Laatste nieuws
6 minuten leestijd
Uitspraak tuchtcollege

MC 46 - Werkingssfeer tuchtnormen niet onbegrensd

Plaats een reactie

Ziet u het voor u? Schipholdirecteur en arts Gerlach Cerfontaine voor het tuchtcollege: de gezondheid van de bewoners van de Haarlemmermeer wordt door de geluidshinder in gevaar gebracht en alles is terug te voeren tot besluiten van de Schipholdirectie, die gelden als handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg.


Als het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg de klaagster N contra het Tweede-Kamerlid en arts Siem Buijs gelijk had gegeven, had zo’n publicitaire stunt kans van slagen kunnen hebben. Gelukkig is het Centraal Tuchtcollege verstandig geweest: het zet de grenzen van de reikwijdte van de tuchtnormen voor u in dit vonnis nog eens goed op een rijtje (zie ook MC 11/2002: 428).


Het lijkt ons verstandig dat het tuchtrecht wordt gebruikt waarvoor het is bedoeld: de individuele patiëntenzorg. Politici, hoofdredacteuren, luchthaven- en ziekenhuisdirecteuren kunnen dan onbedreigd het werk doen waarvoor zij primair zijn aangesteld.



B.V.M. Crul, arts


mr. W.P. Rijksen


Beslissing in de zaak met nummer 2002/205 en 2002/206 van: A, arts, wonende te B, appellant, tevens verweerder in hoger beroep, advocaat: prof. mr. W.R. Kastelein, tegen de vereniging C, gevestigd te D, verweerder in hoger beroep, tevens appellante, advocaat: mr. M.J. de Witte.

1. Verloop van de procedure


De vereniging C - hierna te noemen klaagster - heeft op 21 januari 2002 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen A - hierna te noemen: de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 11 juni 2002 (nr. 2002 H 10) heeft dat


college de klacht afgewezen.


De arts en klaagster zijn van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen en ieder van partijen heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.


De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 mei 2003, waar partijen, bijgestaan door hun advocaten, zijn verschenen.

2. De klacht


De arts is huisarts en Tweede-Kamerlid. Volgens klaagster doet hij uitlatingen die in strijd zijn met het algemeen belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg, want zijn uitlatingen komen neer op het promoten van de standpunten van de tabaksindustrie. De arts zou namelijk tegenstander zijn van verhoging van de tabaksaccijns en tegenstander van het verbod op tabaksreclame. Hij uit zijn mening terzake onder meer in televisieprogramma’s. Klaagster meent dat de uitlatingen van de arts dienen te worden getoetst aan de in de Wet BIG genoemde normen, waarbij het dan met name gaat om de tweede norm: gedragingen in strijd met het algemeen belang gelegen in een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Zij meent dat die toetsing moet leiden tot gegrondverklaring van de klacht en oplegging aan de arts van een maatregel.

3. Het standpunt van de arts


De arts stelt zich primair op het standpunt dat klaagster niet ontvankelijk is in haar klacht. De uitlatingen waarop de klacht ziet, heeft de arts immers gedaan in zijn hoedanigheid van Tweede-Kamerlid voor het E. Zijn handelen als politicus is niet onderworpen aan tuchtrechtspraak op grond van de Wet BIG. Bij de toetsing in het kader van die wet moet het immers gaan om handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, waarbij, volgens de jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, doorslaggevend is of de handelingen op het terrein van de gezondheidszorg rechtstreeks betrekking hebben op een persoon.


Voorts acht de arts klaagster niet-ontvankelijk, omdat haar statutaire doelstelling - het beperken van de schade door roken - onvoldoende is om haar te erkennen als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 onder a. van de Wet BIG.


Meer subsidiair meent de arts dat de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen. Het is onjuist dat hij het roken zou promoten respectievelijk de belangen van de industrie zou uitdragen en op die grond tegen een reclameverbod zou zijn. In zijn uitlatingen heeft hij het standpunt van het E weergegeven. Het E staat vergaande maatregelen tegen het roken voor.

4. De beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft, klaagster ontvankelijk oordelend, de klacht afgewezen. Het heeft daartoe overwogen dat niet kan worden gezegd dat de arts door zijn uitlatingen heeft gehandeld in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg, omdat uit zijn woorden niet de conclusie kan worden getrokken dat hij de belangen van de tabaksindustrie heeft ‘gepromoot’.



5. De standpunten in hoger beroep


Beide partijen hebben in hoger beroep hun in eerste instantie ingenomen standpunt herhaald.


De arts is daarenboven van mening dat, ook al zou uit zijn woorden de conclusie kunnen worden getrokken dat hij de belangen van de tabaksindustrie heeft ‘gepromoot’, hij hierin als politicus geheel vrij is, ook al is hij als arts geregistreerd in het BIG-register.

6. Beoordeling van het hoger beroep


6.1. De arts is sedert 1 mei 1998 niet meer als huisarts werkzaam. Hij is inmiddels uitgeschreven uit het huisartsenregister. Hij is op geen enkele wijze meer als arts bij de individuele gezondheidszorg betrokken.


De arts is politicus, in het bijzonder lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal.


Hij heeft namens de fractie van het E inzake de Tabakswet het woord gevoerd. Rondom de behandeling van deze wet in de Tweede Kamer is veel publiciteit geweest. De arts heeft ook in het openbaar namens het E uitgelegd waarom het E, tezamen met de F, tegen de Tabakswet heeft gestemd.

6.2. De begripsomschrijving van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg in artikel 1 van de Wet BIG doet onder handelingen op het gebied van de geneeskunst (lid 2) verstaan:


a. alle verrichtingen - het onderzoeken en het geven van raad daaronder begre-pen - rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen, dan wel verloskundige bijstand te verlenen;


b. het bij een persoon afnemen van bloed of wegnemen van weefsel voor andere doeleinden dan die bedoeld onder a;


c. het wegnemen van weefsel bij een overledene en het verrichten van sectie.

Naast deze in het tweede lid van artikel 1 van de Wet BIG omschreven handelingen, worden onder handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg verstaan (lid 1): alle andere verrichtingen - het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen - rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende diens gezondheid te bevorderen of te bewaken.


Artikel 47, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wet BIG houdt, voorzover hier van belang, in:


1. Degene die in een der in het tweede lid vermelde hoedanigheden in een register ingeschreven staat, is onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van:


 a. enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij in die hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van:


 ten eerste degene met betrekking tot wiens gezondheidstoestand hij bijstand verleent of zijn bijstand is ingeroepen;


 ten tweede degene die in nood verkerende, bijstand met betrekking tot zijn gezondheidstoestand behoeft;


 ten derde de naaste betrekkingen van de onder 1. en 2. bedoelde personen;


 b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in die hoedanigheid in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg.


Het tweede lid van dit artikel bepaalt:


2. De in het eerste lid bedoelde hoedanigheden zijn die van: arts, tandarts,


apotheker, gezondheidszorgpsycholoog,  psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige, verpleegkundige.

6.3. De taken, werkzaamheden en uitlatingen van een politicus vallen in beginsel noch onder de omschrijving van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg noch onder de werkingssfeer van de tuchtnormen. In deze zaak zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd of gebleken die tot een ander oordeel nopen. Dat de politicus A ook arts is, doet aan het vorenstaande niet af.

7. De conclusie moet zijn dat klaagster niet kan worden ontvangen in haar klacht. De andere verweren behoeven dus geen verdere bespreking.
Het Centraal Tuchtcollege bepaalt om redenen aan het algemeen belang ontleend dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden gepubliceerd.

8. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep,

en opnieuw rechtdoende:

verklaart klaagster niet ontvankelijk;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven in Raadkamer door mr. K.E. Mollema, voorzitter; mr. A.H.A. Scholten, mr. P.M. Brilman, leden-juristen; F.M.M. van Exter, dr. J.H. Hulshof, leden-beroepsgenoten; mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 27 augustus 2003 door mr. H. Uhlenbeck-Lagerweij, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.