Pluis-/niet-pluisgevoelens zijn meetbaar
1 reactieEr is een korte vragenlijst ontwikkeld waarmee aan het eind van een huisartsconsult is te bepalen of het pluis-/niet-pluisgevoel (PNP) een rol heeft gespeeld in het diagnostisch redeneren.
Het is niet eenvoudig objectief te bepalen of een arts op basis van een pluis-/niet-pluisgevoel heeft besloten een patiënt al dan niet in te sturen. Dat zegt Erik Stolper, huisarts en onderzoeker (universiteiten van Maastricht en Antwerpen). Daarom moest er een gevalideerde vragenlijst komen waarmee dat valt vast te stellen. ‘Maar er is geen gouden standaard. Dus hebben we een aantal vignetten (casussen) gemaakt waarvan we weten dat ze pluis of niet-pluis zijn, of waarbij dat onduidelijk is. Die hebben we voorgelegd aan 49 ervaren huisartsen. Hun antwoorden op de vragenlijst bleken in overeenstemming met de aard van de casussen. De vragenlijst is dus valide.’
Stolper e.a. publiceerden de lijst in BMC Family Practice.
‘Dit is een belangrijke stap voorwaarts’, zegt hij, ‘want nu is systematischer onderzoek naar hoe het pluis-/niet-pluisgevoel het diagnostisch denken van huisartsen beïnvloedt mogelijk.’ Momenteel worden vertalingen van de vragenlijst naar het Frans en Pools gemaakt, want ook buiten Nederland is veel belangstelling voor onderzoek naar ‘gutfeelings’ en ‘skilled intuition’.
Erik Stolper, die al sinds 2005 onderzoek doet naar het fenomeen, en daar ook in dit blad over publiceerde (MC 46\2011: 2815) zegt dat veel nog onbekend is. ‘We weten niet hoe betrouwbaar het gevoel is: wanneer is het terecht, wanneer niet? Is het bij onervaren artsen minder goed ontwikkeld dan bij ervaren artsen? Je zou het verwachten, maar zeker zijn we niet. Mogelijk is contextkennis – alles wat de huisarts van zijn patiënt weet – de belangrijkste factor. We willen ook nagaan welke cues in het verhaal van een patiënt maken dat een arts het gevoel krijgt dat er iets niet klopt. Bijvoorbeeld door casussen te schrijven of video’s te maken met gestandaardiseerde patiënten waarin we bepaalde gegevens manipuleren.’
Huisartsen werken vaak in diagnostisch gezien onzekere situaties, aldus Stolper. De meesten zeggen dat PNP hen helpt beslissingen te nemen. Maar ze verschillen daarin wel: de één verwijst bij onzekerheid eerder dan de ander. ‘Gebruikmaken van PNP is ook een zaak van persoonlijkheid.’
Patroonherkenning
Grondslag voor PNP is kennis: ziektekennis, ervaringskennis en contextkennis. Een bekende theorie veronderstelt dat menselijk denken berust op de interactie van analytische en niet-analytische cognitieve processen. Het niet-analytische proces verloopt snel, onbewust en associatief. Stolper: ‘Het waarschuwt je bijvoorbeeld dat er iets in wat je ziet of ervaart niet klopt; het patroon klopt niet. In hun opleiding zou je aanstaande huisartsen kunnen helpen op een goede manier om te gaan met PNP door hen specifieke diagnostische problemen voor te leggen. Als ze worden aangemoedigd een combinatie van analytisch en niet-analytisch denken te gebruiken, zijn ze beter in staat correcte diagnoses te stellen, vermoeden we. Snelle feedback en reflectie op hun handelen zijn daarbij erg zinvol.’
Lang dacht Stolper dat PNP alleen iets voor huisartsen was. ‘Maar nu weet ik dat ook andere artsen dit fenomeen kennen en gebruiken. Een werkgroep van medisch specialisten uit Nederland en België gaat uitzoeken in hoeverre PNP in het ziekenhuis een rol speelt. In een survey willen we bepalen om welke specialismen het gaat. We denken aan SEH-artsen, kinderartsen, internisten en neurologen. Mogelijk kan de vragenlijst ook daar gebruikt worden.’
Henk Maassen
- Het artikel: BMC Family Practice, doi: 10.1186/1471-2296-14-1
- De vragenlijst is te vinden via http://www.gutfeelings.eu/
Lees ook:
J.T.A. te Gussinklo
internist np, ZWOLLE
Beste Henk,
Misschien vormt mijn recente bijdrage een nuttige aanvulling:
dutchbuttonworks.com/2013/01/niet-pluis/