Laatste nieuws
Uitspraak tuchtcollege

MC 29/30 - Hart en longen normaal

Plaats een reactie

Lichamelijk onderzoek bij anamnestisch en ogenschijnlijk gezonde patiënten is niet het meest spectaculaire onderdeel van uw vak. Alleen coassistenten die het onderzoek nog moeten leren, kunnen er nog veel voldoening aan ontlenen. Vooral als het ontdekken van iets afwijkends aan de patiënt een uitdaging wordt. Een soort schatgravertje.



Maar ook al heeft de medische interesse bij velen van u zich daarna vooral verplaatst naar de klacht c.q. aandoening waarmee de patiënt zich bij u aandient, het blijft toch oppassen geblazen. Als een operatieve ingreep vereist dat hart en longen tevoren door u aan een percutoir en auscultatoir onderzoek worden onderworpen en u doet dat om wat voor reden niet, schrijf dan niet op dat u het wél heeft gedaan. Anderen in de keten varen weer op uw (onverrichte) meetwaarden en uw onwaarheid kan de start van een hoop ellende zijn. Bijna nooit, maar soms wel. Uw ‘g.b.’ bij hart en longen behoort daadwerkelijk ‘geen bijzonderheden’ in te houden en niet ‘geen belangstelling’.



In onderstaande tuchtzaak geloofde het Centraal Tuchtcollege (in tegenstelling tot het regionale) de chirurg niet die stelde dat hij de genoteerde bloeddruk van 120/80 bij een patiënt had gemeten en ook diens hart en longen had onderzocht. Het verhaal van de patiënt overtuigde meer dan dat van uw collega. De waarschuwing die het tuchtcollege de chirurg gaf, geldt door deze publicatie ook min of meer voor u: vul alleen die gegevens in het patiëntendossier in, die u kunt verantwoorden. Beter niks, dan uit de duim gezogen data waarmee u andere zorgverleners op het verkeerde been zet.



B.V.M. Crul, arts


mr. W.P. Rijksen



Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg d.d. 8 mei 2007



Beslissing in de zaak onder nummer 2006/015 van: A, wonende te B, appellante, gemachtigde: C, tegen D, chirurg, wonende te E, verweerder in hoger beroep.



1. Verloop van de procedure


A, hierna te noemen klaagster, heeft bij het Regionaal Tuchtcollege te ’s-Gravenhage tegen D, hierna te noemen de chirurg, een klacht ingediend, ingekomen op 20 juli 2004. Bij beslissing van 8 november 2005, onder nummer 2004 T 161, heeft dat College de klacht afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De chirurg heeft in hoger beroep geen verweerschrift ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tucht­college van 13 maart 2007, waar zijn verschenen klaagster en haar man F, bijgestaan door C en de chirurg.



2. Beslissing in eerste aanleg


Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.



‘2. De klacht


Mijn man had op 23 juni 2004 in verband met een vermoedelijke liesbreuk een afspraak met de arts. De arts, die constateerde dat een operatie nood­zakelijk was, vroeg mijn man naar lengte en gewicht. Ook vroeg de arts of hij gezond was of allergisch voor latex. Wij werden vervolgens doorgestuurd naar anesthesie. Daar zei een assistente dat alles in orde was, want op de papieren kon zij zien dat hart, longen en bloeddruk in orde waren. In die papieren had de arts daarvoor getekend. Mijn man zei dat hart, longen en bloeddruk helemaal niet waren gecontroleerd door de arts. Anesthesist G sprak daar, evenals de assistente, zijn verbijstering over uit. Hij zei dat dat wel vaker gebeurde bij de arts en dat de arts, als daar dan over werd gebeld, de hoorn op de haak gooide. De arts heeft dus in strijd met de waarheid een verklaring getekend, hetgeen grote gevolgen had kunnen hebben wanneer er bij de operatie complicaties zouden zijn opgetreden. De oplettendheid van de assistente anesthesie heeft dit voorkomen. De operatie is gelukkig door een andere arts uitgevoerd en is goed verlopen.



3. Het standpunt van de arts


Ik heb geen herinneringen meer aan het betreffende consult. Het is niet mijn gewoonte om onderzoekshandelingen aan te geven wanneer ik deze niet heb verricht. Ik bestrijd dus dat ik zomaar wat heb opgeschreven. Ik toon het College het betreffende formulier. Daarop staan inderdaad de genoemde onderzoekshandelingen aangestreept. Ook is de hoogte van de bloeddruk genoteerd. Ik ga er dus van uit dat ik deze zaken bij patiënt heb gecontroleerd.  Ik heb nooit enige klacht over mijn optreden op dit punt van dokter G gehoord, laat staan dat ik de hoorn op de haak zou hebben gegooid. Sinds drie jaar hebben we binnen het ziekenhuis de afspraak dat de anesthesiologische screening voorafgaande aan een operatie door de afdeling anesthesie gebeurt, waarbij standaard het perioperatieve risico wordt ingeschat. Daarbij pleegt patiënt lichamelijk te worden onderzocht. Ik kan dokter G niet meer op deze kwestie aanspreken, omdat hij kort daarna een betrekking elders heeft aanvaard.



4. De beoordeling


Het gaat hierbij om het woord van klaagster en haar man tegenover dat van de arts. Er is in dit geval geen reden om de ene partij meer te geloven dan de andere partij. Gelet op de betreffende afspraak met de afdeling anesthesie had de arts het verrichten van lichamelijk onderzoek achterwege mogen laten. Onder deze omstandigheden ligt het niet voor de hand dat hij in strijd met de waarheid zou hebben ingevuld dat hij de betreffende controles had verricht. Daar komt bij dat de hoogte van de bloeddruk expliciet is genoteerd. Ook hierbij rijst de vraag waarom de arts zich de moeite zou getroosten om zomaar iets op te schrijven, terwijl hij de betreffende verrichting kon overlaten aan de afdeling anesthesie.


Ook is het College niets bekend van het standpunt van de afdeling anesthesie. In ieder geval is er geen steun gevonden voor het, aldus klaagster, door dokter G geuite verwijt dat de arts dit wel vaker doet.



4.2 De slotsom is dat de verweten gedragingen niet zijn komen vast te staan, zodat de klacht moet worden afgewezen.’



3. Vaststaande feiten en omstandigheden


Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de volgende feiten en omstandigheden. Klaagsters echtgenoot heeft in verband met een mogelijke liesbreuk op 23 juni 2004 een medisch consult gehad bij de chirurg. Klaagster is bij dit consult aanwezig geweest. Naar aanleiding van dit consult heeft de chirurg op een formulier getiteld ‘lichamelijk onderzoek’ bij onder meer de onderzoekshandelingen hart en longen het woord ‘normaal’ omcirkeld en een bloeddruk van 120/80 genoteerd. Vervolgens heeft de chirurg het formulier ondertekend. Na ondertekening heeft de chirurg het formulier bij de status van klaagsters echtgenoot gevoegd en heeft hij klaagsters echtgenoot voor een preoperatieve screening naar de afdeling anesthesie verwezen. Daar zijn klaagster en haar echtgenoot gezien door anesthesioloog G.



4. Procedure in hoger beroep


In hoger beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht. De chirurg heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Aan de orde is opnieuw de vraag of de chirurg bij het consult van 23 juni 2004 op het formulier getiteld ‘lichamelijk onderzoek’ heeft ingevuld dat hart, longen en bloeddruk van klaagsters echtgenoot zijn gecontroleerd, zonder dat hij deze onderzoekshandelingen heeft verricht. Klaagster stelt dat de chirurg bij het consult van 23 juni 2004 hart, longen en bloeddruk niet heeft gecontroleerd.



Zij heeft ter terechtzitting verklaard dat bij voornoemd consult de chirurg bij haar echtgenoot een liesbreuk heeft geconstateerd en haar echtgenoot verder onder meer naar zijn gewicht en algemene gezondheid heeft gevraagd, waarop haar echtgenoot heeft geantwoord dat hij naar zijn weten gezond was. Onderzoek naar hart, longen en bloeddruk heeft niet plaatsgevonden, aldus klaagster.



Klaagsters echtgenoot verklaart over het consult in zijn schriftelijke verklaring d.d. 16 december 2005 dat de chirurg na snel en vluchtig onderzoek heeft vastgesteld dat hij een liesbreuk had en hem vervolgens enkele vragen betreffende zijn gezondheid heeft gesteld, maar dat de chirurg niet zijn bloeddruk heeft gemeten of zijn hartslag heeft opgenomen. Ook zijn longen zijn door de chirurg niet gecontroleerd, aldus de echtgenoot van klaagster ter terechtzitting.


Ter nadere onderbouwing van haar stelling heeft klaagster in hoger beroep een brief d.d. 15 januari 2006 overgelegd van anesthesioloog G, die klaagster en haar echtgenoot aansluitend aan het consult bij de chirurg heeft gezien in verband met de preoperatieve screening van klaagsters echtgenoot. De anesthesioloog verklaart dat klaagster en haar echtgenoot hem in dat gesprek mededeelden dat door de chirurg naar de liesbreuk was gekeken, maar dat geen bloeddruk was gemeten of algemeen lichamelijk onderzoek was verricht.



De chirurg stelt zich op het standpunt dat onderzoek aan hart, longen en bloeddruk wel heeft plaatsgevonden. De chirurg heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich het specifieke consult van 23 juni 2004 niet kan herinneren. Hij gaat er echter vanuit dat hij hart, longen en bloeddruk van klaagsters echtgenoot heeft gecontroleerd, nu deze onderzoekshandelingen op het formulier zijn ingevuld en het niet zijn gewoonte is om onderzoekshandelingen in te vullen die hij niet daadwerkelijk heeft verricht, aldus de chirurg.



Het Centraal Tuchtcollege acht op grond van de verklaringen van klaagster en haar echtgenoot, alsmede gelet op de ondersteunende verklaring van de anesthesioloog die weliswaar niet bij meergenoemd consult aanwezig is geweest, maar klaagster en haar echtgenoot wel kort na voornoemd consult heeft gezien, voldoende aannemelijk dat de chirurg bij het consult d.d. 23 juni 2004 voorafgaand aan de preoperatieve anesthesiologische screening geen onderzoek ter controle van hart, longen en bloeddruk heeft gedaan. Gelet hierop en nu niet in geschil is dat de chirurg het formulier getiteld ‘lichamelijk onderzoek’ zelf heeft ingevuld, moet het ervoor worden gehouden dat de chirurg bij het consult van 23 juni 2004 op voornoemd formulier bij de onderzoekshandelingen hart en longen het woord ‘normaal’ heeft omcirkeld en een bloeddruk van 120/80 heeft genoteerd en vervolgens dat formulier heeft ondertekend, terwijl hij die onderzoekshandelingen niet heeft verricht. Het Centraal Tuchtcollege acht dit handelen tuchtrechtelijk verwijtbaar.



Aan het voorgaande kan niet afdoen de stelling van de chirurg dat het door hem ingevulde formulier enkel is bedoeld voor de afdeling chirurgie en niet voor de afdeling anesthesie. Immers, de chirurg dient er rekening mee te houden dat door het invullen van het formulier de indruk wordt gewekt dat het daarin vermelde onderzoek ter controle van hart, longen en bloeddruk reeds heeft plaatsgevonden en dat anderen op het in de status aanwezige formulier kunnen afgaan. Dat dit een reëel gevaar is, blijkt ook uit de tegenover de klachten­commissie gegeven reactie van een medewerker van het anesthesiespreekuur, inhoudende dat het niet vanzelfsprekend is dat er bij de preoperatieve anesthesiolo­gische screening altijd een herhaling van het onderzoek naar hart, longen en bloeddruk zal plaatsvinden indien de indruk bestaat dat deze functies reeds door de specialist zijn gecontroleerd en goed zijn bevonden.



Het Centraal Tuchtcollege acht de klacht derhalve gegrond. Gelet op de aard van het tuchtrechtelijke verwijt, acht het Centraal Tuchtcollege de maatregel van waarschuwing passend en geboden. Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal worden bepaald dat deze beslissing wordt gepubliceerd.



5. Beslissing


Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:



- vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep;



en opnieuw rechtdoende:



- verklaart de klacht gegrond;


- legt op de maatregel van waar­schuwing;



bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekend­gemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Medisch Contact en Gezondheidszorg Jurisprudentie met het verzoek tot plaatsing.


Deze beslissing is gegeven in raad­kamer door mr. A.P.M. Houtman, voorzitter, mr. A. Dupain en prof. mr. J.K.M. Gevers, leden-juristen en dr. R.T. Ottow en M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroeps­genoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 mei 2007, door mr. H. Uhlenbeck-Lagerweij, in tegenwoordigheid van de secretaris.

gezondheid mannen bevolkingsonderzoek
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.