Van doorhaling naar doorwerken
Plaats een reactieIn MC 28/2011: 1786 schrijven Crul en Van Meersbergen: ‘Een alternatief werkend arts blijkt vrolijk te hebben doorgewerkt nadat haar inschrijving in het BIG-register door het regionaal tuchtcollege met onmiddellijke ingang was doorgehaald.’ In dergelijke zaken geeft het tuchtcollege blijk van het relatieve onvermogen een arts ter verantwoording te roepen als deze (ook) alternatief werkt.
Een regulier werkend arts kan zich bij klachten slechts verdedigen door te verwijzen naar de binnen zijn beroepsgroep geldende normen. Laakbaar gedrag, zoals het op de hierboven wijze stellen van de diagnose ‘schizofrenie’ of het behandelen hiervan met propranolol (?) zou binnen mijn beroepsgroep (huisarts) waarschijnlijk snel tot een klacht leiden.
Een arts die (ook) alternatief werkt, kan zich dergelijk gedrag makkelijker veroorloven. Zo gauw er kritische vragen worden gesteld door een tuchtcollege, blijkt het vrijwel onmogelijk de gedragingen te toetsen aan algemeen aanvaarde richtlijnen – die ontbreken immers in het alternatieve veld.
Je beroepen op alternatieve principes blijkt een ‘vrijhaven’ op te leveren. Een alternatieve arts mag zich bijna onschendbaar wanen – het Centraal Tuchtcollege heeft op deze arts in ieder geval geen vat kunnen krijgen.
Het is niet voor niets dat Crul en Van Meersbergen de redenering in bovengenoemde tuchtzaak ‘opmerkelijk’ vinden. ‘Onbevredigend’ zou ook een typering mogen zijn.
Het lijkt mij wenselijk dat bij dergelijke tuchtzaken de klachten en het verweer worden afgezet tegen wat binnen de medische beroepsgroep als richtlijn geldt. Het is onterecht dat een regulier werkend arts een maatregel opgelegd zou krijgen waar een alternatief werkend arts de dans behendig weet te ontspringen.
Berkhout, juli 2011
J. Sturris, huisarts
- Meer brieven
- Er zijn nog geen reacties