Laatste nieuws
Uitspraak tuchtcollege

MC 43 - Bedrijfsarts aan leiband van werkgever

Plaats een reactie

Sommige bedrijfsartsen of hun arbodienst doen wel erg veel moeite om hun contract met een werkgever te continueren. Dat ze daarvoor zichzelf professioneel verloochenen door zich als schoothondje van de werkgever op pad te laten sturen, vindt terecht geen genade in de ogen van het Regionaal Tuchtcollege Eindhoven.



Wat zijn de feiten? Bij een werknemer wordt driekwart jaar voordat hij met prepensioen gaat prostaatkanker ontdekt. Zuur voor de werkgever, omdat hij het loon van de man misschien ook na de geplande prepensioendatum moet blijven doorbetalen.


Maar nog veel zuurder voor de werknemer natuurlijk, die na een operatie nog een aanvullende serie van 36 bestralingen gedurende negen weken ondergaat. Desondanks werkt hij op therapeutische grond nog geruime tijd gedeeltelijk door.



Rond de geplande prepensioendatum wordt de bedrijfsarts op last van de werkgever ineens heel actief. Hij bezoekt de werknemer thuis en treft hem niet (hij ondergaat radiotherapie). Daarna schrijft hij een zeer suggestief en leugenachtig briefje voor de werkgever, die daarmee prompt munitie heeft om zijn advocaat een brief naar de werknemer te laten sturen.



Als (bedrijfs)artsen zich tot dít niveau laten verlagen en in weerwil van een contract met een werkgever hun professionele rug niet recht weten te houden, is het goed dat er nog het zelfreinigend vermogen van het medisch tuchtrecht bestaat. De relatief zware maatregel van ‘berisping’ is terecht gegeven en mag een waarschuwing zijn voor bedrijfsartsen en indirect ook voor werkgevers om professioneel zuiver en menswaardig te handelen.

B.V.M. Crul, arts


mr. W.P. Rijksen



Uitspraak Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven d.d. 25 april 2007



Het Regionaal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg te Eindhoven heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 juli 2005 binnengekomen klacht van A, wonende te B, klager, tegen C, bedrijfsarts, destijds werkzaam te B, verweerder.



1. Het verloop van de procedure


Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek, het proces-verbaal van de hoorzitting d.d. 19 oktober 2006, alwaar klager vergezeld van zijn echtgenote is verschenen; verweerder heeft geen gebruikgemaakt van de mogelijkheid te worden gehoord, en een schriftelijke reactie van verweerder op het hem in afschrift toegezonden proces-verbaal van de hoorzitting. De klacht is ter openbare zitting van 14 maart 2007 behandeld. Partijen waren aanwezig; klager vergezeld van zijn echtgenote.



2. De feiten


Klager had een arbeidsverleden van 44 jaar, waarvan hij de laatste 14 jaar als opticien-contactspecialist werkzaam was geweest bij D te E. Klager zou bij een goede gezondheid op 1 juni 2005 met prepensioen hebben willen gaan. Hij is uiteindelijk met ingang van 1 september 2005 vervroegd uitgetreden.


Klagers werkgever is voor de verzuimbegeleiding van haar werknemers aangesloten bij F, waarvoor verweerder - bedrijfsarts - destijds de verzuimbegeleiding deed en G als consulent, tevens contactpersoon van klager, werkzaam was.



Op 27 oktober 2004 heeft klager zich ziek gemeld. Na onderzoek werd bij hem vastgesteld dat hij aan prostaatkanker leed, waaraan hij op 14 januari 2005 in het H te B is geopereerd. Eind april 2005 moest klager in het kader van de nabehandeling in het I in J gedurende een periode van negen weken, vier keer per week worden bestraald. In de perioden van 27 oktober 2004 tot 14 januari 2005 en van 14 januari 2005 tot eind april 2005 heeft klager bij tussenpozen (gedeeltelijk, arbeidstherapeutisch) gewerkt.



Op 2 mei 2005 heeft klager een brief ontvangen van de consulent G, die voor zover hier relevant luidt:


‘Met deze brief willen wij u informeren dat wij een voortgangsverslag hebben verstuurd aan uw werkgever. Hierin staat het volgende vermeld:



Volgens de afspraken die met F zijn gemaakt begeleiden wij het verzuim van uw medewerkers. Op basis hiervan informeer ik u over de begeleiding van A. De eerste verzuimdag van deze medewerker is 27 oktober 2004.



Op 2 mei 2005 heb ik gebeld met u en uw medewerker om het verloop van het re-integratietraject te evalueren.


Recentelijk is hij begonnen met de geplande behandeling. Deze zal nog een achttal weken voortduren. Deze behandeling heeft een duidelijke impact op zijn energetische belastbaarheid.



Voor wat betreft zijn prepensioen. Op grond van zijn informatie kan dit ook onder de huidige omstandigheden doorgang vinden. Hij zal dat zelf moeten aanvragen.



Wij volgen de verdere voortgang en plannen een volgend contactmoment over 6 weken.’



Bij brief van 26 mei 2005 is klager uitgenodigd voor een werkhervattings­gesprek bij verweerder op 1 juni 2005.


Op 1 juni 2005 is aan klager door verweerder een brief  verstuurd met - voor zover hier relevant - de volgende inhoud:



‘Met deze brief willen wij u informeren dat wij een voortgangsverslag hebben verstuurd aan uw werkgever. Hierin staat het volgende vermeld.


(...)



Wij hebben op uw verzoek uw medewerker uitgenodigd voor een werk­hervattingsgesprek met de bedrijfsarts op 1 juni 2005.


Bezoek bedrijfsarts op 31.05.2005 aan huis van werknemer : n :


Er werd op herhaald bellen voordeur van betrokkene NIET opengedaan;


Het lijkt erop dat niemand in huis aanwezig was; vakantie?


De werknemer was op zijn telefoonnummer de gehele dag niet bereikbaar.


De werkgever telefonisch van bovenstaande op de hoogte gebracht.’



3. Het standpunt van klager en de klacht


Klager stelt - desgewenst verifieerbaar - op 31 mei 2005 voor een bestraling naar J geweest te zijn. Voorts stelt hij dat navraag bij de KPN heeft uitgewezen dat er op 31 mei 2005 slechts eenmaal vanuit F naar zijn huisadres is gebeld.



Klager stelt dat de bedrijfsarts zich als een marionet van de werkgever heeft laten gebruiken en het werkgeversbelang zwaarder heeft laten wegen dan het belang van de patiënt, door op 31 mei 2005 bij hem op huisbezoek te willen komen om hem arbeidsgeschikt te verklaren in verband met de datum van 1 juni 2005, zijnde de aanvankelijk door klager geplande prepensioen datum.



Klager acht de inhoud van de brief van 1 juni 2005 een ernstige schending van de privacygegevens en klager - zo begrijpt het college - acht zich zeer gegriefd door de onwaarheden in de brief en de insinuaties die ervan uitgaan, terwijl hij bezig was met de zware nabehandelingen van zijn ernstige ziekte.



Hij acht verweerder als arts volledig onbetrouwbaar en stelt als resultaat van diens handelen zowel fysiek-medische, psychische als financiële gevolgen te hebben ondervonden. Als gevolg van verweerders handelen heeft de werkgever op 2 juni 2005 door zijn advocaat klager een brief laten sturen, waarvande - voor klager zeer onaangename - inhoud mede gebaseerd was op in de ogen van klager suggestieve en onjuiste bevindingen van verweerder op 31 mei 2005.


Klager stelt de schriftelijke uitnodiging voor het werkhervattingsgesprek op 1 juni 2005 pas op 2 juni 2005 ontvangen te hebben.



4. Het standpunt van verweerder


Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangevoerd:



‘Ik ben met de diagnose en de behandeling van A bekend. Er was mij bekend dat A sinds 3 januari 2005 arbeids­ongeschikt was ten gevolge van ziekte voor zijn laatst verrichte werk en dat aangepast werk in verband met zijn klachten en behandeling NIET mogelijk was.


Er is mij bekend dat A bestralingen onderging; onder deze omstandigheden  was arbeidsgeschiktheid NIET aan de orde.



Op uitdrukkelijk verzoek van de werkgever (D) werd mij verzocht om een controle uit te voeren.



In eerste instantie heb ik A geprobeerd op 30.05.2005 aan de telefoon te krijgen aangezien ik meende dat de controle met de te verkrijgen telefonische gegevens van A kon geschieden. Aangezien ik geen gehoor kreeg heb ik uiteindelijk op 31.05.2005 wederom op verzoek van de werkgever een controle aan huis van A verricht (zie berichtgeving). Ik heb op 31.05.2005 A niet gesproken.


(…)



A is niet op de hoogte dat de bedrijfsarts een arbitraire rol speelt inzake arbeidsgeschiktheid/arbeidsongeschiktheid en dat de bedrijfsarts geen therapeutische rol heeft; ik kijk zorgvuldig naar de belangen van werknemer, doch even zorgvuldig naar de belangen van werkgever.


Dit houdt echter geenszins in dat ik A negatief benaderd heb.’



In zijn reactie op het proces-verbaal van de hoorzitting stelt verweerder voorts dat de werkgever geïnformeerd wilde zijn of de 100 procent arbeidsongeschiktheid van klager nog voortduurde in verband met het feit dat de verzekeringsmaatschappij die het prepensioen moest gaan betalen, meestal geen 100 procent zieke werknemer accepteert.



5. De overwegingen van het college


Voor zover de klacht betrekking heeft op schending van het beroepsgeheim door verweerder is de klacht ongegrond; het college vermag niet in te zien dat verweerder door te rapporteren zoals hij heeft gedaan zijn beroepsgeheim heeft geschonden.


Ter zitting heeft verweerder desgevraagd herhaaldelijk bevestigd dat voor hem geen enkele twijfel bestond aan de volledige arbeidsongeschiktheid van klager tot einde van de bestralingen, zoals verwoord door de consulent G in diens schrijven van 2 mei 2005.



Het college heeft vervolgens getracht van verweerder antwoord te krijgen op de volgende vragen:


- Hoe is het dan te verklaren dat op 26 mei 2005 toch een brief aan klager gestuurd zou zijn, waarin hij opgeroepen werd voor een werkhervattings­gesprek op 1 juni 2005?


- Wat was dan de reden dat verweerder - uitgaande van het verstuurd zijn van die brief van 26 mei 2005 - de dag vóór dat geplande gesprek persoonlijk een huisbezoek bij klager wilde afleggen?


- Wat was de reden om bij niet thuis treffen van klager de suggestie te wekken dat klager op vakantie was en naderhand - bij de ontkenning door klager hiervan - niet te verifiëren of klager inderdaad die dag voor een bestralingsbehandeling in J was geweest?


- Wat was de reden om in het voortgangsverslag van 2 juni 2005 aan de werkgever te stellen dat klager de gehele dag niet telefonisch bereikbaar was, terwijl verweerder ter zitting niet voor onmogelijk hield dat slechts eenmaal was geprobeerd klager telefonisch te bereiken?



Het college heeft ter zitting moeten constateren dat verweerder er niet in is geslaagd op de hierboven vermelde vragen een bevredigend, geloofwaardig en consistent antwoord te geven. Hij heeft slechts naar voren gebracht dat hij op uitdrukkelijk verzoek van de werk­gever klager heeft uitgenodigd voor een gesprek en klager vervolgens thuis is gaan controleren en dat de werkgever de suggestie had gewekt dat klager op vakantie zou kunnen zijn.



Het college moet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ervan uitgaan dat verweerder zich - zoals ook klager meent - in zijn handelen en met name bij de controle op 31 mei 2005 heeft laten leiden door een financieel belang van de werkgever in verband met de vermoedelijke datum van het ingaan van het pre­pensioen van klager. Dit is in strijd met de onafhankelijke positie die verweerder als bedrijfsarts jegens klager en diens werkgever dient in te nemen, waarbij zijn handelen en de marge van beoordelen beperkt is en begrensd wordt door de vraag of klager al dan niet gedeeltelijk arbeids­ongeschikt is om zijn (aangepast) werk te verrichten.



En daar bestond bij verweerder van meet af aan geen enkele twijfel over, zo heeft hij meermalen schriftelijk en ter zitting nogmaals uitdrukkelijk bevestigd.


Van valide redenen voor het handelen van verweerder op 31 mei 2005 (waarbij van belang is dat tevoren al en afspraak voor een bezoek van klager aan verweerder op 1 juni 2005 was gemaakt) noch voor de tendentieus te noemen brief aan de werkgever op 2 juni 2005 is het college dan ook niet gebleken.



Het college oordeelt het voorts laakbaar dat verweerder in zijn genoemde brief aan de werkgever mededelingen heeft gedaan die voor onwaar moeten worden gehouden (‘de hele dag niet bereikbaar’) dan wel tendentieus (‘vakantie’) en dus kwetsend voor klager zijn, zeker in diens toenmalige omstandigheden. Dat klemt temeer, omdat verweerder wist, althans behoorde te weten, dat klager in die tijd vier keer per week in het ziekenhuis werd bestraald.


Het beroep van klager dient derhalve te worden gegrond verklaard.



Omdat verweerder naar het oordeel van het college in strijd heeft gehandeld met een zo’n fundamenteel beginsel als de onafhankelijkheid in zijn beroepsuitoefening als bedrijfsarts, acht het college de maatregel van berisping passend. 


Het college acht publicatie van deze beslissing van belang.



6. De beslissing


Het college



- verklaart de klacht gegrond als in de rechtsoverwegingen omschreven;



- legt aan verweerder de maatregel op van berisping;



bepaalt dat deze beslissing zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan Medisch Contact.


Aldus gewezen door mr. H.P.H. van Griensven, als voorzitter, mr. E.J.M. Walstock-Krens, als lid-jurist, dr. C.W.G.M. Frenken, A.F.A. van de Reepe en C.M.F. van Roessel, als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. J.C. Out, als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2007 in aanwezigheid van de secretaris.

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.