Laatste nieuws
Andre Schuurmans
4 minuten leestijd
ouderen

Haat en Liefde

Plaats een reactie

Afrika, 1981.


Ondanks een enorme stortregen, was het bloedheet. Die fantastische combinatie van regen, hitte, de bedwelmende geuren van wilde planten vermengd met de walm van inheemse gerechten uit de ziekenhuiskeuken, zo lekker ruikt het maar af en toe op aarde.


Ergens in het zuiden van Afrika, een klein ziekenhuis in een dorp. Een overheidsziekenhuis, niet van de missie, niet van de zending. Dat was een nadeel: de katholieken en de protestanten hadden geld, de heidenen niet. Het was ook een voordeel: als God ergens afwezig was, was het wel daar, je hoefde dus ook niet uit te leggen waarom Hij dit allemaal zo bedoeld had, en dat het hierna allemaal beter zou worden. Op elke afdeling lagen mensen, zowel in als onder de bedden. Veel infectieziektes, verwondingen, en ondervoeding. Een enkel geval van kanker, dat was meer een welvaartziekte van de ouderen, de meeste kwamen daar niet aan toe.



De Dood regeerde met straffe hand. Daar moest ik aan wennen. Op een ochtend vroeg ik een zuster, waar een van mijn patiënten gebleven was. “He passed away”, zei ze. En daarbij keek ze naar boven. Anders had ik het misschien nog niet eens begrepen. De tbc-afdeling floreerde. Er waren wel medicijnen voor tbc, maar die moesten zeer langdurig geslikt worden, en als de patiënt eenmaal uit het ziekenhuis verdween, op een lange voetreis naar zijn dorp, schoot dat er nogal eens bij in.



Op deze warme, vochtige middag wandel ik tussen de tbc-patiënten  door. De meeste zitten buiten onder een afdak naar de regen te kijken. Alles ademt rust. Geen apparatuur die hartslag en bloeddruk registreert, geen beademingsmachines, geen slangen en geen meters. Alleen het hoesten van de patiënten en het geruis van de regen. Een man vlak bij mij hoest heviger dan normaal. Hij kijkt me wanhopig aan. Ik ga naast hem staan, leg een hand op zijn schouder. Het hoesten houdt niet op, er komt nu ook veel bloed en pus mee. Hij kijkt me paniekerig aan. De overige patiënten kijken onverschillig toe, ze zijn dit gewend. Ik nog niet. Dit gaat mis. Hulp halen, flitst door mij heen. Maar er is geen hulp. De anderen kunnen niets, ik kan ook niets. Ik blijf. Ik hurk bij hem neer. Ik pak zijn arm vast, en zeg bemoedigende dingen. In het Nederlands. Die taal kent hij niet. De betekenis dringt niet tot hem door, de toon wel. Ik heb de illusie dat de paniek uit zijn ogen verdwijnt. Hij hoest weer. Voor de laatste keer. De paniek lijkt weg. Terwijl hij sterft, denk ik zelfs een flauwe glimlach in zijn ogen te zien.



Een herinnering aan Afrika, waar de dingen, het leven, de dood, zo anders gaan dan hier. Iedereen zou ooit een tijdje in een ander land moeten leven, in een andere cultuur. Daar leer je meer dan op school. Over sterven, op je eentje, zonder medische voorzieningen, zonder maatschappelijk werkster en pastor, zonder intensive care. Ik was nog jong in die tijd, en de dood van deze man trof me.



Nederland, 2001.


Het valt niet mee om voor Achmed een vrouw te vinden. Hij is Turk, hij is imbeciel, hij woont met diverse broers en zussen bij zijn ouders in een achterstandswijk. Overdag is Achmed in een tehuis voor geestelijk gehandicapten; daar wordt hij liefdevol verzorgd, niet eenvoudig, want hij is soms agressief en onhandelbaar. Maar vaak wordt hij thuis gehouden, zijn familie is niet tevreden over het tehuis, wat moet hij tussen die gekken? Dat is toch discriminatie. Zijn broers laten hem pornofilms kijken. En dan blijkt  duidelijk dat hij een vrouw nodig heeft.



De jaarlijkse reis naar Turkije biedt een oplossing. Een ver familielid voldoet aan de eisen: ze is vrouw en ongehuwd. En ze protesteert niet. Dat kan ook moeilijk, want ze is doofstom. Ze leidt een rustig leven als hulp in de huishouding in een warm gezin. Dat is nu wel over. Ze gaat mee naar Nederland als ideale huwelijkspartner.


Uiteraard is zwangerschap het volgende station. Want wie moet er voor Achmed zorgen als zijn ouders dat niet meer kunnen? Zijn broers niet, die doen dat niet. Het tehuis niet, want dat deugt niet. Dan heb je kinderen nodig. Het leven is af en toe eenvoudig.


Het lukte allemaal niet snel genoeg. En dan komt de dokter in beeld.



Ineens een volle spreekkamer. Achmed, enkele broers, een zus, een vader, een mij onbekende angstig kijkende vrouw. Ik ging er nog van uit dat Achmed braaf elke dag naar zijn tehuis ging. Dan wordt me duidelijk gemaakt, dat daar geen sprake meer van is, hij is nu immers getrouwd. Als ik wat aan de angstige vrouw wil vragen, wordt en passant verteld dat ze niet zo goed hoort. Wat achterdochtig verder vragend kom ik er achter dat ze aangeboren doofstom is. Ik ben wel wat gewend, maar nu word ik toch even van mijn stuk gebracht. Een imbeciele agressieve man met een geestelijk normale doofstomme vrouw? Die ook nog familie is?



En wie vindt er eigenlijk dat ze kinderen moeten krijgen? En wat vindt die vrouw zelf? En wat vindt men in het tehuis hiervan? Als ik voorzichtig mijn twijfels verwoord, is het meteen oorlog. Hij is niks minder dan een ander, en als Nederlanders geen kinderen kunnen krijgen, wordt er van alles gedaan. Er moet nu eindelijk iets gebeuren. Het minste wat ik kan doen is een vitamine-injectie geven. Dat deden de dokters in Turkije ook.


Ik heb tijd nodig, om te denken en te overleggen, met de arts van het tehuis, met collega’s, met de inspectie. De vrouw kan elk moment zwanger raken, als ze het al niet is. Zo al niet van haar man, dan wel van de broers. Maar die tijd heb ik niet.



Ik krijg een onethische maar creatieve gedachte. Hippocrates is ver weg, het tuchtcollege ook, hoop ik.


Ze is niet zwanger. Nee, ze is weer precies op tijd ongesteld geworden, zeggen de broers. Vreemd, dat ze dat weten, denk ik nog, het is hun schoonzus. Ik ga akkoord met de injectie. Zonder vitaminen. Depo-ProveraR staat er op, de prikpil, genoeg progesteron om drie maanden niet zwanger te worden. Een zee van tijd.



Ik zak onderuit in mijn stoel, en staar naar buiten. Een merkwaardige rust daalt over me neer. Ik haat deze mensen. Hoe ben ik zo diep gezonken? Van betrokkenheid en medeleven in Afrika, naar afstand en cynisme in Nederland.



André Schuurmans, huisarts, klinisch farmacoloog


ouderen
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.