Inspectie legt voor verkrachting veroordeelde huisarts beroepsverbod op

Eerder veroordeelde de rechtbank een huisarts tot een gevangenisstraf en beroepsverbod vanwege verkrachting van patiënten. Omdat het hoger beroep in die zaak nog loopt, kon hij blijven werken. Nu heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) de huisarts alsnog gedwongen zijn beroep onmiddellijk neer te leggen.

De inspectie heeft een huisarts uit België die praktijkhouder is in Brunssum met onmiddellijke ingang een beroepsverbod opgelegd. Uit onderzoek door de IGJ blijkt ‘dat de gedragingen van zorgverlener hebben geleid tot ernstige benadeling van de gezondheid van personen of een aanmerkelijke kans daarop’. Een woordvoerder laat desgevraagd weten dat de IGJ het onderzoek is gestart naar aanleiding van één melding over recente ‘gedragingen’. Binnen acht weken moet de IGJ een klacht bij het tuchtcollege indienen. In afwachting van een tuchtuitspraak geldt het beroepsverbod.

Verkrachting

Waarom de IGJ nu pas tegen de arts optreedt, wil de woordvoerder niet zeggen. Los van de recente melding die tot het onmiddellijke beroepsverbod leidde, is al vijf keer aangifte tegen de huisarts gedaan van een zedendelict. In oktober achtte de rechtbank in Limburg de huisarts al schuldig aan verkrachting van drie vrouwelijke patiënten. De ten laste gelegde feiten – die de huisarts ontkent – speelden zich af in de periode tussen 2016 en 2019. De rechtbank legde de huisarts een gevangenisstraf van drie jaar en een beroepsverbod voor vijf jaar op. Zowel de huisarts als het Openbaar Ministerie (OM) gingen tegen de uitspraak in beroep. Dat loopt nog. Daarom kon hij tot op heden als huisarts blijven werken. Ook heeft het OM in Limburg een nieuwe – vijfde – aangifte tegen de huisarts in onderzoek. Ook die aangifte gaat over een zedendelict dat meerdere jaren geleden plaatsvond. Daarnaast werd de huisarts in 2017 door een vormfout vrijgesproken na een eerste aangifte van een zedendelict.

Tuchtklacht

Daar komt nog bij dat het Regionaal Tuchtcollege Den Bosch naar verwachting deze week al een uitspraak publiceert naar aanleiding van een klacht van een patiënt tegen deze huisarts. De IGJ-woordvoerder wil niet reageren op de vraag of de inspectie van deze zaak op de hoogte was, waarom de IGJ zich niet als partij bij deze zaak heeft aangesloten en waarom vlak voor de publicatie van de uitspraak alsnog een beroepsverbod is opgelegd.

Volgens voormalig forensisch arts Ingrid Henssen had de IGJ eerder en anders moeten optreden. Henssen heeft in 2022 als niet direct betrokkene – ze kent de huisarts niet persoonlijk, noch de slachtoffers – ook een tuchtklacht tegen de huisarts ingediend, omdat ze een oordeel over de patiëntveiligheid wenste. ‘Die klacht heb ik weer ingetrokken, omdat ik volgens het tuchtcollege niet-ontvankelijk was als klager. Dat had ik ook verwacht, maar ik heb de klacht ingediend met de intentie dat de zaak alsnog werd opgepakt vanwege het algemeen belang.’ Dat dat niet is gebeurd, betreurt Henssen. ‘Als de inspectie eerder in actie was gekomen, hem beter had begeleid, dan had het zesde slachtoffer mogelijk voorkomen kunnen worden.’

Zonder huisarts

Door het onmiddellijke beroepsverbod zitten de patiënten nu zonder huisarts. Op de website van de praktijk staat: ‘Op dit moment wordt er hard gewerkt aan het zoeken naar een vervangende huisarts en/of andere oplossingen om de zorg naar u te kunnen verlenen.’

Het is de derde keer dat de IGJ naar een last tot onmiddellijke onthouding van de beroepsactiviteiten (LOOB) grijpt. Hierbij publiceert de inspectie ook de naam en woonplaats van de zorgverlener. In de twee eerdere zaken heeft een regionaal tuchtcollege het beroepsverbod inmiddels bekrachtigd. Eén van die twee betrof ook een arts.