Zuyderland moet concurrerende orthopedisch chirurg ruim 70 mille betalen

Het medisch-specialistisch bedrijf (msb) van het Zuyderland Medisch Centrum moet een orthopedisch chirurg ruim 72 duizend euro betalen. Volgens de rechter was er in juli 2017 geen dringende reden om de ledenovereenkomst met de orthopedisch chirurg met onmiddellijke ingang op te zeggen. De reden voor die opzegging was dat hij bezig was met het oprichten van een eigen zelfstandig behandelcentrum (zbc) dat zou gaan concurreren met het Zuyderland.

Wat de rechter van Rechtbank Limburg betreft was de opzegging van de ledenovereenkomst, die het msb en de orthopedisch chirurg in december 2014 aangingen, wél terecht. Hij was immers bezig met het oprichten van een eigen zbc op het gebied van knie- en heupaandoeningen en dat was concurrerend met het aanbod binnen het Zuyderland. Volgens de rechter overschreed hij daarmee de concurrentieafspraken, ook al was er op dat moment alleen nog maar sprake van voorbereidende handelingen en werd er nog geen zorg geleverd.

Toch had het msb de overeenkomst met de orthopedisch chirurg niet met onmiddellijke ingang mogen opzeggen. Volgens de rechter is het niet duidelijk waarom de argumenten die het msb destijds gebruikte dat wél zouden rechtvaardigen. Die argumenten waren wat de rechter betreft weinig concreet. Het enige concrete argument was dat de orthopedisch chirurg – die ook gelijk de toegang tot het ziekenhuis werd ontzegd – patiënten en personeel zou kunnen ‘ronselen’ als hij aan zou blijven tot na de opzegtermijn.

De rechter vindt dat het msb met de opzegging te weinig rekening heeft gehouden met het onmiddellijke inkomensverlies van de orthopedisch chirurg. Gedurende de opzegtermijn van zes maanden zou hij nog 114 duizend euro hebben verdiend. Maar de rechter oordeelt dat het msb hem 72 duizend euro plus rente moet betalen, omdat hij tussen oktober en december 2017 42 duizend euro verdiende met werkzaamheden bij Acibadem.

De orthopedisch chirurg eiste ruim 444 duizend euro, een bedrag dat – naast de gederfde inkomsten – voor het grootste deel bestaat uit goodwill. Maar de rechter vindt dat hij geen recht heeft op een goodwillvergoeding, omdat hij handelde in strijd met de concurrentieafspraken.