréderique: ‘Ik heb geen dingen gedaan als topsport of werken in een verpleeghuis. Ik wist niet dat dit iets was waarmee je je kansen voor geneeskunde kon vergroten.’ Pien: ‘Ik had niet de behoefte maar was me er ook niet van bewust dat het ergens voor kon helpen.’ Ook Nour, die bij een eerste poging in ­Nijmegen niet door de decentrale selectie kwam, was daar als scholier ‘onwetend over’. ‘Achteraf was het misschien ver­standiger geweest als ik me op school had geprofileerd met bijvoorbeeld een ­bijbaan in de zorg. Dat had me misschien geholpen in Nijmegen meteen op de ­opleiding te komen.’

‘Ik mis het dat mijn ouders lijntjes hebben, dat ze mensen weten die je kunnen helpen’

Frédérique had ‘geen idee wat een studie en het studentenleven inhield’. ‘Doordat mijn ouders het niet wisten, wist ik alleen dat je op kamers gaat en college volgt op basis van wat leraren erover vertelden, of klasgenoten met oudere broers of zussen. Mijn ouders wisten niet wat er bij kamers zoeken kwam kijken, dus begon ik daar in april al mee. En ik wist niet wat er van me werd verwacht tijdens hospiteer­avonden, ik heb er wel twintig gedaan. Al die zaken, ook het bestaan van studentenverenigingen, vielen me rauw op het dak. Ik was toch wel heel onnozel en onvoorbereid op wat er bij het studenten­leven komt kijken, zoals de vrijheid en het verenigingsleven, en hoe belangrijk anderen dat vinden.’ Pien miste op dat vlak ook wel ‘eigen ervaringen van ouders’. ‘Je kunt je zo niet echt een beeld vormen.’

Niet meedenken

Nour Alchazli, 25 jaar, vierdejaars in Rotterdam
Nour Alchazli, 25 jaar, vierdejaars in Rotterdam

Of ze harder moest werken om de weg ­binnen de studie te vinden, weet Frédérique niet. ‘Je weet niet wat je mist als je het niet hebt.’ Nour, die eerst nog een jaar farmacie in Utrecht deed voor hij aan geneeskunde begon, voelde zich op die universiteit prima geholpen bij het vinden van zijn weg. ‘Ik heb geen achterstand gemerkt.’ Ook Bernard merkte daar geen verschil ten opzichte van studiegenoten met ouders die wel hoger zijn opgeleid.

Over loopbaankeuzes kunnen haar ouders niet meepraten, merkt Frédérique, hoe trots en geïnteresseerd ze ook zijn. ‘Ze kunnen niet meedenken welk specialisme het beste bij me past, weten niet wat aniossen of PhD’s zijn. Ik mis het dat mijn ouders lijntjes hebben, dat ze mensen weten die je kunnen helpen met solliciteren om een kans te maken voor een gewild specialisme. Maar ze steunen me in alles.’

Bernard merkt dat hij zijn universitaire ­studie minder ‘als vanzelfsprekend ervaart’ dan studenten voor wie een universitaire opleiding in hun omgeving ‘gewoon’ is. Dankzij een regionale beurs had hij het geld om op kamers te kunnen – noodzakelijk in verband met de reisafstand. ‘Ik wil deze kans maximaal benutten. Het komt me niet aanwaaien. Ik ben hier mijn eigen toekomst aan het bouwen. Ik kom hier iets halen.’

Starterspakket

De scriptie van Liza Diane Gordin is voor de Universiteit van Maastricht, waar zij studeerde, aanleiding geweest om projecten op te zetten om aankomende eerstegeneratiestudenten te ondersteunen. Een goede zaak, vindt Bernard, die ook bestuurslid van De Geneeskundestudent is. ‘Voor universiteiten kan het handig zijn te weten wat er speelt bij deze groep en hun beleid daarop aan te passen. Het is jammer als er veel kennis en kwaliteit en talent onder mensen verloren zouden gaan.’

Nour kan zich voorstellen dat het eerste­generatiestudenten helpt als universiteiten een medewerker hebben waar zij terecht­kunnen ‘voor algemene vragen waarop je zelf het antwoord aan het begin van de ­opleiding niet kunt vinden, of niet voor terechtkunt bij je ouders.’ Frédérique oppert een starterspakket met praktische informatie over zaken als een kamer zoeken. ‘Maar ­uiteindelijk komt het wel goed als je het zelf uitzoekt. Het duurt misschien alleen iets langer.’ 

download dit artikel (in pdf)

  • Ilse Kleijne

    Ilse Kleijne-Thoonsen is journalist bij Medisch Contact, met een focus op opleiding, loopbaan en arbeidsmarkt.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.