Laatste nieuws
6 minuten leestijd
Uitspraak tuchtcollege

MC 11 - De directeur die ook arts is

Plaats een reactie

Begin 2002 oordeelde het Haagse Regionaal Tuchtcollege de klacht tegen een directeur patiëntenzorg (die tevens arts was) over de organisatie van de avond- en nachtdiensten in zijn ziekenhuis gegrond. De nacht dat klaagster in het ziekenhuis moest bevallen, hadden - behalve een gynaecoloog (wier zaak vorige week op deze plaats is besproken) - alleen een arts-assistent niet in opleiding en een co-assistent dienst voor het hele ziekenhuis. Klaagster stelt de directeur verantwoordelijk voor de onvoldoende medische zorg op de verloskamers en de gebreken in de personele bezetting tijdens haar bevalling. Het College meent dat de directeur, door niet in te grijpen in de organisatie van de diensten, een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg verhinderde of bemoeilijkte. De klacht werd dus gegrond verklaard en leverde een waarschuwing op.



De aangeklaagde directeur ging in beroep. Het resultaat vindt u hieronder. Het Centraal Tuchtcollege volgt zijn inmiddels vaste lijn (zie ook MC 11/2002: 428-30) en oordeelt de klacht tegen de directeur patiëntenzorg niet-ontvankelijk. Volgens het hoogste college vallen de taken van de directeur-arts op het gebied van organisatie en management noch onder de omschrijving van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, noch onder de werkingssfeer van de tuchtnormen en daarmee buiten de reikwijdte van het tuchtrecht. Zij vallen slechts onder het scheppen van de voorwaarden waaronder individuele zorg wordt verleend.



Doordat het Centraal Tuchtcollege - in tegenstelling de regionale colleges - in de afgelopen jaren in vergelijkbare zaken steeds voor niet-ontvankelijk besloot, komt het helaas nooit meer toe aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht. Dat is jammer. Er zijn namelijk zeer zeker directeuren en managers die uit hun artsentitel een meerwaarde halen voor hun functie. In dat geval zijn zij in sommige gevallen minstens medeverantwoordelijk voor tekortkomingen die van invloed zijn op de individuele gezondheidszorg. Zou tuchtrechtelijke aansprakelijkheid dan toch niet logisch zijn?

B.V.M. Crul, arts
Mr.R.M.S. Doppegieter

Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg d.d. 20 januari 2005

Beslissing in de zaak onder nummer 2002/067 van: A, arts, wonende te B, appellant, raadsman: mr. R. Lever, advocaat te Leiden, tegen C, wonende te D, verweerster in beroep, raadsman: mr. D.J. Ladrak, advocaat te Leiden.

1. Verloop van de procedure


C - hierna te noemen klaagster - heeft op 28 januari 2000 een klacht inge-diend bij het Regionaal Tuchtcollege te ’s-Gravenhage tegen A, arts - hierna te noemen de arts. Bij beslissing van 5 februari 2002, onder nummer 00 H 11a, heeft dat College de klacht gegrond bevonden en de arts de maatregel van waarschuwing opgelegd, met de bepaling dat deze beslissing - geanonimiseerd - zal worden bekendgemaakt in de Staats-courant en ter bekendmaking zal worden aangeboden aan de redacties van Medisch Contact, Verpleegkundenieuws en het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht. De arts is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Klaagster heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.


Het Centraal College heeft vervolgens de bij haar gerezen vragen tezamen met de vragen van partijen ter beantwoording voorgelegd aan E, gynaecoloog. E heeft deze vragen beantwoord bij brief van 16 juli 2003.


De zaak is - samen met de zaak die bij het Centraal College bekend is onder nummer 2002/068 - in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2004, waar - voorzover hier van belang - zijn verschenen en gehoord: de arts, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. R. Lever, advocaat te Leiden, als-mede namens klaagster: haar gemachtigde mr. D.J. Ladrak, advocaat te Leiden. Tevens is toen verschenen en onder ede gehoord de door het Centraal College opgeroepen deskundige: E, gynaecoloog, voornoemd.



2. Beslissing in eerste aanleg


Voor de weergave van de in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer, evenals voor de overwegingen die het Regionaal Tuchtcollege aan zijn voormelde beslissing ten grondslag heeft gelegd, verwijst het Centraal College naar die beslissing.



3. Vaststaande feiten en omstandigheden


Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal College uit van de volgende feiten en omstandigheden.


Klaagster is op 20 april 1998 aan het einde van de ochtend opgenomen in het FG - hierna: het F - om daar op medische indicatie te bevallen na een zwangerschap van 41 4/7 week; er was sprake van vliezen die meer dan 24 uur eerder waren gebroken en klaagster had aangegeven minder leven te voelen.


De arts is directeur patiëntenzorg van het F.


Ten behoeve van alle afdelingen van het F hadden die de avond en de nacht van 20 op 21 april 1998 dienst: een arts-assistent niet in opleiding - hierna: de arts-assistent - die 8 weken tevoren haar artsexamen met goed gevolg had afgelegd en sindsdien in het ziekenhuis werkzaam was, en een co-assistent. Op de afdeling Verloskunde/Gynaecologie had toen ook een verloskundig verpleegkundige dienst. Tevens had dienst één van de leden van de maatschap gynaecologie/obstetrie, verbonden aan het F. Deze was op 20 april 1998 vanaf 17.30 uur de dienstdoende gynaecoloog. Gedurende de twee eerste weken dat de arts-assistent in het F werkzaam was geweest, was zij vrijgesteld van diensten, in welke periode zij had meegelopen met andere artsen en arts-assistenten.



4. Beoordeling van het hoger beroep


1. Klaagster stelt zich op het standpunt dat de medische zorg op de verloskamers in het F onvoldoende was tijdens de onderhavige bevalling. In dat verband maakt zij melding van een aantal gebreken in de personele bezetting in het F gedurende de nacht- en tijdens de weekenddiensten. Zij acht de arts daarvoor tuchtrechtelijk verantwoordelijk.



2. Het Regionaal College heeft de klacht inhoudelijk behandeld en heeft - als vermeld - de klacht gegrond beoordeeld. In hoger beroep heeft de arts onder andere opnieuw de ontvankelijkheid van klaagster aan de orde gesteld en betoogd dat het Regionaal College haar ten onrechte in haar klacht ontvankelijk heeft verklaard. Alvorens toe te kunnen komen aan een inhoudelijke beoordeling dient het Centraal College de ontvankelijkheid te beoordelen.



3. Ten aanzien van dit laatste overweegt het Centraal College - zoals het eerder meermalen heeft beslist - dat de taken van een directeur patiëntenzorg van een ziekenhuis op het gebied van organisatie en management noch vallen onder de omschrijving van handelen op het gebied van de individuele gezondheidszorg ex art. 1 van de Wet BIG, noch onder de werkingssfeer van de in de art. 47 Wet BIG beschreven tuchtnormen.



4. Daarbij overweegt het Centraal College dat weliswaar kan worden vastgesteld dat een directeur patiëntenzorg van een ziekenhuis in de sfeer van de gezondheidszorg werkzaam is maar hij is - indien hij in het BIG-register staat ingeschreven als arts - ook dan slechts onderworpen aan tuchtrechtspraak ingevolge de Wet BIG als hij zich in de hoedanigheid van arts begeeft op het werkgebied van de individuele gezondheidszorg. Dit standpunt vindt steun in de MvT, TK 19533 nr 3, p. 74 voor zover luidende:



‘De tekortkomingen terzake waarvan de ingeschreven tuchtrechtelijk ter verantwoording kan worden geroepen betreffen niet uitsluitend fouten die in de uitoefening van het beroep waarop de inschrijving - via de term hoedanigheid - ziet, worden begaan ... De door de ingeschrevene vrijwillig gedragen en naar buiten kenbare “status” van gekwalificeerde rechtvaardigt het hem, zo hij te eniger tijd incidenteel (niet ‘beroepsmatig’) het gebied betreedt waarop de hoedanigheid waarin hij ingeschreven staat duidt, aan dezelfde normen en sancties te binden die op de geregistreerde ‘beoefenaren’ van het betrokken beroep van toepassing zijn.


Ook dient te worden gedacht aan al degenen die  ... wel beroepsmatig in de sfeer van de gezondheidszorg werkzaam zijn, zulks echter buiten het bestek van het tot de individuele gezondheidszorg te rekenen werkgebied met het oog waarop in het kader van deze wet het register is ingesteld. Ook te hunnen aanzien is het zeer goed denkbaar dat zij incidenteel dat gebied betreden.’



Klaarblijkelijk wordt in voormelde passage met het begrip ‘hoedanigheid’ gedoeld op het beroep waaronder de betrokkene staat ingeschreven. De arts heeft onbetwist gesteld dat hij vanaf 1 januari 1996 directeur patiëntenzorg is van het F. en dat hij zich vanaf deze datum niet meer heeft beziggehouden met individuele patiëntenzorg en zich evenmin incidenteel ten tijde van de onderhavige bevalling met individuele patiëntenzorg bezighield. Mede in aanmerking genomen dat het beroep van directeur patiëntenzorg in art. 47 Wet BIG niet wordt vermeld als een hoedanigheid die valt onder de werkingssfeer van de tuchtrechtspraak moet de conclusie luiden dat de arts niet tuchtrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden voor eventuele tekortkomingen in de personele organisatie van het F. Al hetgeen klaagster verder nog heeft betoogd, kan niet leiden tot een ander oordeel.



5. Het vorenstaande voert tot de slotsom dat klaagster, met vernietiging van de uitspraak van het Regionaal College, alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar klacht.



5. Beslissing


Het Centraal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep;
verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.

Deze beslissing is gegeven in Raadkamer door: mr. A.P.M. Houtman, voorzitter, mr. R.A. Torrenga en mr. M.M.A. Gerritzen-Gunst, leden-juristen, dr. H.J. van der Reijden en prof. dr. G.H.A. Visser, leden-beroepsgenoten en mr. D.M. Looten, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 20 januari 2005, door mr. H. Uhlenbeck-Lagerweij, in tegenwoordigheid van de secretaris.



Klik hier voor het PDF-bestand van dit artikel

 

 

bevalling
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.