Laatste nieuws
Uitspraak tuchtcollege

Niet iedereen mag klagen

Plaats een reactie

Het afgeven van verklaringen door behandelend artsen leidt regelmatig tot klachten bij het tuchtcollege. Zeker als de arts in een conflictueuze situatie niet alleen feitelijke informatie verstrekt, maar daaraan ook zijn persoonlijk oordeel verbindt.

De psychiater in onderstaande tuchtzaak schreef bijvoorbeeld dat de depressie van zijn patiënte het rechtstreekse gevolg was van ‘het leven zuur maken door haar werkgever’. Die werkgever daagde de psychiater vervolgens voor het tuchtcollege, maar helaas voor hem: hij was geen rechtstreeks belanghebbende en overigens ook niet gerechtigd een klacht in te dienen.

Het Regionaal Tuchtcollege Den Haag zet in onderstaande uitspraak – heel handig –  de potentiële klagers nog maar eens op een rijtje. Naast de rechtstreeks belanghebbenden kunnen ook een inspecteur, een zorgverzekeraar, de zorginstelling waarin een zorgverlener werkt en een opdrachtgever van een hulpverlener bij het tuchtcollege een klacht indienen. De werkgever van een patiënt hoort daar dus niet bij.

Toch prettig als je eens schouder aan schouder met je patiënt het vermeende onrecht te lijf wilt gaan dat hem is aangedaan. Maar het blijft glad ijs dat professioneel en niet emotioneel betreden moet worden.

B.V.M. Crul, arts
mr. W.P. Rijksen

Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage d.d. 11 mei 2010

Het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van A en B, beiden wonende te C, klagers, tegen D, psychiater wonende te E, de persoon over wie geklaagd wordt, hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift is ontvangen op 16 september 2009. De arts heeft op de klacht gereageerd. Op brieven van 23 november 2009, 23 december 2009 en 16 december 2009 van de secretaris van het tuchtcollege om te reageren op de inhoud van de brief van 23 november 2009 van voornoemde secretaris hebben klagers niet gereageerd. Daarna is het schriftelijk onderzoek gesloten. Het college heeft de klacht op 11 mei 2010 in raadkamer behandeld.

2. De feiten
Klagers hebben een werkneemster in dienst, die zich in februari 2009 vanwege een arbeidsconflict ziek heeft gemeld. Vervolgens heeft deze werkneemster bij de kantonrechter een verzoekschrift ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met toekenning van een (aanmerkelijke) schadevergoeding.

Bij het verzoekschrift is een aan de advocaat van werkneemster gerichte verklaring ten name van de arts overgelegd, waarin de arts onder meer stelt: ‘Patiënte is jarenlang het leven zuur gemaakt door haar werkgever en dit heeft geleid tot het ontwikkelen van een depressie. Er is dus een direct verband tussen het werkconflict en haar depressie.’

3. De klacht
Klagers menen dat de arts niet tot dergelijke verklaring mocht komen nu hij klagers en de bedrijfsarts noch schriftelijk, noch mondeling heeft gehoord. De arts heeft zijn verklaring louter gebaseerd op de visie van de werkneemster. Klagers achten een dergelijke handelwijze onzorgvuldig en klachtwaardig.

4. Het standpunt van de arts
De arts stelt kort gezegd, dat klagers hem niet bekend zijn.

5. De beoordeling
5.1 In deze kwestie is de vraag aan de orde in hoeverre klagers een zelfstandig klachtrecht toekomt. Op grond van het bepaalde in artikel 65, lid 1 onder a van de Wet BIG wordt een tuchtzaak aanhangig gemaakt door een schriftelijke klacht van – onder meer – een rechtstreeks belanghebbende. Onder dit begrip vallen in ieder geval de patiënt zelf en de nabestaanden van een overleden patiënt. Ook naaste betrekkingen van een patiënt kunnen rechtstreeks belanghebbende zijn. Dat is in de eerste plaats het geval indien de patiënt minderjarig is of anderszins handelingsonbekwaam. Een redelijke wetstoepassing brengt voorts mee dat de naaste betrekkingen ook als rechtstreeks belanghebbende moeten worden aangemerkt als de patiënt met de indiening van de klacht instemt.

De naaste betrekkingen zijn eveneens gerechtigd een klacht in te dienen indien de klacht een handelen of nalaten van de beroepsbeoefenaar betreft in strijd met de zorg die deze behoort te betrachten ten opzichte van die naaste betrekkingen van de patiënt.

En ten slotte valt uit de Memorie van Toelichting (kamerstukken II 1985-1986, 19 522, nr. 3) op te maken dat onder omstandigheden ook collega’s van beroepsbeoefenaren als rechtstreeks belanghebbenden kunnen worden beschouwd. Hierbij wordt als voorbeeld gegeven het geval waarin een beroepsbeoefenaar wordt verweten zich zo oncollegiaal te hebben gedragen dat daardoor de goede gang van zaken bij de uitoefening van individuele gezondheidszorg wordt gestoord.

5.2 Het college ziet in dat klagers
een zeker (financieel) belang hebben in deze kwestie. Echter, in hun hoedanigheid van werkgever van de patiënt kunnen klagers, gezien hetgeen hierboven onder 5.1 is aangegeven, niet worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbenden in de zin van artikel 65 lid 1 onder a van de Wet BIG.

Het college zal klagers dan ook niet-ontvankelijk verklaren in hun klacht.

6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage verklaart klagers

- niet-ontvankelijk in hun klacht.

Bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en Medisch Contact.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 11 mei 2010 door mr. M.A. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. H. Uhlenbroek , lid-jurist, prof. dr. M.W. Hengeveld, dr. B. van Ek, dr. F.E. Ros, leden-artsen, bijgestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris.

<b>PDF van dit artikel</b>
depressie
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.