De voordelen van jongensbesnijdenis (4)
Plaats een reactieEinhorn kiest voor zijn verweer tegen mijn stellingname in de discussie over jongensbesnijdenis het wetenschappelijke denkraam, en vraagt om publicaties van wetenschappelijk onderzoek waarin is aangetoond dat de genoemde kenmerken van referentiekaders bij besneden mannen significant meer voorkomen dan bij een controlegroep (MC 43/2011: 2649).
Om te beginnen is deze vraag als zodanig onwetenschappelijk. Immers, in de wetenschap gaat het al sinds Popper niet meer om het bewijzen van je gelijk maar juist om het falsificeren van een hypothese. De hypothese die wetenschappelijk zou moeten worden gefalsificeerd, is juist de aanname van Einhorn zelf, dat er géén significant verschillende referentiekaders aantoonbaar zijn bij besnedenen.
Einhorn beweert verder dat besnijdenis minstens zo effectief zou zijn als een vaccin. Maar afgezien van de wetenschappelijke waarde van het onderzoek waarnaar hij verwijst, is er voor de toelating van een vaccin toch nog een voorwaarde? Moeten dan niet eerst nog ongewenste bijwerkingen aantoonbaar worden uitgesloten? En pleit Einhorn nu voor een vaccinatie van alléén joodse, islamitische en Noord-Amerikaanse jochies? Wat kan daar nu voor wetenschappelijke onderbouwing aan worden gegeven?
En zijn argument dat hij ‘In [zijn] huisartsenpraktijk met veel joodse, Amerikaanse- en islamitische patiënten ... nimmer een verstoord referentiekader tengevolge van een circumcisie heeft mogen diagnosticeren’ voldoet al helemaal niet als wetenschappelijke onderbouwing voor een heelkundige interventie aan penissen van baby’s of ‘gefriemel aan de piemel’.
Adosh van der Heijden, ethicus, Amsterdam
- Meer brieven
- Er zijn nog geen reacties