KNMG-Standpunt Individueel functioneren van artsen
Plaats een reactieOp 5 juli jongstleden heeft het Federatie-bestuur ingestemd met de publicatie van een KNMG-standpunt over de evaluatie van het individuele functioneren van artsen. Dit standpunt is een uitvloeisel van het in 2003 door de KNMG opgestelde Kwaliteitsmanifest.
Uitgangspunt van dit Manifest is dat elke arts zich open en toetsbaar moet opstellen. Dit houdt onder meer in dat hij/zij bereid is tot reguliere gesprekken (...) over zijn/haar functioneren (p. 33). Elders in het Manifest wordt gesteld dat in samenwerkingsverbanden van artsen ruimte moet bestaan voor intercollegiale toetsing, beoordelingsprocedures en evaluatie-gesprekken (p. 25).
Ook wordt in het Kwaliteitsmanifest gesteld dat er tussen collegas over (vermeende) fouten en disfunctioneren moet worden gesproken: Een arts die bemerkt dat een collega niet juist handelt en schade of risicos voor patiënten veroorzaakt, behoort dit bespreekbaar te maken. Het negeren van dergelijke situaties is ongepast (p. 33/34). In het nu gepubliceerde standpunt heeft de KNMG deze onderdelen van het Kwaliteitsmanifest verder uitgewerkt.
Het evalueren van individueel functioneren
Binnen de medische beroepsgroep wordt veel aandacht besteed aan de kwaliteit van de verleende zorg. Dit gebeurt door middel van een breed scala van activiteiten: opleidingseisen, visitatie en andere vormen van intercollegiale toetsing, (her)registratie, richtlijnontwikkeling en dergelijke. Bij deze (vormen van) kwaliteitssystemen komt ook het functioneren van individuele artsen aan de orde, maar de genoemde systemen zijn daar niet primair op gericht. De vraag hoe het functioneren van individuele artsen kan worden getoetst, wordt wel in toenemende mate gesteld, maar een hierop gerichte methodiek is nog niet breed geïmplementeerd. Binnen de medische beroepsgroep kunnen periodieke gesprekken over het individueel functioneren een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van zorg. De KNMG vindt dan ook dat met alle artsen dergelijke evaluatiegesprekken moeten worden gehouden. Naar de mening van de KNMG vormt een dergelijke methodiek een wenselijke en noodzakelijke aanvulling op de reeds bestaande kwaliteitssystemen voor medisch handelen.
Disfunctioneren
Voor collegiale terughoudendheid bij het signaleren en bespreekbaar maken van disfunctioneren is geen plaats. Enerzijds moet het pleidooi om artsen te laten deelnemen aan reguliere evaluatiegesprekken los worden gezien van de problematiek van disfunctioneren, anderzijds bestaan daartussen relaties: hetzij omdat door een periodieke bespreking van het functioneren disfunctioneren wordt voorkomen, hetzij omdat uit die bespreking problemen blijken die tot disfunctioneren kunnen leiden of al hebben geleid. Is er sprake van (serieuze aanwijzingen voor) disfunctioneren, dan dient de situatie met behulp van een zorgvuldige procedure te worden behandeld, en moeten zo nodig maatregelen worden getroffen (ter verbetering of beëindiging van de situatie).
In het door het Federatiebestuur vastgestelde standpunt worden beide hiervoor genoemde onderwerpen nader toegelicht. Bovendien staan in het standpunt tal van suggesties voor de hoofdlijnen van de procedurele en inhoudelijke regeling. Het KNMG-standpunt moet echter worden gezien als een kaderstellende tekst. De uitwerking zal verschillen, afhankelijk van de sector van de gezondheidszorg waarover het gaat.
Op basis van het KNMG-standpunt kunnen andere partijen en organisaties deze uitwerking ter hand nemen.
Meer informatie kunt u verkrijgen bij mr. dr. J. Legemaate, tel. 030 282 3765 of e-mail:
.
- Er zijn nog geen reacties