Laatste nieuws
C.P. van der Smagt
1 minuut leestijd

Complementaire behandelwijzen (2)

Plaats een reactie

Collega H.P.J.A. Maas refereert aan een Utrechts onderzoek waaruit blijkt dat adenotonsillectomie bij kinderen met frequente infecties van neus, keel en oren niet zinvol is (MC 43/2004: 1672). Zelf had hij al sinds 1958 bij kinderen met vergelijkbare problemen door homeopathische behandeling een KNO-ingreep weten te voorkomen. Hier komt een interessante denkfout aan het licht die men vaak ziet maken door homeopaten en andere alternatieve hulpverleners die het hardnekkige misverstand instandhouden dat alternatieve therapieën werkzaam zijn, zelfs al lukt het maar niet om dit in goed wetenschappelijk onderzoek aan te tonen. Ook toont Maas ongewild aan hoe riskant het is om bij het medisch handelen uitsluitend af te gaan op persoonlijke ervaring of die van leermeesters. 46 jaar lang heeft hij verkouden patiëntjes onderworpen aan een zinloze therapie, want nu blijkt dat met niets doen hetzelfde resultaat wordt bereikt. Dat zijn therapie heel wat onschuldiger was dan die van de KNO-artsen mag misschien voor de homeopathie pleiten, maar brengt het bewijs dat deze methode effectief zou zijn geen stap dichter bij.


Dat de homeopathische benadering van KNO-problemen niet altijd zo onschuldig is, toont Maas zelf aan in zijn bijdrage aan het Leerboek Homeopathie. Hierin beschrijft hij de ‘genezing’ van een patiënte met keelontsteking als schoolvoorbeeld van een geslaagde homeopathische interventie. Patiënte kreeg als eerste medicijn Mercurius solubilis D6 (bereid uit een mengsel van verschillende kwikzouten). Daarop ontstond een ‘beginverergering’, zoals men bij elke infectieziekte waarneemt als men de patiënt in een vroeg stadium ziet. Homeopaten beschouwen die echter als een effect van de therapie en als het bewijs van een juiste geneesmiddelkeuze. De ‘beginverergering’ leidde tot een peritonsillair abces, dat niet werd geopend maar met Hepar sulfuris D30 (bereid uit oesterschelp en zwavel in een zodanige verdunning dat geen moleculen van de oorspronkelijke stoffen nog aanwezig waren) werd ‘behandeld’ totdat het spontaan openbrak en de patiënte geleidelijk herstelde. Hoe zijzelf de behandeling heeft ervaren, wordt helaas niet vermeld.



Bilthoven, november 2004


C.P. van der Smagt, rustend huisarts


Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.