Laatste nieuws
Uitspraak tuchtcollege

MC 26 - Terzijde schuiven

Plaats een reactie

‘Het is ook nooit goed’ zou je in eerste instantie kunnen denken bij het lezen van onderstaande uitspraak. In eerdere tuchtzaken waar gescheiden ouders de arts voor hun karretje probeerden te spannen als het om bezoekregelingen met hun kinderen ging, adviseerden wij steeds terughoudendheid. Te goedgelovig gaan artsen nogal eens mee in de strijd om de kinderen.



In onderstaande zaak schoof een huisarts het verzoek van een moeder om een kopie van de medisch dossiers van haar drie kinderen toegestuurd te krijgen, even ter zijde. Zij wilde controleren of haar kinderen die aan haar voormalige echtgenoot waren toegewezen, daadwerkelijk ziek waren geweest en daardoor niet het weekend bij haar hadden kunnen doorbrengen. Dat meldde ze echter niet in haar brief. Omdat ook zij met het ouderlijk gezag was belast, had zij in beginsel recht op informatie. De huisarts kon de moeder niet traceren en de moeder deed ook geen herhaalde poging om de dossiers te krijgen. Pas toen de aanklacht bij het tuchtcollege op zijn deurmat plofte, ondernam hij weer actie.



Het regionaal tuchtcollege oordeelde dat de arts niet voldoende zorgvuldig had gehandeld, maar legde geen maatregel op. Hij had wat proactiever bijvoorbeeld de KNMG kunnen vragen, hoe te handelen. Ook al is dat zo, met het gegrond verklaren van de klacht wordt de verantwoordelijkheid wel heel snel bij de arts gelegd. Een deurwaarder staat toch ook niet bij de eerste niet voldane rekening direct voor de deur?



B.V.M. Crul, arts


mr. W.P. Rijksen



Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van: A, wonende te B, klaagster, tegen: C, huisarts, wonende te D, de persoon over wie wordt geklaagd, hierna te noemen de arts.

1. Het verloop van het geding


Het klaagschrift is ontvangen op 3 juli 2007. De arts heeft een verweerschrift ingediend, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Partijen hebben geen gebruikgemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek te worden gehoord.



De mondelinge behandeling door het college heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 29 januari 2008. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klaagster werd bijgestaan door M. Greveling, adviseur omgangsrecht. De arts werd bij­gestaan door mr. V.C.A.A.V. Daniëls, verbonden aan de Stichting Rechtsbijstand Gezondheidszorg.



2. De klacht


Klaagster is moeder van drie kinderen, geboren in respectievelijk 1989, 1996 en 2000. In 2005 is zij gescheiden en zijn de kinderen bij de vader geplaatst. Omdat de bezoek­regeling moeizaam liep - de vader zei verschillende keren op vrijdag dat de kinderen ziek waren en een keer zelfs dat de dokter het niet goed vond dat ze werden vervoerd - heeft zij de dossiers van de kinderen per aangetekende brief opgevraagd.



Op de eerste aangetekende brief kwam geen reactie, daarom stuurde zij een tweede brief met terugmelding. Die werd niet aangenomen en naar klaagster teruggestuurd. Klaagster stelt recht te hebben op de dossiers, omdat zij evenals de vader ouderlijk gezag over de kinderen heeft. Zij wil weten wat er met haar kinderen aan de hand is, of zij ziek waren of niet. Klaagster verwijt de arts dat hij noch mondeling noch schriftelijk medewerking heeft verleend en onvoldoende oog heeft gehad voor de rechten van de gezagdragende ouder.



3. Het standpunt van de arts


Op 10 april 2007 bereikte een brief van klaagster de arts, waarin zonder opgaaf van redenen werd verzocht een kopie van de medische dossiers van haar kinderen te doen toekomen. De brief vermeldde geen telefoonnummer en ook via internet was dit niet te achterhalen. Het was dus niet eenvoudig klaagster te benaderen. De arts heeft het verzoek toen even ter zijde gelegd. Het probleem is dat klaagster het afgelopen jaar in conflict is geweest met haar ex-echtgenoot, met name over de kinderen, die onder toezicht zijn gesteld en bij hun vader verblijven.



Van één zoon is bewezen dat hij seksueel is misbruikt door een kennis van de moeder bij haar thuis, voor hem is een speciale bezoekregeling getroffen. De oudste zoon heeft geen contact meer met de moeder en met de dochter wordt het contact weer voorzichtig opgestart, maar het laatste woord hierover is nog niet gesproken. Eigenlijk wil de moeder controleren of de redenen waarom de kinderen soms op een vrijdag niet naar haar zijn gebracht, klopt met de mededelingen van de vader, die zei dat ze ziek waren.



Dat vindt de arts te algemeen geformuleerd. Als de moeder een gesprek wil over de medische situatie van haar kinderen kan ze een afspraak maken op het spreekuur. Het zonder opgaaf van redenen sturen van medische dossiers leek de arts niet juist, te meer omdat de kinderen onder toezicht staan. Nadat klaagster de zaak aanhangig had gemaakt bij het tuchtcollege heeft de arts juridische informatie ingewonnen. Toen hij vernam dat de ondertoezichtstelling geen wijziging aanbrengt in het ouderlijk gezag, heeft hij de medische dossiers van de twee minderjarige kinderen alsnog aan klaagster afgegeven.



4. De beoordeling



4.1 De klacht richt zich tegen het feit dat de arts niet heeft gereageerd op het schriftelijk verzoek van klaagster de medische dossiers van haar kinderen aan haar toe te sturen.


Het recht op kennisname van medische gegevens is geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Artikel 4:457 BW bepaalt dat de arts aan anderen dan de patiënt geen inzage verstrekt in of afschrift van het medisch dossier van een patiënt zonder diens toestemming. Onder ‘anderen’ zijn echter niet begrepen degenen wier toestemming voor de uitvoering van een geneeskundige behandelingsovereenkomst is vereist. Deze toestemming is volgens artikel 7:450 BW vereist van de ouders die het gezag over de patiënt uitoefenen, indien deze minderjarig is en de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaar heeft bereikt. Het toestemmingsvereiste geldt ook als de minderjarige onder toezicht is gesteld.



Dit betekent dat een ouder in beginsel recht heeft op inzage in of een afschrift van de medische dossiers van zijn kinderen, jonger dan zestien jaar. Dit is alleen anders als de arts, door de inzage of de afschriften te verstrekken, niet kan worden geacht de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen (artikel 7:457, lid 3, BW, slotzin). Indien een ouder verzoekt om afgifte van het medisch dossier van zijn kind, moet de arts zich afvragen of deze situatie zich voordoet.



Het college acht het niet onjuist dat de arts niet zonder meer aan het verzoek van klaagster heeft voldaan. Daarbij is van belang dat het verzoek niet was gemotiveerd, dat de arts wist dat er conflicten over de kinderen waren tussen de ouders en dat het verzoek betrekking had op alle drie de kinderen, dus ook op de zoon die toen reeds de leeftijd van 16 jaar had bereikt en zelfstandig zijn patiëntenrechten kon uitoefenen. De arts had voldoende aanleiding zich af te vragen wat hij behoorde te doen, mede om te vermijden dat hij partij zou worden in het conflict tussen de ouders.



Verwacht had echter mogen worden dat de arts vervolgens had onderzocht hoe hij moest handelen, bijvoorbeeld door informatie in te winnen bij de KNMG of een juridisch adviseur.



De arts heeft geschreven dat hij, na een vergeefse poging klaagster telefonisch te bereiken, de brief terzijde heeft gelegd. Ter zitting heeft hij erkend dat dit niet had moeten gebeuren.



Het college onderschrijft dit. Het moet de arts worden verweten dat hij pas stappen heeft ondernomen, nadat de klacht tegen hem was ingediend. De arts heeft daardoor jegens klaagster niet voldoende zorgvuldig gehandeld.



De klacht is gegrond.



In aanmerking nemend dat klaagster de afgifte had kunnen bespoedigen door zelf nog eens contact op te nemen met de arts, volstaat het college met deze vaststelling. Het opleggen van een maatregel wordt achterwege gelaten.



Ingevolge artikel 71 van de Wet BIG bepaalt het college op gronden ontleend aan het algemeen belang dat deze beslissing zal worden bekend­gemaakt zoals hieronder vermeld.



5. De beslissing


Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage:



- verklaart de klacht gegrond;


- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;



Bepaalt dat deze beslissing zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en Medisch Contact.


Deze beslissing is gegeven door mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. C.C. Dedel-van Walbeek, lid-jurist, S. van Dam-Horowitz, A.J.F.M. Janssen en W.V.M. Perquin, leden-artsen, bij­gestaan door mr. A.F. de Kok, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2008.



PDF van dit artikel

KNMG
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.