Laatste nieuws
opleiden

Van opleidingsgeschillen valt veel te leren

(Maar de drempel om ze te bespreken is veel te hoog)

2 reacties
Getty Images
Getty Images

In de medische vervolgopleidingen komen ­op­­leidingsgeschillen geregeld voor en worden ­ervaren als ingewikkeld en tijdrovend. Begrijpelijk, maar we kunnen van die geschillen ook leren en het opleidingsklimaat ermee verbeteren. Drie waargebeurde geschillen laten zien hoe.

Rafael is aios radiologie. Hij kan zelden een ­supervisor bereid vinden om zijn X-thoraxverslagen te accorderen. Hij is ook nog geen ster in het beoordelen van deze foto’s: zijn thoraxstage viel ­tijdens het introblok van de opleiding en duurde daardoor maar elf dagen in plaats van de zes weken die ervoor stonden. Bovendien was er in de tweede stage ook maar weinig mogelijkheid om hiermee gesuperviseerde ervaring op te doen omdat hij veel nachtdiensten had.

Debbie is aios dermatologie, heeft moeite met hoofd- en bijzaken, brieven schrijven en timemanagement. Ze ligt niet goed in de assistentengroep en ook de supervisors vinden haar chaotisch omdat ze ruis in de communicatie zou veroorzaken. Haar stagebeoordelingen zijn goed, maar volgens de opleider klagen collega’s al haar hele opleiding over haar functioneren; de opleider hield dit bij in een schaduwdossier zonder dat Debbie dat wist.

Charles is laatstejaarsaios chirurgie en heeft moeite met colorectale ingrepen. ‘Eenvoudige’ ingrepen zijn er helaas in de academie waar hij werkt haast niet. Zijn opleider spreekt af dat hij hiervoor twee dagen per week naar een perifeer ziekenhuis mag. Hij krijgt dan voorrang op de aiossen daar, volgens de opleider. Charles gaat er elfmaal heen, maar opereert slechts driemaal, waardoor zijn vaardigheid onvoldoende blijft.

De namen van deze aiossen zijn gefingeerd, maar hun opleidingsgeschillen zijn daadwerkelijk beschreven in uitspraken van de landelijke RGS geschillencommissie. Bij alle aiossen werd voorkomen dat hun opleiding eindigde. Hoeveel aiossen er wél gedwongen hun opleidingen staken is onbekend. Wat we wel weten is dat de geschillencommissie zo’n 40 procent van de aiossen het recht toekende om de opleiding voort te zetten in een andere instelling.

Niet alle conflicten en geschillen op de werkvloer zijn duidelijk zichtbaar. De genoemde opleidingsgeschillen wel, want daar heeft de geschillencommissie een uitspraak over gedaan. En daardoor zijn ze geschikt om van te leren. Ze bieden informatie over conflicterende belangen in opleidingstijd. En conflicterende belangen zijn er genoeg in een complexe, veeleisende en hiërarchische ziekenhuisomgeving.

Rolmodellen

De supervisors van Rafael onttrokken zich aan de supervisie van een aios die een specifieke vaardigheid nog niet helemaal onder de knie had. Debbies opleider besprak verbeterpunten niet met haarzelf, maar rapporteerde in plaats daarvan in een schaduwdossier, met input van super­visors die hun ontevredenheid over Debbie evenmin rechtstreeks met haar bespraken. Charles kreeg wel de gelegenheid om vaardigheden te praktiseren die hij nog onvoldoende beheerste, maar veel te summier.

Uit deze opleidingsgeschillen blijkt dat de betrokken supervisors het vermeden om de tekortkomingen van aiossen te signaleren, bespreken en op te lossen. Ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het opleiden van een aios met een vaardigheidstekort ontbrak. Rafael, Debbie en Charles staan hierin helaas niet alleen: uit onderzoek blijkt dat medisch specialisten als leden van een opleidingsgroep structureel tekortschieten wat betreft het geven van onderlinge feedback en constructieve conflict­hantering. Tijdens opleidingsvergaderingen werden fouten, misverstanden en conflicten op een weinig constructieve manier besproken. Dat is jammer, want conflict hanterende vaardigheden blijken binnen het onderwijs gemakkelijk aan te leren en hebben gunstige effecten op de ontwikkeling van opleidelingen en teamwork.

Supervisors zouden dus betere rolmodellen voor artsen moeten zijn in dit opzicht. Zij kunnen aiossen begeleiden in het omgaan met conflicterende belangen, en daarbij tevens hun eigen rol en belang verhelderen. Aiossen ­kunnen hiervan leren, mits de supervisors transparant omgaan met verschillen van inzicht, zij conflicten zien als kansen voor ontwikkeling én zij open communiceren over hoe zij zelf met conflicten omgaan.

Ook de centrale opleidingscommissies (COC) moeten leren van opleidingsgeschillen (zie kader). Zij dienen immers een systeem te onderhouden voor melding en behandeling van geschillen tussen aiossen en hun opleiders. Zij zouden opleidingsgeschillen kunnen evalueren zonder aanzien des persoons, vergelijkbaar met de manier waarop ziekenhuizen leren van incidentmeldingen: zonder ‘naming, shaming en blaming’, onbevooroordeeld onderzoeken hoe het opleiden in de toekomst beter kan.

Supervisors zouden betere rolmodellen voor artsen moeten zijn

In gesprek

Hoe belangrijk ook, de meldingsbereidheid is vaak niet groot. Aiossen en opleidingsgroepen zijn sterk afhankelijk van elkaar zowel voor patiëntenzorg als voor onderwijs. Maar juist die onderlinge afhankelijkheid verhoogt de drempel voor het bespreken van conflicterende belangen.

Een lage meldingsfrequentie kan betekenen dat de meldcultuur binnen de instelling niet op orde is. De mate van meldingsbereidheid van (opleidings)geschillen is dan als het ware een indirecte thermometer voor de patiënt- en medewerkersveiligheidscultuur voor het opleiden op de werkvloer!

De drempel voor het bespreken van geschillen moet dus omlaag – in opleidingsgroepen, COC’s en zelfs binnen de visitatiesystematiek via de RGS. COC’s kunnen dit doen door formele en informele bemiddeling, en door teamwork en conflicthantering skills onder de supervisors van opleidingsgroepen te bevorderen (zie kader). Uitgangspunt is dat men eerst onderling in gesprek gaat om een geschil op te lossen. Hoe zo’n gesprek gaat kan worden beschreven in een script en op de werkvloer ­worden geoefend, bijvoorbeeld in rollenspelen. Geschillen kunnen bijvoorbeeld een meningsverschil betreffen over een medisch-inhoudelijke beslissing, een interpersoonlijk conflict of onvrede over het functioneren van een collega, zoals een aios, staflid of verpleegkundige. Wat daarbij kan helpen is een vaste procedure, als volgt:

  • Collega’s kunnen hun frustratie over het gedrag van een ander uiten door tegen betreffende collega te ­zeggen waar zij behoefte aan hebben en die collega te verzoeken om het gedrag aan te passen.
  • De collega die dat verzoek krijgt kan daar instemmend of afwijzend op reageren, dan wel een alternatief bieden.
  • Komen zij er samen niet uit, dan wijzen zij in consensus een andere ­collega aan als bemiddelaar.

Als zo’n proces eenmaal is ingebed, onder aiossen, supervisors en opleiders, dan zullen collega’s elkaar wellicht meer aanspreken en houden aan beloftes en normen binnen de instelling.

Praat mét de betrokken personen, in plaats van over hen

Als…

Wat zou dit betekenen voor Rafael, Debbie en Charles? Als de supervisor van Rafael met hem zou bespreken dat vaardiger verslaan van de X-thorax de supervisie verkort, waardoor supervisors vaker voor hem beschikbaar kunnen zijn, dan hadden ze samen voor Rafael structurele extra begeleiding kunnen inroosteren. De opleider van Debbie had met haar en de klagende supervisors in gesprek moeten gaan over hoe haar functioneren werd ervaren, aan de hand van concrete voorvallen, open en reflecterend met concrete verbeteracties en beschikbare oplossingen. Natuurlijk horen deze gesprekken ook in het portfolio van de aios thuis, zodat de opleidersgroep vastlegt dat deze een uiterste inspanning levert om de aios de opleiding succesvol te laten afronden. Dat helpt de aios om zijn verbeterpunten zowel mondeling als schriftelijk te vernemen. Dit voorkomt misverstanden en maakt afspraken verifieerbaar. Debbie daarentegen kon niet profiteren van de niet met haar gecommuniceerde verbeterpunten omdat de aantekeningen daarover werden gebruikt als heimelijke bewijslast om haar uit de opleiding te zetten. De opleider van Charles had samen met hem, de colorectaal chirurg en de andere aiossen zijn belang betreffende operatie-expo­sure kunnen bespreken zodat zijn bezoek aan het perifere ziekenhuis kon rekenen op lokaal draagvlak, in plaats van voorrang af te dwingen vanuit autoriteit, mogelijk ten koste van de exposure van andere aiossen.

Het is dus cruciaal om conflicterende belangen laagdrempelig te bespreken, en wel mét de betrokken personen, in plaats van óver hen. Geschillen kunnen zo vroegtijdig – bij voorkeur wanneer ze nog niet te groot en veelomvattend zijn – aan het licht komen, hetgeen reflectie mogelijk maakt op de spanningsvelden binnen de instelling, zonder aanziens des persoons. 

Aanbevolen best practices

De centrale opleidingscommissies moeten:

Professionaliteitsontwikkeling onder superviserende specialisten bevorderen zoals:

- het geven van collegiale feedback;

- het voeren van functioneringsgesprekken met aiossen;

- het constructief bespreken van verschillen van inzicht tussen teamleden;

- bevorderen van conflicthantering- en ­teamworkskills door:

• bij- en nascholing te organiseren en ­faciliteren,

• opleiders op deze kwaliteiten te selecteren

• voorbeeldgedrag aan te moedigen onder aiossen, supervisors, opleiders en COC-­bestuursleden.

Gebruik van instellingsprocedures voor geschilbeslechting bevorderen en transparant zijn over hoe uit geschillen lering wordt getrokken voor de organisatie.

Geschilbeslechtingsprocedures te toetsen en te evalueren naar uitkomsten, aantallen en omstandigheden.

De RGS dient bij visitaties aandacht te geven aan:

- de wijze en criteria waarop opleiders worden geselecteerd,

- hoe de COC onder opleidingsgroepen ­teamwork meet en bevordert,

- de aanwezige geschilbeslechtingsprocedures binnen de instelling en hoe deze worden gebruikt,

- de frequentie en manier waarop de COC zelf in geschillen bemiddelt,

- in hoeverre men in de instelling structureel tracht te leren van (opleidings)geschillen.

auteurs

mr. Judith Godschalx, psychiater/teamleider psychiatrie en medische psychologie Flevo­ziekenhuis voor GGZ Centraal ­Flevoland

prof. dr. Karin Kaasjager, acute internist, hoogleraar acute interne geneeskunde Julius ­Centrum UMCU

dr. Abbey Schepers, chirurg, opleider heelkunde, voorzitter Centrale Opleidings­commissie LUMC

prof. dr. Walther van Mook, internist-intensivist, directeur Academie Medische Vervolgopleiding MUMC+, hoogleraar school of health professions education (SHE), Universiteit Maastricht

De eerste auteur is lid van de geschillencommissie RGS, maar was net als de andere auteurs niet betrokken bij de geschillen genoemd in dit artikel.

contact

jgodschalx@flevoziekenhuis.nl

cc: redactie@medischcontact.nl

Lees ook: download dit artikel (in pdf)
opleiden
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • J.A. Dekker

    Psychiater, Almere

    Geachte collega, heel hartelijk dank voor uw reactie waarin u een link legt tussen het verbeteren van communicatie op de werkvloer in de context van de opleiding en psychotherapeutische vaardigheden in relatie tot het verminderen van opleidingsgeschi...llen en het verbeteren van patiënttevredenheid. Een goede relatie verdraagt een conflict en het doormaken ervan verstevigt de relatie. Dat geldt voor contacten met collega's en patiënten. De auteurs schreven hun bijdrage vanuit de hypothese dat medisch specialisten in opleidingsgroepen wellicht te conflict mijdend zijn en dit onbedoeld intergenerationeel overdragen tijdens het opleiden. De auteurs legden in een eerdere versie van het artikel, net als u, tevens een relatie met psychotherapie. Psychotherapeuten die patiënten empathisch confronteren, met behoud van de relatie, bereiken bijvoorbeeld betere therapeutische effecten dan collega’s die confrontatie uit de weg gaan.[1] Juist in meer confronterende en conflictueuze episodes blijft de therapeut de patiënt de veiligheid en het vertrouwen bieden om disharmonie en onvrede tot een constructieve oplossing te brengen.[2] De meeste artsen worden niet opgeleid tot psychotherapeut. Ze kunnen deze vaardigheid van conflicthantering met behoud van de werkrelatie echter wel verwerven, door simulatietraining, zoals u terecht noemt,[3] en door in hun opleiding te leren van rolmodellen in contactmomenten waarin een conflict of geschil met patiënten, collega’s of supervisoren speelt. Supervisoren - van verschillende specialismen, waaronder de psychiatrie - kunnen rolmodellen zijn van artsen – eventueel in opleiding - wat betreft conflicthantering. Dit kan door zelf een conflict aan te durven gaan, te beslechten door te (her)onderhandelen met behoud van de werkrelatie inclusief het vermogen om hier nadien op te reflecteren, liefst samen met de betrokkenen. Vaardigheden om metalliseren te bevorderen helpen daar vanzelfsprekend bij! Supervisoren kunnen artsen ook bewust begeleiden bij het aangaan en beslechten van conflicten. Gewoonten en gedragingen van supervisoren en leidinggevenden worden (deels onbewust) gekopieerd en doorgegeven aan volgende generaties medisch specialisten.[4] Training ter professionalisering van supervisoren, leidinggevenden en mentoren, in conflicthanterde vaardigheden, die zich deels bevinden binnen het domein van de psychotherapie, kan dit mogelijk doorbreken, danwel verbeteren, wat hoogst waarschijnlijk gunstige effecten heeft die breder zijn dan bevordering van het opleidingsklimaat, onder meer omdat ruimte voor conflict de basis voor teamwork kan verbeteren.

    [1] Moeseneder L, Ribeiro E, Muran JC & Caspar F. Impact of confrontations by therapists on impairment and utilization of the therapeutic alliance. Psychotherapy Research. 2018, doi: 10.1080/10503307.2018.1502897.
    [2] Hafkenscheid A. De therapeutische relatie. Tijdschrift Clientgerichte Psychotherapie. 2013;51(4):314-331.
    [3] Martin A, Weller I, Amsalem D, Duvivier R, Jaarsma D, de Carvalho Filho MA. Co-constructive Patient Simulation: A Learner-Centered Method to Enhance Communication and Reflection Skills. Simulation in Healthcare. 2021;16(6):e129-2135
    [4] Torralba KD, Jose D, Byrne J. Psychological safety, the hidden curriculum, and ambiguity in medicine. Clinical Rheumatology. 2020;39:667-671.

  • M.J. van Hoof

    (kinder- en jeugd)psychiater/bestuurder GGZ-instelling, Leiden

    Zowel in de patiëntencommunicatie als in de onderlinge communicatie tussen collega's al dan niet in opleiding of juist opleider lijkt het nodig verbale en non-verbale communicatie met elkaar in overeenstemming te leren brengen in het moment zelf. Hie...r valt kennelijk nog veel in te verbeteren. Een nuttig model hiervoor lijkt het Co-Constructive Patient Simulation model (Martin, 2022; https://research.rug.nl/en/publications/making-it-real-from-telling-to-showing-sharing-and-doing-in-psych-2; https://research.rug.nl/nl/persons/andrés-martin/publications/) dat internationaal beproefd is. Ook principes vanuit embodied mentalizing (Muller en Ten Kate, 2023) lijken nuttig om toe te passen. Gezien de huidige stand van communicatie met zowel patiënten als onderling lijkt hier nog wel een weg te gaan.... Mogelijk dat vanuit de psychiatrie en met name de psychotherapie hier een voortrekkersrol geboden kan worden in alle opleidingen tot medisch specialist, huisarts en sociaal geneeskundige. Daarmee zouden opleidingsgeschillen verregaand teruggedrongen kunnen worden en patiënten meer tevreden behandeld kunnen worden. Een ideale win-win-win situatie.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.