Laatste nieuws
Henk Maassen
Henk Maassen
8 minuten leestijd
interview

De dokter als avonturier

Plaats een reactie

INTERVIEW

Schotse huisarts Gavin Francis trekt graag lange historische lijnen


Reiziger, arts en schrijver – de Schot Gavin Francis is het alle drie in een boek waarin hij het menselijk lichaam van top tot teen verkent. ‘Je moet je het lijden van je patiënten kunnen voorstellen, maar je er niet mee identificeren.’

Gavin Francis (1975) heeft de jeugdigheid van de veertiger die hij is, maar praat en schrijft met de eruditie en de ervaring van een oudere, door de wol geverfde arts. De Schotse huisarts is even in Nederland, vanwege de Nederlandse vertaling van zijn Adventures in Human Being (Avonturen in de mens), waarin hij de menselijke anatomie – bijna letterlijk van top tot teen – verbindt met verhalen, puttend uit casussen uit zijn eigen praktijk, inzichten van zijn leermeesters en vooral uit zijn brede kennis van literatuur en medische geschiedenis.

Aanvankelijk wilde de zachtmoedige maar praatgrage Schot zich specialiseren tot SEH-arts, maar ‘onmenselijke nachtdiensten en het vluchtige contact met patiënten’ weerhielden hem ervan die opleiding af te maken. Vervolgens werkte hij kortere perioden in de kindergeneeskunde, de verloskunde en in de geriatrie en reisde de wereld over – soms per motorfiets, zij het voorzichtig: ‘Ik ben een langzame rijder en ben er bang voor harder te rijden dan honderd kilometer per uur’. De meeste roem tot dusver vergaarde hij als expeditiearts op de Noordpool en in Antarctica – hij wijdde er een bestseller aan, die een belangrijke literaire prijs won. Maar hij werkte ook in Afrika en in de Indiase uitlopers van de Himalaya, in een Tibetaans ziekenhuis dat medische zorg biedt aan de gemeenschap rond het verblijf van de Dalai Lama. Tegenwoordig is hij drie dagen per week huisarts in Edinburgh; de rest van de tijd vult hij met schrijven.


Landschap

Schrijven over reizen is schrijven over landschappen, geschiedenis, culturen en ontmoetingen met mensen, zegt Francis. Schrijven over het menselijk lichaam is niet wezenlijk anders: ook dan gaat het over cultuur en mensen. ‘Alleen nu is de anatomie van het lichaam dat landschap.’ Zo vreemd is dat niet, legt hij uit. De vroegste anatomen zagen een natuurlijke samenhang tussen het menselijk lichaam en de natuur. Het lichaam was een microkosmos, een miniatuurversie van het heelal. ‘De bouw’, schrijft hij, ‘weerspiegelde de bouw van de aarde; de vier temperamenten kwamen overeen met de vier elementen. Daar zit iets in: we worden overeind gehouden door een skelet van calciumzouten, die chemisch gezien lijken op krijt en kalksteen. Rivieren van bloed monden uit in de brede delta’s van ons hart. De contouren van de huid doen denken aan het golvende oppervlak van het land.’

Hij houdt ervan lange historische lijnen te trekken. Zoals in het hoofdstuk over hersenen, waarin hij de geschiedenis van de elektroconvulsietherapie (ECT) uit de doeken doet. Hij begint zijn verhaal bij Hippocrates: de Griekse arts zag epileptische toevallen als een ‘heilige ziekte’, want als een bewijs van rechtstreeks contact tussen de mensenwereld en het rijk der geesten. Francis begrijpt die interpretatie ook nu nog: ‘Toen ik voor het eerst iemand zag stuiptrekken en daarna in slaap zag vallen, was het net alsof ik getuige was van een proces van bezetenheid, catharsis en loutering.’ Francis vertelt hoe de zestiende-eeuwse arts en alchemist Paracelsus die oud-Griekse gedachte oppakte en voortzette: hij zag de ‘vallende ziekte’ weliswaar ook als een spirituele, en niet als een materiële aandoening, maar was desondanks van mening dat ze fysiek kon worden behandeld. Hij beval een mengsel aan van kamfer, metaalpoeder en ‘eenhoornextract’. In de zestiende eeuw was bekend dat de inname van kamfer juist toevallen veroorzaakte, maar het was Paracelsus ook opgevallen dat epileptici na een toeval kalmeerden. ‘Zijn genie was het dat hij die twee zaken met elkaar in verband bracht; hij vroeg zich af of hij door toevallen met kamfer uit te lokken mensen kon verdoven die in een hevige staat van opwinding verkeerden. Het is het eerste geval van shocktherapie dat is opgetekend.’ Feitelijk, zo maakt Francis duidelijk, is daar de kiem gezaaid van wat later, en na allerlei omwegen, ECT zou worden.

Vlees en leidingwerk

Wat Francis vooral over het voetlicht wil brengen is dat zulke verhalen, maar ook prachtige kunstwerken – zelfs als ze eeuwenoud zijn – nog altijd weerklank vinden in de hedendaagse medische praktijk. Hij noemt de studie van de gezichtsuitdrukkingen door Leonardo da Vinci als voorbeeld, of bepaalde verhalen uit het Oude Testament. ‘Nee’, geeft hij onmiddellijk toe, ‘het is allemaal geen need to know’. Maar uitsluitend nice to know is het ook niet helemaal: ‘Ik geloof dat het belangrijk is te weten hoe er vroeger, in andere culturen, in de kunst werd en wordt gedacht over onze sterfelijkheid, over wat ziek-zijn is, over de verschillende betekenissen van gezondheid en genezing. Of dat betere dokters oplevert? Ik weet het niet. Maar misschien dat je die kennis wel meer voldoening geeft als arts. Het risico bestaat nu dat de medische professie zich steeds meer in een ivoren toren van klinisch-technologische geneeskunde opsluit. Als huisarts staat dat ver van mij af. Elke dag weer ervaar ik dat mijn rol in wezen niet is veranderd gedurende de laatste eeuwen: ik ben net als mijn voorgangers nog steeds getuige van iemands persoonlijke leed en verlicht het waar mogelijk.’

Cultuur staat bovendien niet stil, maar verandert, zegt Francis, en de manier waarop mensen – dus ook artsen – tegen het lichaam aankijken verandert mee. ‘Sinds Descartes zijn we geneigd te geloven dat we vanaf ons hoofd naar onze voeten alleen maar uit vlees en leidingwerk bestaan. Maar de westerse kijk wijzigt geleidelijk. Het lichaam als een machine maakt plaats voor het idee dat ziekten ook een mentale of emotionele component hebben.’ Freud was in dat opzicht een voorloper. ‘Hij zei al dat elke arts, vaak zonder het te beseffen, aan psychotherapie doet.’ Francis is het er hartgrondig mee eens.


Dunne huid

Zoeken naar de juiste balans tussen empathie en compassie is daarbij essen-tieel, vindt hij. Ook hier valt te profiteren van een speurtocht in de (oude) literatuur. Francis: ‘De oude christelijke deugd van compassie helpt ons niet in de geneeskunde. Die leidt tot een dunne huid en tot sentimentaliteit. Je bent dan minder effectief als arts. Ik heb het zien gebeuren. Maar het tegendeel is, denk ik, nog erger: a doctor who couldn’t care less. Mijn regel is: je moet je het lijden van je patiënten kunnen voorstellen, maar je er niet mee identificeren. Dat komt veel meer overeen met het oude, Griekse idee van hoe je moet omgaan met je patiënten.’ Hij zegt het de Britse schrijfster Hillary Mantel graag na dat verpleegkundigen en artsen een elite vormen die zichzelf, om te kunnen doorpakken, selecteert op basis van ‘voldoende ongevoeligheid’.

Allemaal inzichten die des te relevanter zijn als je een bont gezelschap van patiënten in je praktijk hebt. Zoals Gavin Francis. ‘Ik zie Arabieren, mensen uit Bangladesh, uit Pakistan, Grieken, Italianen , Polen. Er zijn enorme verschillen in de manier waarop klachten worden gepresenteerd door patiënten uit de Pakistaanse gemeenschap versus, zeg, een advocaat uit Londen. Zelfs met culturen die op het eerste gezicht dichter bij mij liggen, bestaan grote verschillen. Zo hebben Poolse vrouwen vaak nogal specifieke wensen op het gebied van hun seksuele gezondheid; ze willen allerlei zalfjes, en jaarlijks een verwijzing naar de gynaecoloog. Sommige patiënten prefereren een paternalistische arts, anderen een meer broederlijke bejegening. Ik vind dat richtlijnen – zeker in de huisartsgeneeskunde – te weinig rekening houden met zulke verschillen en met de consultstijlen van dokters.

Anders gezegd, cultuur doet ertoe. In zijn boek vertelt Francis dat hij in India patiënten zag met vage klachten en ongebruikelijke combinaties van symptomen waar hij en zijn collega’s niets van begrepen. Juist die patiënten bleken in goede handen in een nabijgelegen traditioneel Tibetaans ziekenhuis. Soms snapte hij het idee achter een bepaalde Tibetaanse behandeling, maar meestal was het een raadsel: Francis’ kennis van het menselijk lichaam strookte totaal niet met die van de Tibetanen.

Niet dat hij een groot voorstander is van dit soort alternatieve geneeswijzen – zeker niet als ze zijn losgezongen van hun culturele context. ‘Pas je dergelijke gebruiken toe op een westerling in Edinburgh, dan is er geen enkele link met de cultuur waarin hij is opgegroeid, met zijn visie op de wereld, en zal het dus nooit werken.’


Veel blauw

Genezen, zo weet Francis, is een begrip met vele kanten. Van patiënten die een mastectomie ondergingen, heeft hij bijvoorbeeld geleerd dat genezen ook betekent hoe je omgaat met de verandering van je lichaam: ‘Het is niet alleen herstel van ons inwendige. Maar ook het herstelde contact met de omgeving die ons voedt.’ Hij vertelt over de befaamde Britse schrijver en kunstcriticus John Berger wiens wereld steeds grijzer en saaier werd: hij had cataract. Na de staaroperatie, beleefde Berger iets wat nog het meest op een wedergeboorte leek. ‘Hij vertelde mij dat hij de wereld weer als nieuw zag, als ongerept. In een boekje dat hij daarover schreef, vergelijkt hij staar met vergetelheid. Na de succesvolle ingreep ging hij als het ware weer terug naar de eerste kleuren die hij als kind zag. Wit was zuiverder; zwart was zwaarder. En hij zag blauw, veel blauw, ook in kleuren als magenta, grijs en groen. Tot dan toe was het afgebogen door de ongerechtigheden in de lens.’ Het is het soort verhalen dat in zijn achterhoofd zit als hij weer eens een patiënt met cataract onderzoekt. ‘Zoals ook al die andere verhalen en ervaringen steeds weer meeresoneren met de patiënten die ik zie.’


Gavin Francis

Gavin Francis (1975) studeerde geneeskunde aan de universiteit van Edinburgh en werkt als huisarts in die stad. Na zijn studie reisde hij tien jaar lang over de wereld, bezocht alle continenten en werkte in verschillende geneeskundige disciplines.

Zijn reiservaringen legde hij vast in twee boeken: True North:Travels in Arctic Europe (2008) en Empire Antarctica (2012), dat Scottish Book of the Year werd.

Francis schrijft regelmatig voor The Guardian, The London Review of Books, en The New York Review of Books.

Hij is getrouwd en heeft drie kinderen: twee meisjes van 5 (een tweeling) en een zoontje van 6.

Avonturen in de mens, Gavin Francis, Uitgeverij Nieuwezijds, 262 blz., 19,95 euro.


gavinfrancis.com


Auteur:

Henk Maassen

h.maassen@medischcontact.nl


Download het artikel (PDF)

Beeld: Alamy
Beeld: Alamy
interview geschiedenis
  • Henk Maassen

    Henk Maassen is sinds 1999 journalist bij Medisch Contact, met speciale belangstelling voor psychiatrie en neurowetenschappen, sociale geneeskunde en economie van de gezondheidszorg. Hij stelt wekelijks de Media & Cultuur-pagina’s samen.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.