Laatste nieuws
Marjolein Berger
6 minuten leestijd
huisartsgeneeskunde

Huisarts kan meer doen bij kanker

Plaats een reactie

opinie

Financiers gezocht voor broodnodig eerstelijnsonderzoek

Huisartsen kunnen een belangrijke rol spelen bij de zorg voor het groeiend aantal kankerpatiënten. Maar dan zijn er wel bruikbare studieresultaten nodig. Fondsen zouden een deel van hun geld moeten reserveren voor een nationaal onderzoeksprogramma in de eerste lijn.

Wat kan de eerste lijn bijdragen aan de verbetering van de oncologische zorg in Nederland? Om die vraag te beantwoorden, gaan de universitaire afdelingen huisartsgeneeskunde hun krachten bundelen in een onderzoeksconsortium. Het Interfacultair Overleg Huisartsgeneeskunde (IOH) heeft al een onderzoeksagenda gemaakt.

Met deze plannen borduren de afdelingen voort op verschillende recente adviezen en rapporten. In een advies van de Gezondheidsraad (GR) uit 2007 en de richtlijn Herstel na Kanker uit 2010 wordt gewezen op het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing van sommige aanbevelingen in het huidige controle- en nazorgbeleid.1 2 In het rapport ‘Nazorg bij kanker, de rol van de eerste lijn’ uit 2011 pleit KWF Kankerbestrijding voor een grotere rol van huisartsen bij de nazorg voor (ex-)kanker-patiënten.3 Hun aantal neemt toe door de vergrijzing en de overleving neemt toe door de verbeterde zorg. Bij onveranderde organisatie zal er een steeds groter beslag worden gelegd op de schaarse specialistische voorzieningen, aldus KWF. Bovendien vraagt de nazorg vooral om effectieve geruststelling en kennis over comorbiditeit, psychosociale problemen en late behandeleffecten; daarvoor is generalistische en longitudinale zorg nodig.

Kennislacunes
De Nederlandse afdelingen huisartsgeneeskunde willen zich echter niet beperken tot de nazorg alleen, maar meedenken over onderbouwing en verbetering van de oncologische zorg in alle fases.4 Zes fases zijn te onderscheiden: preventie, screening, (vroeg)diagnostiek, behandeling, chronische nazorg (inclusief controle, late effecten van behandeling en comorbiditeit) en palliatie/terminale zorg. In al deze fases bestaan nog kennislacunes.

Op het gebied van preventie zou bijvoorbeeld onderzocht kunnen worden of het preventieconsult hart- en vaatziekten door huisartsen kan worden aangevuld met de adviezen van het World Cancer Research Fund en het American Institute of Cancer over preventie van kanker.4-6

Op het gebied van vroegdiagnostiek ligt de grootste uitdaging bij patiënten die zich presenteren met vage klachten. Uit onderzoek van onze Deense collega’s, waarin huisartsengegevens over patiënten met een colorectaal carcinoom werden gekoppeld aan mortaliteitsgegevens, bleek dat het delay bij het stellen van de juiste diagnose gerelateerd is aan verminderde overleving.7 Ter verbetering van vroegdiagnostiek is grootschalig epidemiologisch onderzoek noodzakelijk, niet alleen naar de oorzaken van delay bij patiënten, huisartsen en specialisten, maar ook naar de voorspellende waarden van combinaties van klachten, symptomen, onderzoeksbevindingen, familiaire factoren en voorgeschiedenis (zogenaamde patiëntenprofielen) en daarvoor zijn grote patiëntenbestanden noodzakelijk.

De zorg in de therapeutische fase is grotendeels voorbehouden aan de specialistische geneeskunde, maar toch kunnen ook in deze fase huisartsen een rol spelen. Recent onderzoek laat zien dat vrouwen met een nieuwe diagnose borstkanker twee keer zo vaak de huisarts consulteren als controlevrouwen. Contacten, medicatievoorschriften en verwijzingen waren veelal gerelateerd aan de kanker en betroffen daarnaast veel gastro-intestinale- en psychosociale problematiek.8 9 Deze verhoogde vraag naar huisartsgeneeskundige zorg benadrukt het belang van nauwe samenwerking tussen de eerste lijn en specialisten, ook op het gebied van wetenschappelijk onderzoek.

Daarbij kan de huisarts bij uitstek kankerpatiënten informeren en begeleiden bij de moeilijke keuzes tussen bijvoorbeeld behandel-opties. Deze keuzes kunnen een groot effect hebben op de prognose en kwaliteit van leven.10 In een onderzoek van het NHG en TNS-NIPO van 2011 gaf 89 procent van de Nederlanders aan er behoefte aan te hebben om behandelmogelijkheden met hun huisarts te bespreken. Onderzoek naar de juiste manier om risico’s, welzijn en overleving te bespreken, is hard nodig.

Comorbiditeit
Op het gebied van nazorg moet worden onderzocht wat de rol van de huisarts kan zijn in de shared care, de psychosociale zorg en het herkennen van late effecten van behandeling.11 Comorbiditeit speelt in deze fase een belangrijke rol; bijkomende aandoeningen kunnen invloed hebben op de prognose van de kanker, en de kanker en oncologische behandeling kunnen het beloop van comorbide aandoeningen beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan het effect van cytostatica op de hartspier. De klacht vermoeidheid bij een overlever van borstkanker kan vele, voor deze patiëntengroep specifieke oorzaken hebben. Interpretatie van dergelijke klachten en gebruikte diagnostische hulpmiddelen zullen op waarde moeten worden getoetst.

Onderzoek naar het nut van controles voor vroege detectie van nieuwe manifestaties van kanker is belangrijk om de kosteneffectiviteit van de zorg te blijven waarborgen. Patient empowerment bij revalidatie, herstel en vroege opsporing is in deze fase onontbeerlijk en verdient nader onderzoek.

Op het gebied van palliatieve en terminale zorg zijn de huisartsen en hun onderzoeksinstellingen al zeer actief. Een goed voorbeeld is SCEN (Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland) en de NHG-kaderopleiding palliatieve zorg. Aanbevelingen voor (huisarts)geneeskundig beleid in deze fase zijn mede gebaseerd op onderzoek in de eerste lijn. Het integreren van kennis over en beleid bij palliatieve zorg tussen huisartsen en specialisten blijft daarbij overigens een uitdaging.

Nationaal programma
De tijd is rijp voor gezamenlijke actie. In Engeland sloten de Royal College of General Practitioners en Cancer Research UK al een samenwerkingsovereenkomst om de eerstelijnskankerzorg te versterken.12 Wij nodigen KWF Kankerbestrijding en andere fondsen zoals ZonMw, uit om dit goede voorbeeld te volgen. Als die een deel van hun onderzoeksgelden reserveren voor eerstelijnsonderzoek, kan de handschoen in de eerste lijn worden opgepakt.

De meeste kans van slagen heeft een nationaal onderzoeksprogramma, dat internationaal wordt afgestemd met het Cancer and Primary Care Research International Network (CA-PRI). Met zo’n programma kan de complete oncologische zorg in Nederland een grote stap voorwaarts zetten. Op die manier zijn we niet alleen in staat de te verwachten capaciteitsproblemen het hoofd te bieden, maar kunnen we tevens de zorg voor kankerpatiënten op een kwalitatief hoger niveau brengen.


prof. dr. Henk van Weert,
hoogleraar huisartsgeneeskunde AMC

prof. dr. Marjolein Berger,
hoogleraar huisartsgeneeskunde UMCG

namens het Interfacultair Overleg Huisartsgeneeskunde

 

Correspondentieadres: h.c.vanweert@amc.uva.nl; c.c.: redactie@medischcontact.nl

Geen belangenverstrengeling gemeld.


Zie ook

- Gratis geaccrediteerde MCtv nascholing Herstel na kanker

- Dossier Herstel na kanker


Voetnoten

1. Gezondheidsraad. Nacontrole in de oncologie. Doelen onderscheiden, inhoud onderbouwen. Den Haag: Gezondheidsraad, 2007/10.

2. Richtlijn Herstel na kanker: http://www.oncoline.nl/herstel-na-kanker

3.  Signaleringscommissie Kanker van KWF Kankerbestrijding. Nazorg bij kanker, de rol van de eerste lijn. http://repository.kwfkankerbestrijding.nl/PublishingImages/Nazorgbijkanker202011.pdf

4. World Cancer Research Fund/ American Institute of Cancer. Food, nutrition, physical activity and the prevention of cancer; a global perspective. Washington DC AICR 2007

5. Maassen H. ‘Kanker is een acute ziekte’. Medisch Contact 2011; 66: 2821-3.

6. Romaguera D, Vergnaud AC, Peeters PH, van Gils CH, Chan DS, Ferrari P et al. In concordance with World Cancer Research Fund/American Institute for Cancer. Research guidelines for cancer prevention related to subsequent risk of cancer? Results from the EPIC study. Am J Clin Nutr 2012; 96(1): 150-63.
  
7. Tørring ML, Frydenberg M, Hansen RP, Olesen F, Hamilton W, Vedsted P. Time to diagnosis and mortality in colorectal cancer: a cohort study in primary care. British Journal of Cancer 2011; 104: 934 – 40.

8. Roorda C, de Bock GH, van der Veen WJ, Lindeman A, Jansen L, van der Meer K. Role of the general practitioner during the active breast cancer treatment phase: an analysis of health care use. Support Care Cancer 2012; 20(4): 705-14.

9. Christensen KG, Fenger-Grøn M, Flarup KR, Vedsted P. Use of general practice, diagnostic investigations and hospital services before and after cancer diagnosis. A population-based nationwide registry study of 127,000 incident adult cancer patients. BMC Health Serv Res 2012; 12(1): 224.

10.  Temel JS, Greer JA, Muzikansky A et al. Early Palliative Care for Patients with Metastatic Non–Small-Cell Lung Cancer. N Engl J Med 2010; 363: 733-42.

11. Lewis RA, Neal RD, Williams NH et al. Follow-up of cancer in primary care versus secondary care: systematic review. British Journal of General Practice, 2009; 59, 564, e234-e247.

12. Torjesen I. GPs and charity draw up plan to improve cancer diagnosis in primary care. BMJ 2012; 344: e2756.


<b>Download het artikel (PDF)</b>
kanker huisartsgeneeskunde opinie huisartsen oncologie herstel na kanker onderzoek
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.