Behandeling in het buitenland
Plaats een reactieLaatst gewijzigd: 6 november 2008 | |
Zaak | Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Rep.nr. D2007/167 |
Specialisme | Uroloog |
Uitspraak | Afwijzing klacht |
Klager | Patiënt |
Feiten | Prostaatcarcinoom – second opinion buitenland – casodex 150 mg – ongebruikelijke dosering – verzoek tot voorschrijven. |
Leermoment | De weigering medicatie voor te schrijven voor een therapie die in Nederland geen onderbouwing kent, kan aan een arts – die medisch verantwoordelijk is voor elk door hem uitgegeven recept – nimmer verweten worden. |
pdf/word | D2007/167 |
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag, rep.nr. D2007/167
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van A, klager, tegen B, uroloog, de persoon over wie geklaagd wordt, hierna te noemen de arts.
1. Het verloop van het geding
2. De klacht
3. Het standpunt van de arts
4. De beoordeling
5. De beslissing
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift is ontvangen op 27 september 2007. De arts heeft op de klacht gereageerd met een verweerschrift met bijlagen, waarna partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. Het College heeft de klacht op 1 april 2008 in raadkamer behandeld.
2. De klacht
In december 2006 trad bij klager een acute urologische bloeding op. Klager wendde zich tot de afdeling urologie van de arts. Pas na een maand kon klager zich op het spreekuur vervoegen bij de arts. De arts besprak de medische situatie met klager en maakte een afspraak voor een echografie een maand later. De echografie werd in een aparte ruimte op primitieve wijze uitgevoerd. Klager vertrok kort daarop met zijn echtgenote, die ook arts is, naar F voor een second opinion. In het ziekenhuis in F werd direct bij het eerste consult in de spreekkamer een echo verricht waarbij klager op het beeldscherm de verrichtingen kon volgen. In F werd klager behandeld voor een prostaatcarcinoom. Na terugkomst in Nederland kon klager pas na een maand weer terecht bij de arts. Het onderhoud met de arts verliep zeer onaangenaam. Klager overhandigde de arts het medisch verslag uit F en verzocht de arts een recept uit te schrijven voor medicatie die de oncoloog uit F had voorgeschreven. Dit verzoek werd niet gehonoreerd door de arts. Samenvattend is klager van mening dat de behandeling door de arts voor klager, die psychisch door de mogelijke kanker zeer kwetsbaar was, als zeer onplezierig en zeer onmenselijk werd ervaren. Daarnaast was er volgens de klager sprake van desinteresse bij de arts.
3. Het standpunt van de arts
De arts zag klager op 27 november 2006 voor de eerste keer op de polikliniek. Klager kwam zonder verwijsbrief nadat hij op 20 november 2006 een afspraak had gemaakt voor dit consult. Klager had sinds enkele weken last van hemospermie. Er was geen sprake van macroscopische hematurie. Er werden afspraken gemaakt voor bloedonderzoek, een echografie van de prostaat en een rectaal toucher. De arts merkt hierbij op dat de echoapparatuur die klager omschrijft als “primitief”, slechts drie jaar oud is.
Op 8 januari 2007 zag de arts klager wederom op zijn spreekuur. De uitslagen van de onderzoeken werden besproken met klager en teneinde een langdurige wachtperiode te voorkomen werd direct een afspraak voor een biopsie gemaakt die op 11 januari 2007 plaatsvond. De in het klaagschrift vermelde desinteresse herkent de arts in het geheel niet. Op 26 januari 2007 verscheen de echtgenote van klager - zij is zelf arts - zonder afspraak op het spreekuur van de arts. De arts heeft haar te woord gestaan en medegedeeld dat er inderdaad sprake was van een prostaatcarcinoom bij klager. Op 29 januari 2007 had de arts een gesprek met de klager en zijn echtgenote. De arts adviseerde verdere behandeling in de vorm van een botscan, een laparoscopische pelviene lymfklierdissectie, al dan niet gevolgd door in een opzet curatieve vorm van radiotherapie. Een aantal dagen later vernam de arts van klager dat hij voor een second opinion naar F vertrok. De arts gaf het PA verslag mee alsmede de diagnose in internationaal begrijpelijke bewoordingen. Pas op 19 september 2007 verscheen klager opnieuw op het spreekuur van de arts. Tot die tijd had de arts niets meer vernomen van klager, die inmiddels in F behandeld was met radiotherapie en hormonale therapie (Casodex 150 mg voor de periode van twee jaar). Klager verzocht tijdens dit consult niet de behandeling over te nemen maar een verwijzing te schrijven voor zijn verzekeringsmaatschappij, met welke hij een conflict had over de te vergoeden behandelkosten in F. De arts maakte klager duidelijk dat hij op eigen initiatief en niet op verwijzing van de arts naar F was vertrokken. De arts was wel bereid, na schriftelijke toestemming van klager, de medisch adviseur van de verzekeringsmaatschappij medische informatie te verstrekken. Klager was niet tevreden met deze uitleg. Vervolgens verzocht klager de arts het recept Casodex in de voor Nederland ongebruikelijke dosering voor te schrijven. De arts heeft klager uitgelegd dat deze vorm van hormonale therapie niet door het ziekenhuis werd uitgevoerd en het hormonale beleid bij bestraling van prostaatcarcinoom in overleg met zowel de oncologen als de radiotherapeuten werd opgesteld. Klager verliet na deze uitleg boos en verbolgen de spreekkamer van de arts.
De arts kan zich niet vinden in de door klager in zijn klaagschrift genoemde klachten en is van mening dat hij aan de normale procedure ten aanzien van de klacht hemospermie heeft voldaan.
4. De beoordeling
Samengevat klaagt klager over het trage verloop van het onderzoek, het niet willen voorschrijven van hormonale medicatie die door de oncoloog uit F was voorgeschreven en de desinteresse van de arts. Het College is van oordeel dat klager geen juiste voorstelling van zaken geeft. Uit het verweerschrift van de arts komt duidelijk naar voren dat klager snel is gezien door de arts en voortvarend de diagnose prostaatcarcinoom is gesteld. Van enige desinteresse is niet gebleken. De wachttijd tussen het eerste en tweede consult had te maken met de feestdagen en kan de arts derhalve niet worden verweten.
Vervolgens is klager uit eigen beweging voor een second opinion naar F vertrokken zonder de arts op de hoogte te houden van de eventuele behandeling dan wel het behandelingsplan. Na terugkomst in Nederland verlangt klager van de arts dat deze hem achteraf alsnog van een verwijzing voor het ziekenhuis in F voorziet en hem een recept geeft voor een (in Nederland) ongebruikelijke dosering van hormonale medicatie. Het College is van oordeel dat de arts terecht geweigerd heeft een verwijsbrief voor de verzekering te sturen daar klager geheel uit eigen beweging en niet op advies van de arts voor een second opinion naar F is vertrokken.
De weigering medicatie voor te schrijven voor een therapie die in Nederland geen onderbouwing kent kan de arts, die medisch verantwoordelijk is voor elk door hem uitgeschreven recept, nimmer worden verweten.
Het college komt tot de conclusie dat de klachten moeten worden afgewezen.
5. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
Wijst de klacht af.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 1 april 2008 door:
mr. M.A.F. Tan- de Sonaville, voorzitter, mr. C.C. Dedel- van Walbeek, lid-jurist, prof. dr. J.T. van Dissel, drs. A.J.F.M. Janssen, drs. D.G.A.J. Hakvoort-Cammel, leden-artsen, bijgestaan door mr. G.G.M.L. Huntjens, secretaris.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.
- Er zijn nog geen reacties