Laatste nieuws
Uitspraak tuchtcollege

MC 41 - Een heel korte behandelrelatie

Plaats een reactie

Pas op als u op een onbewaakt ogenblik even een receptje uitschrijft voor een goede kennis. Of als u als vriendendienst die persoon een uitsluitend op recept verkrijgbaar medicijn verstuurt. Er ontstaat dan - hoe kort ook - een behandelrelatie waarover bijvoorbeeld het beroepsgeheim zich uitstrekt. Dat ondervond de psychiater in onderstaande zaak, die de vrouwelijke helft van een bevriend echtpaar met enige moeite Prozac liet bezorgen. Toen dit echtpaar later in scheiding lag en de psychiater blijkbaar partij voor de man had gekozen, stelde hij een voor de vrouw zeer belastende verklaring op die hij - naïef dan wel suggestief - ondertekende met ‘psychiater’. Hij openbaarde in dat pseudo-psychiatrische rapport zijn bemoeienis met het verstrekken van de Prozac en maakte zich volgens het tuchtcollege daardoor schuldig aan schending van het beroepsgeheim.


Overigens had de psychiater ook wel iets eerder kunnen aangeven dat de zittingsdatum hem niet zo goed uitkwam. Het verzuim van zowel de psychiater als de raadsman, is daarom weinig fraai te noemen.



B.V.M. Crul, arts


mr. W.P. Rijksen



Uitspraak Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam d.d. 31 mei 2005



Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 6 april 2004 binnengekomen klacht van: A, wonende te B, C, klaagster, tegen D, psychiater, wonende te E, verweerder.



1. Het verloop van de procedure


Het college heeft kennisgenomen van: het klaagschrift met bijlage, het verweerschrift, de repliek, de dupliek, de faxbrieven van 31 maart 2005 en 4 april 2005 van mr. F, advocaat te G, raadsman van verweerder, aan het secretariaat van het college, de correspondentie betreffende het vooronderzoek.


Partijen hebben geen gebruik -gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.



De klacht is ter openbare terechtzitting van 5 april 2005 behandeld.


Klaagster was aanwezig. Bij voormelde faxbrief van 31 maart 2005 heeft de raadsman van verweerder meegedeeld dat verweerder wegens een congres in het buitenland niet aanwezig zou zijn ter terechtzitting, waarbij hij heeft verzocht de zitting uit te stellen. Het secretariaat van het college heeft in antwoord daarop meegedeeld dat, gelet op het late tijdstip van het verzoek, daaraan geen gehoor kon worden gegeven. Daarop heeft de raadsman bij voormelde faxbrief van 4 april 2005 meegedeeld dat noch verweerder noch hijzelf ter terechtzitting aanwezig zou zijn.



2. De feiten


Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden, kan van het volgende worden uitgegaan:



Verweerder heeft op verzoek van de ex-echtgenoot van klaagster een verklaring opgesteld die als getuigenverklaring is gebruikt in de echtscheidingsprocedure - in C - waarin klaagster en haar ex-echtgenoot vanaf de zomer 2000 verwikkeld waren. Verweerder heeft deze verklaring ondertekend met: ‘D, psychiater’. De verklaring houdt - voorzover hier van belang - in:



‘Enkele weken voor haar vertrek uit H belde A mij op met het verzoek om een recept antidepressiva, Prozac, te regelen en naar haar te versturen omdat ze - mede op aanraden van de door haar in I geconsulteerde psychiater - verwachtte daar baat bij te zullen vinden. In H was dit geneesmiddel niet verkrijgbaar en waarom de I-psychiater het middel niet had voorgeschreven, herinner ik mij niet meer. Het kostte me behoorlijk wat moeite om het geneesmiddel aangetekend en al het land uit te krijgen. Uiteindelijk lukte het me, helaas pas nadat A reeds was teruggekeerd naar C. Over deze door mij gemaakte kosten (geneesmiddel en internationale verzending) heb ik geen geluid gehoord van A. (...)



Een derde punt is het alcoholgebruik. Ik ken J als iemand die bij vlagen veel kan drinken maar die zich evengoed weet te beheersen. In die zin beschouw ik zijn drankgebruik, al of niet terecht, vergelijkbaar met het mijne. Bij A was er meer sprake van dagelijkse routine, een zucht naar drank die vanaf het moment van het koken tot aan het eind van de avond bleef bestaan.


Als vierde punt kunnen de vasthoudendheid en het onvermogen om iets te vergeven worden genoemd. (...)


Ten slotte is de neiging van A om het materiële te stellen boven het contactuele een eigenschap (...) naar mijn overtuiging uit de hand gelopen na het overlijden van A’s vader.’



3. Het standpunt van klaagster en de klacht


De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder door de verklaring te ondertekenen als psychiater zijn beroepsgeheim heeft geschonden, nu hij niet haar toestemming had publiek te maken dat hij haar het betreffende geneesmiddel heeft bezorgd. Voorts heeft verweerder door de verklaring op te stellen zoals hij heeft gedaan en te ondertekenen in zijn hoedanigheid van psychiater daaraan extra gewicht gegeven, met als gevolg dat de verklaring, bedoeld om een rol te spelen in de echtscheidingsprocedure, daarmee een wetenschappelijk tintje kreeg.



4. Het standpunt van verweerder


Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat klaagster niet ontvankelijk is in haar klacht nu tussen hem en klaagster nimmer een behandelrelatie heeft bestaan.


Inhoudelijk voert hij aan dat hij de verklaring heeft geschreven als vriend van het echtpaar en uit gewoonte zijn titel heeft gebruikt, maar daarmee niet de indruk heeft willen wekken een psychiatrisch oordeel over klaagster te geven. Volgens hem is van schending van enige zwijgplicht geen sprake nu hij het geneesmiddel heeft verstrekt, niet voorgeschreven aldus verweerder, bij wijze van vriendendienst. Bovendien heeft hij de passages over het antidepressivum slechts opgenomen om aan te geven dat klaagster het met financiële zaken niet zo nauw neemt.



5. De overwegingen van het college


Anders dan verweerder is het college van oordeel dat, ook indien verweerder slechts bij wijze van vriendendienst het geneesmiddel aan klaagster heeft doen toekomen (al dan niet via uitschrijven van een recept), vaststaat dat hij het uitsluitend op recept verkrijgbare geneesmiddel aan haar heeft doen bezorgen, zodat er, hoe kort ook, een moment van behandelrelatie tussen partijen heeft bestaan en dat daarmee sprake is geweest van handelen in het kader van individuele gezondheidszorg. Dit heeft niet alleen tot gevolg dat het beroep op niet ontvankelijkheid van verweerder wordt verworpen, maar tevens dat verweerders beroepsgeheim zich over dit handelen uitstrekt. Nu verweerder vervolgens in een door hem als psychiater ondertekende verklaring, waarvan hij wist dat die zou worden overgelegd in de echtscheidingsprocedure waarin klaagster was verwikkeld, over deze geneesmiddelenverstrekking mededelingen heeft gedaan, wat daarvan de achtergrond overigens ook moge zijn, heeft hij zijn beroepsgeheim geschonden.



Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.


Met betrekking tot het klachtonderdeel dat verweerder door te ondertekenen als psychiater aan de verklaring een wetenschappelijk tintje heeft gegeven, wordt vooropgesteld dat de verklaring noch qua opzet noch qua inhoud kan worden gekwalificeerd als psychiatrisch rapport, omdat deze verklaring is opgesteld zonder voorafgaand onderzoek van klaagster en ook overigens niet voldoet aan de minimale eisen waaraan een dergelijk rapport dient te voldoen. Het college is evenwel met klaagster van oordeel dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld door in die verklaring, wetende waarvoor hij zal worden gebruikt, zonder psychiatrisch onderzoek (negatieve) oordelen te geven over haar karakter en die verklaring te ondertekenen in zijn hoedanigheid van psychiater. Ook dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.



De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge art. 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klaagster had behoren te betrachten.



De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.



Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.



6. De beslissing.


Het Regionaal Tuchtcollege



waarschuwt verweerder.



Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG geheel in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan de tijdschriften Medisch Contact en het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht ter bekendmaking zal worden aangeboden.


Aldus gewezen op 5 april 2005 door mr. M.Y.C. Poelmann, voorzitter, R. Vogelenzang, M. Bakker en dr. T. Kuipers, leden-arts, mr. L.A.M. van den Berg, lid-jurist, mr. A.M.J.A. Kroeze, secretaris, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 31 mei 2005 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

Klik hier voor de volledige tekst van deze uitspraak

antidepressiva beroepsgeheim
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.