Laatste nieuws
Uitspraak tuchtcollege

MC 31/32 - Tussen twee vuren

Plaats een reactie

Het blijft voor u als arts opletten geblazen als u in uw praktijk te maken krijgt met een minderjarig kind van gescheiden ouders. Natuurlijk, het belang van het kind moet altijd prevaleren, maar hoe doe je dat met helaas te vaak kibbelende ouders?



In onderstaande zaak hebben we te maken met ouders die beiden zijn belast met het gezag over hun kind; de vader vindt echter dat hij te weinig informatie van de behandelend arts heeft gekregen. Het Centraal Tuchtcollege is het met hem eens. In dat verband wijst het tuchtcollege op de plicht van u als behandelend arts om ook een ouder die niet is belast met het gezag over zijn of haar kind, toch te informeren over belangrijke zaken die met verzorging en opvoeding hebben te maken. Het college verwijst daarbij naar artikel 1:377c lid 1 BW.



Tja, dat artikel heeft u natuurlijk tijdens uw geneeskundige opleiding niet in uw hoofd gestampt. Ook niet de uitzonderingsgronden waarop u als arts een beroep zou kunnen doen. De huisarts in onderstaande tuchtzaak dus ook niet. De huisarts weigerde om de minderjarige zoon van de klager zomaar te verwijzen naar een kinderpsycholoog of -psychiater.



De zoon, die bij zijn moeder woonde, zou angsten hebben en door haar psychisch worden mishandeld. De huisarts vond van niet, maar attendeerde de man wel op het Meldpunt Kindermishandeling. De arts won inmiddels inlichtingen in bij de school van de jongen. Conclusie van alle externe deskundigen: niets aan de hand.


Tijdens het derde bezoek moest de man - de latere klager - door de politie uit de praktijk van de huisarts worden verwijderd. Van ons, maar eigenlijk ook van het Centraal Tuchtcollege, krijgt de arts een grote pluim, ook al kende hij dat specifieke artikel in het Burgerlijk Wetboek niet. Tussen deze twee vuren heeft hij bekwaam gelaveerd.



B.V.M. Crul, arts


mr. W.P. Rijksen



Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg d.d. 27 mei 2008



(ingekort redactie MC)



Beslissing in de zaak onder nummer 2007/305 van A, wonende te B, appellant, klager in eerste aanleg, gemachtigde: mr. A. Blok te Vijfhuizen, tegen C, huisarts, praktiserende te B, verweerder in eerste aanleg en in hoger beroep.



1

. Verloop van de procedure


A - hierna te noemen: klager - heeft op 3 april 2006 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam een klacht ingediend tegen de heer C, huisarts - hierna te noemen: de arts. Bij beslissing van 15 mei 2007, geregistreerd onder nummer 06/075, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard en deze zonder verder onderzoek afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal College van 21 februari 2008. Namens klager is ter zitting verschenen zijn gemachtigde, mr. A. Blok, advocaat te Vijfhuizen. De arts is niet verschenen, zoals tevoren door hem aangekondigd.



2.

Beslissing in eerste aanleg


Het regionaal tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het navolgende ten grondslag gelegd:


(…)


 


3.

Vaststaande feiten en omstandigheden


Voor de beoordeling van de aan de orde zijnde punten van het geschil in hoger beroep gaat het Centraal College uit van de volgende feiten en omstandigheden.



1

. Uit het huwelijk tussen D - hierna: mevrouw D - en klager is op 8 augustus 1994 geboren hun zoon E. Dit huwelijk is ontbonden door echtscheiding op 14 maart 1996. Na de echtscheiding is E bij zijn moeder blijven wonen.



Bij beschikking van 20 februari 1996 heeft de arrondissementsrechtbank te B bepaald dat beide ouders belast blijven met de uitoefening van het gezag over E. De ouders hebben in onderling overleg een omgangs­regeling opgesteld tussen klager en E. In of omstreeks het najaar van 2005 zijn problemen ontstaan in de omgang tussen klager en E.



2.

De arts is de huisarts van E sinds zijn geboorte en sedert langere tijd is de arts de huisarts van mevrouw D. De arts is niet de huisarts van klager.



3.

Begin maart 2006 heeft klager de arts verzocht om een verwijzing voor een kinderpsycholoog of -psychiater voor E vanwege de volgens klager bij E bestaande angsten. Vervolgens heeft op 9 maart 2006 in de praktijk van de arts een gesprek plaatsgevonden tussen klager en de arts over dit verzoek van klager. In dit gesprek heeft de arts klager enige informatie over de gezondheid van E verstrekt en klager verteld dat hij naar aanleiding van zijn verzoek eerst contact wilde opnemen met mevrouw D. Bij deze gelegenheid heeft klager de arts een kopie overhandigd van de voormelde beschikking van 20 februari 1996 waarin een beslissing is gegeven over het ouderlijk gezag over E. Nadat klager de arts op 21 maart 2006 had aangeschreven, heeft op 23 maart 2006 in de praktijk van de arts een tweede gesprek plaatsgevonden tussen de arts en klager. Naar aanleiding van de toen door klager gedane mededeling dat sprake zou zijn van psychische mishandeling van E heeft de arts geattendeerd op het Meldpunt Kindermishandeling en klager het telefoonnummer van deze instantie verstrekt. Daarbij heeft de arts tegenover klager uitgesproken dat hij de indruk heeft dat klager hem - ten onrechte - tracht in te zetten voor juridische doeleinden, waaraan hij niet zijn medewerking wenst te verlenen.



4

. Op 31 maart 2006 heeft de arts klager telefonisch geïnformeerd dat hij alleen via mevrouw D informatie over E wilde (laten) verstrekken.



5.

Op 10 april 2006 heeft de arts een uittreksel uit het gezagsregister opgevraagd betreffende E. Na ontvangst van dat uittreksel heeft de arts klager gebeld op 18 april 2006 en hem geïnformeerd dat hij bij hem te allen tijde informatie over de gezondheidstoestand van E mocht opvragen. Bij die gelegenheid heeft klager de arts geïnformeerd dat ook mevrouw D van mening is dat E angsten heeft. Daarop heeft de arts klager laten weten dat die informatie niet overeenstemt met zijn gegevens en dat hij contact zal opnemen met de school van E om een objectieve mening van een derde te vernemen.



6.

Op 20 april 2006 is klager met behulp van de politie afgevoerd uit de praktijk van de arts en op 23 april 2006 heeft de arts aangifte gedaan van bedreiging door klager op 20 april 2006.



7.

Op 27 april 2006 heeft de arts telefonisch contact gezocht met klager. Toen heeft hij klager ervan in kennis gesteld dat E via het Meldpunt Kindermishandeling is gezien bij het Bureau Jeugdzorg en hem verteld dat het Meldpunt Kindermishandeling daarover contact zal opnemen met klager om hem nader in te lichten. Deze informatie heeft de arts bij brief van 27 april 2007 schriftelijk bevestigd aan klager. Daarbij heeft de arts aangegeven dat hij geen contact meer met klager wenst te onderhouden en dat hij schriftelijke berichten van klager ongelezen zal vernietigen.



8.

Op 17 juli 2006 heeft de arts klager desverzocht een kopie gezonden van het medisch dossier dat de arts van E heeft aangehouden.

4.

Beoordeling in hoger beroep


4.1 De eerste grief betreft de beoordeling door het regionaal tuchtcollege dat de arts er geen verwijt van te maken is dat hij a. klager geen informatie heeft gegeven over de gezondheid van E en b. klager daarover ook niet heeft geconsulteerd.



Het eerste onderdeel (a) van de grief is gegrond. Uit het verweerschrift van de arts is op te maken dat de arts het al dan niet informeren van klager over de gezondheidstoestand van E afhankelijk heeft gesteld van het antwoord op de vraag of klager naast mevrouw D was belast met het ouderlijk gezag over E. Overigens gaat ook klager in diens aanvullend beroepschrift daarvan uit.



Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het standpunt van de arts onjuist is, omdat ook als klager niet met het gezag over E belast zou zijn geweest de arts als degene die beroepshalve beschikte over belangrijke informatie over E op grond van het bepaalde in artikel 1:377c lid 1 Burgerlijk Wetboek gehouden was tot informatieverschaffing aan klager als ouder van E. Voor alle volledigheid haalt het Centraal Tuchtcollege de tekst van bedoeld artikellid aan: Artikel 377c lid 1 BW luidt:



‘Onverminderd het bepaalde in artikel 377b van dit boek wordt de niet met het gezag belaste ouder desgevraagd door derden die beroepshalve beschikken over informatie inzake belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van het kind of diens verzorging en opvoeding betreffen, daarvan op de hoogte gesteld, tenzij die derde de informatie niet op gelijke wijze zou verschaffen aan degene die met het gezag over het kind is belast dan wel bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, of het belang van het kind zich tegen het verschaffen van informatie verzet.’



Het Centraal Tuchtcollege merkt voor alle volledigheid op dat de arts geen beroep heeft gedaan op de uitzonderingsgronden die in dit artikellid zijn vervat.



4.2 Het tweede onderdeel (b) van de grief is ongegrond. Uit de brief van klager aan het regionaal tuchtcollege van 24 april 2006 is af te leiden dat hij de stukken waarover hij beschikte al aan de arts had gegeven. Klager heeft niet gesteld dat de door hem noodzakelijk geachte consultatie een ander licht op de door hem aan de orde gestelde problematiek kon werpen.



4.3 De tweede grief komt er in de kern op neer dat de arts E op verzoek van klager al dan niet na eigen onderzoek naar een psycholoog of psychiater had dienen te verwijzen. Dit standpunt van klager gaat eraan voorbij dat op de arts bij zijn beslissing omtrent de noodzaak om door te verwijzen een eigen verantwoordelijkheid rust, waaraan in het onderhavige geval op correcte wijze invulling is gegeven. In de wetenschap dat Bureau Jeugdzorg en het Meldpunt Kindermishandeling reeds waren betrokken bij de problematiek van E en dat klager bij de verzorgende ouder van E, mevrouw D, had geïnformeerd naar E, en daarbij in aanmerking genomen dat de druk van een psychologisch of psychiatrisch onderzoek belastend kan zijn voor een jeugdig kind als E, kon de arts in alle redelijkheid beslissen niet in te gaan op het verzoek van klager. Evenals het regionaal tuchtcollege oordeelt het Centraal Tuchtcollege dat het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming de juistheid van de inschatting door de arts heeft bevestigd.


De grief is dus ongegrond.



4.4 Ook de derde grief is ongegrond. Reeds omdat klager mede met het gezag over E belast was kon informatieverschaffing door de arts aan hem geen schending van zijn beroeps­geheim opleveren.



4.5 Hoewel de eerste grief deels gegrond is, ziet het Centraal Tuchtcollege af van het opleggen van een maatregel aan de arts. Weliswaar is de arts uitgegaan van een onjuiste veronderstelling met betrekking tot de reikwijdte van zijn plicht tot informatieverschaffing aan klager, maar daar staat tegenover dat hij eigener beweging het gezagsregister heeft geraadpleegd, dat hij zelf met klager contact heeft opgenomen en heeft laten weten dat klager altijd informatie bij hem mocht opvragen over de  gezondheid van E. Bij die stand van zaken zou het opleggen van een maatregel geen passende reactie zijn op het handelen of nalaten van de arts. Dat door bedreigende uitlatingen van klager de verhouding tussen klager en de arts zo gespannen is geraakt, dat zelfs tussenkomst van de politie noodzakelijk was, en de arts in die omstandigheden - begrijpelijk maar professioneel onjuist - aan klager heeft laten weten dat klagers schriftelijke verzoeken ongelezen de papierversnipperaar zouden in gaan, doet daaraan niet af.



5

. Beslissing


Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:



- verwerpt het beroep;



bepaalt dat deze beslissing zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant en ter bekendmaking zal worden aangeboden aan de tijdschriften Medisch Contact, Gezondheidszorg Jurisprudentie en het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht.


Deze beslissing is gegeven in raadkamer door mr. A.H.A. Scholten, voorzitter, mr. W. Jonkers en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen, en dr. R.A. Verweij en B.P.M. Schweitzer, leden-beroepsgenoten, en mr. D.M. Looten, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2008, door mr. R.A. Torrenga, in tegenwoordigheid van de secretaris.



PDF van dit artikel



Volledige tekst CTG-uitspraak 2007/305

kindermishandeling
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.