Laatste nieuws
Uitspraak tuchtcollege

MC 29/30 - Geen alarmlampje na splenectomie

Plaats een reactie

Uitspraak tuchtcollege
Geen alarmlampje na splenectomie

Iedereen leert het tijdens zijn medische opleiding: met patiënten zonder milt moet je uitkijken. Ze hebben een grotere kans op het ontwikkelen van algemene infecties, die zich dan ook nog eens sneller kunnen ontwikkelen dan normaal.


De dienstdoende huisarts in onderstaande casus had misschien het college daarover gemist. Hij reageerde naar het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege in ieder geval niet alert toen een patiënte met een status na splenectomie met hoge koorts en een koude rilling collabeerde: in plaats van een opname kreeg ze antibiotica en anti-emetica (zou u haar toen al hebben laten opnemen?). Bij een gevraagd tweede consult acht uur later is de situatie dramatisch verslechterd: geen meetbare tensie meer en doodziek. De huisarts laat haar met semi-spoed opnemen en vertrekt voordat de ambulance is gearriveerd. De septische shock die de patiënte bleek te hebben, had hij ook nog nooit gezien. De arts krijgt een waarschuwing, omdat hij de symptomen van de septische shock niet als zodanig heeft herkend en daarop dan ook niet als een redelijk bekwaam huisarts heeft gereageerd.


Tussen alle routine komt plotsklaps die uitzondering op de regel. Het is zaak om dan niet te treuzelen, maar te doen waar je als huisarts voor bent opgeleid en de patiënt zeker niet in de steek te laten. Ook al kun je of durf je geen infuus te prikken.



B.V.M. Crul, arts


MR. W.P. Rijksen




Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 26 oktober 2004 binnengekomen klacht van: A, wonende te B, klager, tegen C, (waarnemend) huisarts, wonende te D, verweerder.



1. Het verloop van de procedure


Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift;  het aanvullend klaagschrift;  het antwoord met bijlage;  de repliek met bijlage;  de dupliek;  de inlichtingen uit E;  de correspondentie betreffende het vooronderzoek.


Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.


De klacht is ter openbare terecht­zitting van 28 februari 2006 behandeld. De partijen waren aanwezig. Klager werd vergezeld door zijn echtgenote F, geboren in 1948, wonende te B, hierna te noemen patiënte. Verweerder werd bijgestaan door G, advocaat te H.



2. De feiten


Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:


Op zaterdag 25 september 2004 om 01.30 uur is patiënte gezien door verweerder die weekenddienst had en waarnam voor patiëntes eigen huisarts. Toen verweerder arriveerde trof hij patiënte op de wc aan en was zij niet aanspreekbaar. Toen zij weer in bed lag, heeft verweerder haar hart, longen en buik onderzocht. Klager heeft op enig moment verweerder verteld dat patiënte in het verleden een miltextirpatie had ondergaan. Verweerder overwoog een vasovagale collaps met mogelijk een pyelitis of een enteritis. In zijn waarneembericht over dit consult heeft verweerder vermeld:



‘S Vanavond koude rilling en erg ziek. Buikpijn, misselijk


S diarree, braken. Temp tot 40.8 Op toilet gecollabeerd


O In de buik gda. Ausc: pulm:gda slagpijn nierloges l >> R


E pyelitis, koude rilling


P R/Ciproxin R/Primperan R/Paracet


P R   CIPROFLOXINE PCH 250 MG T 2 maal per dag 2 tabletten


P R   PRIMPERAN 10 MG ZETPIL 3 maal per dag 1 zetpil’



Om 09.30 uur is patiënte wederom door verweerder gezien. Verweerder heeft de tensie tweemaal tevergeefs geprobeerd te meten met twee verschillende tensiemeters.


In zijn waarneembericht heeft verweerder over dit tweede consult genoteerd:



‘S Vanochtend: diarree nog 1x gehad. Wel misselijk, niet meer


S gebraakt. Veel pijn I J-onderbuik, lage rug. Klam, koud


O tensie niet te meten, erg laag. Drukpijn en loslaatpijn


O in li onderbuik, psoasfen neg. Kloppijn li nierloge


O zieke vrouw


P V  Int (V)’



Verweerder heeft overlegd met de dienstdoende internist van E te I en heeft een zogenoemde A2-rit (binnen 30 minuten) per ambulance besteld. Verweerder is vervolgens weggegaan. Patiënte werd op de Intensive Care afdeling van het ziekenhuis opgenomen met een septische shock. Op 27 september 2004 werd patiënte overgeplaatst naar J voor verdere behandeling van de septische shock met multiorgaanfalen.


Op 26 oktober 2004 werd patiënte overgeplaatst van de Intensive Care naar de longafdeling voor verdere revalidatie.



3. Het standpunt van klager en de klacht


De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:


1. bij zijn eerste consult een minimaal aantal handelingen heeft verricht voor het stellen van een diagnose;


2. bij zijn tweede consult patiënte heeft achtergelaten met een extreem lage bloeddruk ten gevolge van een septische shock en de komst van de ambulance niet heeft afgewacht.



4. Het standpunt van verweerder


Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen (gedeeltelijk) bestreden. Voor zover nodig zal daarop hieronder worden ingegaan.



5. De overwegingen van het college


Ad 1. Vast staat dat toen verweerder patiënte tijdens het eerste consult zag, patiënte koude rillingen had en gecollabeerd was. Deze bevindingen tezamen hadden voor verweerder aanleiding moeten zijn patiëntes bloeddruk te meten en de mogelijkheid van een ontwikkelende septische shock en een onmiddellijke ziekenhuisopname te overwegen.



Daar komt nog bij dat klager expliciet aan verweerder heeft gemeld dat patiëntes milt operatief was verwijderd. Deze mededeling had verweerder in een hoge staat van alertheid moeten brengen en had, gelet op de toestand waarin patiënte verkeerde, aanleiding voor hem moeten zijn tot onmiddellijk ingrijpen.


Toen verweerder voor de tweede maal in consult werd gevraagd en patiënte duidelijk symptomen van een (septische) shock vertoonde, had verweerder na het overleg met de dienstdoende internist, gelet op het levensbedreigend karakter van deze aandoening, met spoed een ambulance moeten bestellen om haar naar het ziekenhuis te laten vervoeren. Door dit na te laten is verweerder ernstig te kort geschoten in zijn zorgplicht jegens patiënte.



Dat verweerder, zoals hij heeft gesteld, nooit eerder in zijn praktijk een septische shock had gezien, doet hier niet aan af. Van een redelijk bekwaam huisarts mag worden verwacht dat hij in staat is de symptomen van een (septische) shock te herkennen en een adequate behandeling aan te vangen.


Het door verweerder gevoerde verweer dat hij geen spoedrit van de ambulance heeft aangevraagd omdat tussen patiëntes huis en het ziekenhuis slechts één stoplicht staat, treft evenmin doel. In een situatie waarbij er een ernstige stoornis van de vitale functies is opgetreden, dient onder alle omstandigheden de patiënt met de hoogste graad van spoed naar het ziekenhuis te worden vervoerd.   



Ad 2. Verweerder heeft gesteld dat hij de komst van de ambulance niet heeft afgewacht daar hij terug moest naar de praktijk omdat daar niemand aanwezig was. Verweerder was echter wel bereikbaar via de doktersdienst en had zijn mobiele telefoon bij zich.


Daarnaast heeft verweerder verklaard dat indien hij de komst van de ambulance had afgewacht, hij medisch gezien niet iets had kunnen betekenen.  


Het College acht het aannemelijk dat verweerders keuze om niet bij patiënte te blijven niet zozeer werd ingegeven door bezorgdheid van verweerder over zijn bereikbaarheid of diens twijfel over de toegevoegde waarde van zijn aan­wezigheid als medicus, maar door de verkeerde inschatting van de ernst van de situatie. Patiënte had immers geen meetbare bloeddruk meer en verkeerde in een zorgwekkende toestand. Verweerder had dan ook niet weg mogen gaan en had in afwachting van de komst van de ambulance de vitale functies moeten (blijven) controleren en een poging moeten doen om een infuus(naald) in te brengen.  



De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen gegrond is.


Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge art. 47 lid 1 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg  jegens patiënte had behoren te betrachten.


De oplegging van na te melden maatregel is, gelet op het getoonde inzicht van verweerder in de gemaakte fout, daarvoor passend en toereikend.



Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.



6. De beslissing


Het Regionaal Tuchtcollege 



 waarschuwt verweerder.



Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG geheel in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan het tijdschrift Medisch Contact ter bekendmaking zal worden aangeboden.


Aldus gewezen op 28 februari 2006 door: mr. F.G. Bauduin, voorzitter, dr. L.M.N. Perquin, dr. J. Bellaar Spruyt en J. van Asma, leden-arts, mr. H. Uhlenbroek, lid-jurist, mr. T.H.C. Coert, secretaris, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 25 april 2006 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

koorts ambulance antibiotica
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.